Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16418 resultaten - Pagina 32 van 1095

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[14] De eerste zegt: 'Ik weet wel waar je het over hebt; want ik was er toen ook bij. Hij zal ontzettend veel uitvluchten bedenken; daarvoor is hij dan ook redenaar en belangrijk tovenaar. Maar we moeten ons verstand gebruiken; en ons verstand waarschuwt ons nu en zegt: 'Ga, voordat je je helemaal aan de duivel overlevert!' En zo'n raadgeving van het verstand zullen we hopelijk toch wel opvolgen!? Of willen we ons echt aan de duivel overleveren? In Godsnaam, nee! Dat zij eeuwig verre van ons allen; want Abraham is onze vader, en diens Vader is God, en daarom laten we ons niet net als de heidenen door deze magiër beetnemen!'
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Omdat de uitgenodigden de vriendschap van de tollenaar zo beloonden, wendde deze zich tot Mij en vroeg: 'Heer! Wat moet er met die dwazen gebeuren? Ik wil hen goed doen, en daarvoor vervloeken ze mij! Kunt U mij ook zeggen, of God acht slaat op de vloek van zulke dwazen, tot nadeel van de door hen vervloekte!' ,
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik antwoord: 'O ja, maar niet tot nadeel van de door hen vervloekte, maar tot nadeel van de vervloeker in eigen persoon. Wie oren heeft om te horen, die hore! (Matth. 11: 15) Want Ik zal jullie vertellen, wat er echt met hen aan de hand is: Denken jullie, dat ze sabbat houden omdat Mozes dat voorgeschreven heeft? Of denken jullie, dat ze daarom vasten?
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Johannes, waarover gisteren zo veel gesproken werd, en over wien Ik een waar getuigenis gaf, kwam en leefde zo streng dat hij behalve sprinkhanen en wilde honing, die hij met zeer veel moeite uit de holen der aarde haalde, bijna niets at en dronk; en dezen en anderen van dat gespuis zeiden hem in zijn gezicht, dat hij door de duivel bezeten was (Matth. 11: 18), die hem 's nachts eten bracht en in leven hield!
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zeg jullie: De juistheid van die wijsheid moet door hun kinderen worden aangetoond! (Matth. 11: 19) Dat wil zeggen dat zij de juistheid van hun aan ons verkondigde wijsheid aantonen door hun eigen kinderen dwazen te noemen; maar dat ook de juistheid van Mijn wijsheid wordt aangetoond, omdat hun kinderen Mijn wijsheid aannemen en erkennen. Zo is dan de juistheid van beide soorten wijsheid, de verkeerde en de goede, voldoende aangetoond.' .
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Na Mijn strafrede kregen velen een visioen en zagen, hoe het op de jongste dag zal vergaan met zulke steden; die door Mij vervloekt zijn, en zij zagen Mijn gestalte in de wolken en uit Mijn mond kwam een vloek en deze trof de vervloekte steden!
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Door deze laatste woorden worden allen bevangen door een grote vrees. Want onder de Mij steeds volgende leerlingen waren er nu al veel, die niet meer twijfelden aan Mijn goddelijkheid; en juist deze werden het meest door vrees bevangen.
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg; 'Vrees niet, want je hebt niets te vrezen! Wie zo leeft en doet als jij, die zal reeds hier of in het hiernamaals tot het eeuwige leven gewekt worden; en ieders jongste dag is dan, wanneer hij door Mij gewekt wordt tot het eeuwige leven, hier of in het hiernamaals.
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik kan dit zeggen en doen; want Ik zeg je; Alle dingen zijn door de Vader in Mijn hand gegeven! Maar niemand kent Mij, de Zoon, behalve de Vader; en zo ook kent niemand de Vader dan alleen maar de Zoon, en na Hem degene aan wien de Zoon het wil openbaren. ' (Matth. 11;27)
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: ' Jullie kennen Mij weliswaar voor zover Ik Mij aan jullie geopenbaard en getoond heb. Maar jullie missen nog veel. Pas wanneer jullie de Vader zult herkennen, zul je ook Mij helemaal kennen, en dat zal gebeuren wanneer Ik van deze aarde weer naar Mijn hemelen zal zijn opgevaren. Vanaf dat moment zal de Vader jullie naar Mij optrekken, zoals Ik jullie nu naar de Vader trek. En wie niet door de Vader getrokken wordt, die zal niet tot Mij, de Zoon, komen. Waarlijk Ik zeg je; In die tijd zal iedereen van God Zelf moeten leren Wie de Zoon is. En wie niet door God zal zijn geleerd, die zal niet tot de Zoon komen en zal niet het eeuwige leven in Hem hebben.
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De ondervraagden gaven echter allemaal dezelfde beschrijving van wat ze gezien hadden. Daar keken de Farizeeën raar van op en ze begonnen onder elkaar vragen te stellen en zeiden; 'Hoe kan dat, hoe is het mogelijk dat ze allemaal op hetzelfde ogenblik hetzelfde visioen hebben gehad? Hoe kan een magiër alleen bij een paar mensen een visioen te weeg brengen en de anderen er buiten laten? Waarom zagen alleen zijn volgelingen iets, en waarom zagen wij niets? Nu zijn wij, getrouwe volgers van Mozes, door hem, die toch ook Jood wil zijn, verdoemd -en hoe! , zoals blijkt uit de beschrijving van het visioen. Maar van zijn kant bezien zou het toch veel raadzamer geweest zijn als hij ons het visioen had laten zien, zodat we daarna uit angst zijn leerlingen zouden zijn geworden. Maar hij is slim en laat ons zo'n spektakel niet zien; want hij is bang dat wij het direct zouden herkennen en het dan bij de juiste naam zouden noemen, en daardoor misschien vele van zijn aanhangers de ogen zouden openen zodat deze dan zouden zien wie hun beroemde meester was! We moeten tegen deze steeds gevaarlijker wordende mens strengere maatregelen treffen, anders groeit hij ons heel snel boven het hoofd, en dan komen de Romeinen en bezorgen ons allen een onprettige dood!'
Hoofdstuk 150: De bestraffing van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Een Farizeeër zegt: 'We mogen je niet uit het oog verliezen, want we zijn daarvoor door onze overste over je aangesteld!'
Hoofdstuk 150: De bestraffing van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Daar worden ze door de leiders van de Farizeeën heel naarstig ondervraagd over wat ze allemaal gezien, gehoord en beleefd hebben. Maar zij houden hun mond en durven niet te praten; want ze hadden veelontzag voor Mij gekregen en waagden voorlopig niets tegen Mij te ondernemen.
Hoofdstuk 150: De bestraffing van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kisjonah zei ook: 'Nu zijn al mijn wensen vervuld. Bij alles wat ik heb, en bij deze berg die mijn aards bezit is, ik zou de helft van al mijn bezittingen geven als ik nu een paar van de belangrijkste Sadduceeën en Essenen, die niet geloven in een leven na de dood van het lichaam, hier kon hebben! Wat zouden deze wijzen hier hun neus aan de geestenwereld stoten! Zelf was ik eens al helemaal door hun leer gegrepen, maar ik liet deze geleidelijk aan weer los, omdat een toch wel behoorlijk griezelige verschijning van mijn vader mij gelukkig uit de droom hielp.
Hoofdstuk 152: De geestenwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kijk, net als jouwaarde, is ook onze maan een wereld! Jouw aarde is rond; en onze maan is dat ook. Jouwaarde wordt steeds maar voor de helft door de grote zon beschenen, en onze maan ook. Bij jou duurt de nacht gemiddeld ongeveer dertien van jullie korte uren, en je aardse dag is ook ongeveer even lang; op de maan echter duren zowel de nacht als de dag ongeveer veertien aardse dag en nachtlengtes, en daardoor ziet je oog vanaf je aarde de voortdurende wisseling van het licht op de maan, - en dat is een groot verschil tussen de maan en jouw zoveel grotere aarde.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...