Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 33 van 132

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[3] En zo was dus dit kleine plaatsje waar we zojuist aankwamen naamloos, en hoefde er dus ook nog geen belasting betaald te worden. Deze omstandigheid werkte ook vaak in ons voordeel; want de bewoners van zulke nieuwe of beter gezegd belastingvrije plaatsen waren veel vrijgeviger en toegankelijker. En zo was het ook hier weer het geval. We kwamen precies tijdens zonsondergang op de vooravond van de sabbat in dit waarlijk zeer verborgen plaatsje aan.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zeg: 'Zie, juist om die reden ben Ik nu naar jou toegekomen; want Ikzelf ben die knaap die het toen in de tempel de oudsten, Farizeeën en schriftgeleerden flink lastig heeft gemaakt! En nu je dit weet zal het je ook heel gemakkelijk duidelijk worden, waarom Ik meteen bij Mijn komst tegen je zei: 'Vrede zij met je en je huisgenoten! Gods rijk is nabij gekomen!' Maar morgen zullen we hierover pas verder spreken! Laat nu echter voor ons goede slaapplaatsen klaarmaken, opdat we van onze kleine vermoeidheid herstellen en morgen weer daadkrachtig zijn!"
Hoofdstuk 263: Barnabe herinnert zich de twaalfjarige Jezus in de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar er was ook nog een andere reden voor het feit dat kleine plaatsen daar vaak geen naam hadden en dat was de volgende: Om het koloniseren en cultiveren van de onherbergzame en woeste streken te vergemakkelijken en sneller te laten verlopen was het bij de Romeinen gebruikelijk, dat een nieuwe kolonisatie met de bijbehorende nieuw gebouwde plaatsen gedurende twintig, dertig, veertig tot vijftig jaar geen belasting hoefde te betalen, al naargelang een streek meer of minder tijd nodig had voor de volledige cultivering. Wel, dat de joden en Grieken, die nooit bijzonder goede vrienden van het betalen van belastingen waren, deze humane Romeinse wet zeer in hun voordeel wisten uit te buiten, zal zeker niemand ook maar enigszins betwijfelen. Daarom gaven ze een nieuw gebouwde plaats geen naam, en als een Romeinse commissaris hun er ooit naar zou vragen, zou de plaats pas tien jaar oud zijn, ook al had deze er al meer dan een halve eeuw op zitten. Nadat zo'n plaats dan door een commissaris bezichtigd was kreeg hij een nummer maar nog geen naam; pas vanaf dat moment werd de nieuwe plaats na het verstrijken van de wettelijke temlijn belastingplichtig en kreeg een naam.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Onderweg zei DE WAARD: 'Heer en Meester! Zou U het niet prettig vinden als we over deze kleine hoogte en derhalve via een kleine omweg naar huls hepen? Want vanaf deze hoogte geniet men waarlijk een buitengewoon heerlijk uitzicht; men kan daar zelfs ook Jeruzalem zien, ook een deel van de Zee van Galilea, en bij zeer helder weer kan men zelfs de grote Griekse Zee zien! Als U het zou willen, Heer, zou ik U nu graag deze plek laten zien, die voor mij een echte plaats van zaligheid is!"
Hoofdstuk 266: Het geestelijk zien. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zeg: 'Dat wil Ik graag doen; want ook Ik ben een vriend van de bergen en de zeer wijdse uitzichten, laten we daarom deze kleine hoogte bestijgen!"
Hoofdstuk 266: Het geestelijk zien. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Allen waren verbaasd over de geweldige pracht van de hemel en de waard vroeg Mij wat deze talloos vele, grote en kleine sterren toch waren. En Ik legde het hen net zo uit als Ik dat ook al bij andere soortgelijke gelegenheden gedaan heb; Ik deed hier zelfs nog meer.
Hoofdstuk 275: Een blik in de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[23] Toen gingen allen eindelijk aan tafel en aten en dronken nog eer de zon was ondergegaan. En toen zij gegeten en gedronken hadden, nam Ik hen allen mee op een kleine heuvel achter het huis van Lazarus, waar wij veel bespraken, waarover in het navolgende iets verteld wordt.
Hoofdstuk 6: De bekentenis van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Datzelfde teken werd ook bij. de andere zes poorten van de stad verricht, want de oude stad van David had zeven poorten, waaronder drie grote en vier kleine. Bij de laatste, grote poort werden wij echter door drie passerende Farizeeën aangehouden en terechtgewezen, omdat het met paste zoiets op een sabbat te doen.
Hoofdstuk 23: De Heer en de Zijnen in Bethlehem. Genezing en verzorging van veel zieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Je zult wel eens vliegende sterren hebben gezien. Sommige daarvan zijn niet zelden zo groot dat men ze een kleine aarde zou kunnen noemen. Het is stof van werelden dat op velerlei wijze door onderaards losgebroken stormen vanaf de zonnewerelden in de grote etherruimte geblazen is, en door de sterke aantrekkingskracht van zo' n zonnewereld langzaam maar zeker weer terug valt naar waar het weggewaaid is, tenzij het bijvoorbeeld te dicht bij een ander hemellichaam gekomen is en daardoor aangetrokken werd, wat echter niet zo vaak gebeurt.
Hoofdstuk 29: De mate van kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE VISSERS antwoordden: 'Misschien een paar kleine vaatjes vol; maar wat is dat voor twintig vissersschepen en dubbel zoveel kleine boten?!'
Hoofdstuk 34: Een grote visvangst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] En zo verstreek de halve winter met allerlei nuttige lessen en kleine daden, die voor niemand zo belangrijk zijn dat ze hier speciaal vermeld moeten worden omdat dat alles meer te maken had met het welzijn van het aardse burgerlijke leven.
Hoofdstuk 34: Een grote visvangst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] De leerlingen namen de grootste korven en verzamelden de overgebleven brokken bij allen die daar te eten hadden gekregen, en zij vulden daarmee -let wel -van die vijf kleine gerstebroden, twaalf grote korven tot de rand. (Joh. 6, 13)
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Nathanaël zei evenwel, dat Ik toen voornamelijk over het kwade van de ergernis bij kleine kinderen gesproken had.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Mochten er echter tijdens die paar dagen dat wij hier zijn toch nog enkelen meer inlichtingen over Mij komen vragen, vertel hun dan niet te veel over Mijn tekenen en vooral niet over die welke geheim moeten blijven, maar geef slechts aanduidingen; vertel hun echter vooral wat zij moeten doen om het eeuwige leven te verkrijgen. Zijn ze daar niet tevreden mee, laat hen dan gaan; want het is niet goed om edele parels als voer voor de zwijnen te gooien. Wie het kleine niet eert, is echt het grote niet waard!
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Je ziet de bloesem aan de boom; maar van de groeiende vrucht zie je tijdens de bloeitijd weinig of niets. Pas wanneer de bloesem is afgevallen, wordt een heel klein vruchtbeginsel zichtbaar. Maar in de vrucht moet toch ook het zaad met de levenskiem groeien; waar is dat echter in dat eerste kleine vruchtbeginsel te ontdekken?! Alles lijkt er nog één en hetzelfde te zijn. Het vermogen ligt er al wel in, maar jij kunt het nog lang niet onderscheiden van alle andere levenloze delen, waarin geen levenskiem rijpt. Als de vrucht echter tot volle rijpheid komt, zul je gemakkelijk en zonder enige moeite de zaadkorrel ontdekken.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...