Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2225 resultaten - Pagina 32 van 149

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[14] Wel, dit binnenste vuur van de zon is dus hetzelfde als de Vader in Mij, en Ik ben het licht en ook het vuur dat voortdurend uitstroomt uit het centrale vuur, waardoor al het bestaande werd geschapen, leeft en bestaat. Zo ben ik dus in Mijn huidige bestaan het uiterlijk zichtbare en naar buiten toe werkzame van de inwendige Vader in Mij, en op die wijze is alles van de Vader van Mij, en andersom al het Mijne van de Vader , en Ik en de Vader moeten noodzakelijkerwijs volkomen één zijn, alleen met dit verschil, dat in het binnenste vuur altijd een dieper weten en kennen voorhanden moet zijn dan in het uitwendige licht, dat door het innerlijke vuur slechts in die mate geactiveerd wordt waarin dat noodzakelijk is.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Alleen, als ik mij in gedachten verplaats naar het begin van alle tijd en eeuwigheid, dan moet ik mij voorstellen dat al het geschapene dat bestaat, alle oorspronkelijke aartsengelen, alle hemelen, alle werelden -zoals zonnen, aarden, manen, al de sterren, die volgens Uw uitleg ook niets anders zijn dan zonnen, aarden en hun manen, die wij stervelingen met onze lichamelijke ogen vanwege de te grote afstand weliswaar nooit kunnen zien -, toch eens een begin gehad moeten hebben, omdat anders de mogelijkheid van hun bestaan, in ieder geval voor mij, eigenlijk niet denkbaar zou zijn! Want in bepaalde, positieve verhoudingen stel ik het mij als volgt voor: Iets, een wezen, ding of zaak zonder enig begin, kan eigenlijk ook helemaal niet bestaan! Of zou een ding wel uit het niets kunnen ontstaan wanneer U, als Schepper, dat nooit gedacht heeft? !
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Dus moet iets wat bestaat, zoals bijvoorbeeld een centrale oerzon, toch eens binnen Uw graduele orde door U gedacht zijn, voor zij, natuurlijk pas daarna, als een concrete oerzon in haar sfeer begon te werken. Maar zij zou volgens mijn verstand niet bestaan als U vooraf ook niet één atoom van haar wezen gedacht zou hebben! Kortom, zij zou er niet kunnen zijn, als zij nooit begonnen was te bestaan! Zij kan wel aeonenmaal aeonen eeuwen oud zijn, ook nog wel duizendmaal duizend eeuwen ouder, maar dat maakt niets uit; als zij er onweerlegbaar is, dan moet zij ook eenmaal met haar bestaan begonnen zijn. Wanneer, dat is om het even en iets waarom men zich verder helemaal met hoeft te bekommeren!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] In deze dus noodzakelijk eeuwige, oneindige ruimte moet dan toch ook die oereeuwige kracht aanwezig geweest zijn, die de oorzaak is van de oneindige uitbreiding van de ruimte, die eeuwig steeds maar doorgaat, zonder welke de ruimte niet denkbaar zou zijn, terwijl die kracht net zo min zonder de ruimte denkbaar zou zijn. Deze kracht kan er maar e e n zijn, zoals de ruimte er ook maar e e n is; zij moet in zichzelf eveneens een centrum en in zekere zin een zwaartepunt hebben, evenals de oneindige ruimte zelf. Omdat de ruimte er als zodanig is, moet daarin ook het oneindige en dus meest vrije bestaan als zichzelf voelend tot uitdrukking komen; want hoe zou zij kunnen bestaan, als zij niet in haar volkomen vrijheid waar zou kunnen nemen dat zij bestaat?!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] De AANVOERDER zegt: 'Ja, Heer, alles is mij nu duidelijk en mijn ziel voelt zich nu alsof zij overal in thuis is! Maar ik merk bij Uw leerlingen dat zij vrijwel allemaal dit beeld van de drie soorten spiegels bepaald niet goed schijnen te begrijpen! Ik dank U innig voor Uw uitleg, die aan al mijn levensgevoelens volkomen beantwoordt; maar zoals gezegd, ik vind het onaangenaam om te zien, dat juist diegenen die dit alles het best zouden moeten begrijpen omdat zij oorspronkelijk tot het kindschap geroepen zijn, dit alles het minst schijnen te begrijpen!"
Hoofdstuk 15: De Heer troost de Nubiërs, die niet zijn geroepen tot het kindschap van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Behoorlijk geschrokken van de krachtige taal van.de opperstadhouder zegt ROCLUS: 'Heer, heer, heer! Wij zijn het niet zelf die aanspraken wilden laten gelden, maar wij zijn slechts vertegenwoordigers van degenen die in de verwoeste stad in volle ernst een jammerlijk bestaan lelden. Wij hebben al veel voor hen gedaan, en de hele stadsgemeente, die nu totaal verarmd is, heeft ons slechts uit dankbaarheid al de omliggende gronden volledig in eigendom gegeven, en tegen ons gezegd, dat ook deze gronden aan de zee hun gemeentelijk eigendom waren!
Hoofdstuk 16: De deputatie uit Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] De werken van de mensen zijn eigenlijk slechts na-aperij en bestaan slechts uit grove, uiterlijke voortbrengselen, die iedere eigenlijke, innerlijke, reële waarde missen. De mens kan weliswaar uit alle mogelijke kneedbare stoffen een soort bijenwascellen namaken, ja hij kan ze ook natekenen en naschilderen, -maar wat een plompheid spreekt daaruit, nog afgezien van de stof waaruit de bij haar cellen bouwt! Het schijnt trouwens dat de natuur zich met de mensen als het ware een scherts veroorloofd heeft! Hij is kennelijk in het bezit van een veelomvattende intelligentie en ook beseft hij wat ware volmaaktheid is; maar ook al doet hij zijn uiterste best, hij bereikt deze toch nooit of te nimmer!
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Ja, jullie zullen eeuwig steeds maar door nieuwe wonderen Ieren kennen en daarmee om Ieren gaan, maar het einde daarvan toch eeuwig nooit en nimmer bereiken, -hetgeen jullie jezelf gemakkelijk kunnen verklaren als je erover nadenkt, of het mogelijk zou zijn zo lang door te tellen tot je aan het eind van de getallen komt! Daar Ik echter geestelijk van eeuwigheid eeuwigdurend als één en dezelfde God besta, denk, wil en handel, en werkzaam ben door Mijn liefde en wijsheid, die altijd dezelfde blijven, en die zichzelf na iedere scheppingsperiode, doordat het werk voor alle toekomstige eeuwigheden volmaakt gelukt is, natuurlijk ook volmaakter en nog zuiverder gelukkig moeten voelen, dan kunnen jullie die verstandiger zijn wel op je vingers natellen, dat Ik, zoals de Vader nu in Mij en uit Mij spreekt, tot aan de huidige scheppingsperiode zeker niet in het een of andere oneindigheidspunt in de eeuwige ruimte een soort winterslaap heb gehouden! Laat een scheppingsperiode vanaf haar oerbegin tot aan de complete, uiteindelijke geestelijke voleinding duizendmaal duizenden aeonenmaal aeonen van duizendjarige cycli duren, dan is zo'n scheppingsperiode toch niets vergeleken bij Mijn eeuwige bestaan, en haar expansiegrootte die jullie onmetelijk vinden, is wat ruimte betreft niets in de oneindige ruimte!
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Nee, Mijn vriend, domheid is dat bepaald niet, maar een voor dit aardse leven wat te ver en te diep gravende nieuwsgierigheid; want zolang de ziel niet volledig één geworden is met Mijn geest in haar, kun je zulke zaken onmogelijk diep genoeg vatten en begrijpen. Als je binnenkort ook de geestelijke wedergeboorte bereikt en aan gene zijde in het rijk van God zelfs geestelijk als een volmaakt wezen zult bestaan, zul je wel veel tot op de bodem begrijpen, maar natuurlijk alleen maar in zoverre dat betrekking heeft op deze tegenwoordige scheppingsperiode, binnen wier orde iedere eerdere bestond en nu, voltooid in geestelijke vorm, nog steeds voort bestaat. Maar toch bestaat er tussen deze en alle voorgaande scheppingsperioden, evenals tussen deze aarde en alle talloze andere hemellichamen binnen de oermens der schepping, een enorm groot verschil.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Mijn dienaar vroeg het wakkere mannetje, hoe het komt dat er zich, ondanks al hun ijver, toch nog steeds krokodillen in de rivier ophouden en gedijen. Toen zei het mannetje heel serieus: 'De grote natuurgeest wil dat de krokodillen in deze rivier nooit helemaal uitgeroeid zullen worden; want ook hun bestemming is, de aarde en haar bewoners van nut te zijn. Maar de overhand krijgen mogen zij niet, daarom zijn wij er om hun toename binnen de juiste perken te houden. De grote geest heeft dat alles op deze wijze manier geregeld en zo moet het allemaal gebeuren, opdat het ene leven in het andere zijn vervolmaking kan vinden. De overgangen zijn steeds bitter, maar daar tegenover staat dan een aangenaam hoger bestaan! ,
Hoofdstuk 259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] RAPHAËL zegt glimlachend: 'Enig idee heb je er wel van gekregen; maar met jouw 'noodzakelijke gevolgen' en met onze 'noodzakelijke voorzieningen' en 'langdurige voorbereidingen' zitje er glad naast, -waarvan een paar duidelijke voorbeelden je meteen helemaal zullen overtuigen! Kijk hier eens rond, bepaal een plaats, en eis van mij volkomen willekeurig, waar en wat voor soort boom of bomen, volgroeid en rijk beladen met rijpe vruchten, je wilt hebben! Of wil je verschillende soorten? Kortom, zeg het, dan zullen zij ook onvoorzien en onvoorbereid blijvend aanwezig zijn, en duizend jaar zal niet in staat zijn de sporen van hun bestaan volledig uit te wissen! Dus laat horen wat je wilt, dan zul je direkt een waarachtig wonder zien dat nog nooit op een of andere wijze voorbereid en voorzien is"
Hoofdstuk 3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] RAPHAËL zegt: 'Zei ik je dan niet dat dit allemaal, dat wil zeggen alles wat hier stevig gebouwd is, in duizend jaar niet volledig zal vergaan? Alleen de verschillende vruchtbomen, de edele struiken en planten, evenals de vijf schepen zullen niet zo lang blijven bestaan; maar het metselwerk zal behoorlijk lang, ja zeer lang standhouden! Ook zelfs na tweeduizend jaar zullen daarvan nog sporen te vinden zijn; maar natuurlijk zal dan niemand meer in bovenaardse bouwers van deze muren geloven. Zelfs in deze tijd zullen de dichtstbijzijnde buren, wanneer zij dit alles zullen zien, zeggen, dat dit allemaal door de aanwezige Romeinen is gebouwd, want veel sterke handen brengen ook wonderen teweeg! Spreek de wereldse mensen echter niet tegen, want als er in een land tienmaal tien maal honderdduizend mensen op de huidige wijze leven, dan zul je over het geheel nauwelijks vijfduizend mensen aantreffen die dat na veel uitleggen redelijkerwijs van je zouden aannemen. Aan blind geloof zou jij echter niets hebben en wij hemelgeesten nog minder. Het is ook helemaal niet belangrijk of er veel of weinig mensen geloven; want de Heer kwam alleen maar vanwege Zijn geringe aantal kinderen op de wereld en niet vanwege de wereldse mensen. En zo zal het blijven tot aan het einde van deze wereld en haar tijden!
Hoofdstuk 5: Kinderen van de wereld en kinderen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Men kan daarom gevoeglijk de volgende regel zo vaststellen, dat men zegt: Hoe geordender en volmaakter een werk is, des te volmaakter is ook de kracht die dat werk voort heeft gebracht, die men 'ziel' of ook 'geest' noemt. Men kan dus logischerwijs het bestaan van een geest of haar capaciteit aflezen aan haar produkten of werken.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Ja, menigeen drijft het in zijn angst zo ver, dat hij de mogelijkheid van het bestaan van een wezen dat hem vriendelijk gezind is volkomen uitsluit, zich voor iedereen afzondert en een complete vrek is, die alles voor zijn bescherming bij elkaar graait en niemand naast zich duldt! Hij omgeeft zijn huis met hoge, dikke muren; zijn schatten bergt hij op in ijzeren kisten en begraaft ze bovendien vaak onder de grond, gewoonlijk op zo'n plaats waar mensen waarschijnlijk nooit zullen komen.
Hoofdstuk 26: Cyrenius bejegent Roclus als vriend. De oorzaak van het verval van het priesterschap - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Eeuwigheden bestond ik niet; voel ik soms enige droefheid omdat ik er niet was? Dus zal ik, als ik weer volledig niet besta, om dit dwaze bestaan beslist nog minder iets van hinderlijke droefheid voelen. Ik houd het volledig niet-bestaan voor de meest gelukkige toestand van een mens die eens was; het zich aanwezig voelen is zelfs in de gelukkigste toestanden op zichzelf al slechter, omdat met het gelukkige bestaan ook de vrees bestaat, of gemakkelijk in een ongelukkig bestaan te kunnen geraken, of eens door de dood wis en zeker de gelukkige toestand te moeten verliezen.
Hoofdstuk 31: Roclus prijst de goddeloosheid en het niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...