Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 33 van 195

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[6] Maar het was altijd al zo en het zal ook waarschijnlijk nog altijd zo blijven, dat de zuivere waarheid nooit algemeen ingang kon vinden omdat in de loop van de tijd haar di rekte dienaars, door lage belangen geleid, haar zelf de weg afsneden, haar in een labyrint zetten en de aanvankelijk geheel rechte en open weg in duizend en meer bochten wrongen, die, omraamd en omgeven door duister metselwerk, de zoeker nooit het centrum lieten vinden waar de oude tempel van de waarheid stond.
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Kijk eens naar welke dienaar dan ook die erg goed beloond wordt! Hij heeft vrijwel alles wat zijn schatrijke heer heeft. Hij kan de beste spijzen genieten en wijn drinken van de gastvrije tafel van zijn heer. Als zijn heer reizen maakt over water of land, neemt hij zijn dienaar mee, en waarvan de heer geniet, daarvan geniet zijn dienaar ook. Maar toch is het genieten van beiden verschillend.
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Ja, bleven Uw heilige woorden ook maar zo muurvast in ons geheugen! Maar bij mij was mijn geheugen helaas nooit mijn sterkste kant. De hoofdzaak echter, dat is de kern, onthoud ik wel! Maar datgene wat U ons nu verteld hebt, ligt ver buiten elk menselijk begrip en hoewel ik wel vrij aardig begrijp wat daarmee bedoeld wordt, komt het geheel me toch voor als een heldere droom en het zal me moeite kosten het thuis aan mijn huisgenoten zo duidelijk mogelijk uiteen te zetten. Mijn geheugen kan niet alle punten zo woord voor woord bewaren zoals ze door Uw heilige mond zijn uitgesproken."
Hoofdstuk 179: De herinnering van Cornelius aan de geboorte van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] OURAN zegt: "Ik dank U voor deze belofte, die nu al bijna geheel in vervulling is gegaan. Mijn tenten, die zelfs bij de grootste wolkbreuk geen druppel water doorlaten, staan nu allen ten dienste die daarvan gebruik willen maken. Zelf zal ik echter ook bij U, o Heer, bulten blijven.
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Vissen springen uit het water om de laagvliegende muggen te vangen; Ook vermeit zich een steeds groeiende zwerm zeemeeuwen en zwaluwen boven de wateroppervlakte en helpt de vissen om het aantal muggen te verminderen. Het water wordt op verschillende plaatsen erg onrustig en hoog in de lucht dwarrelen de wolken steeds dichter en wanordelijker door elkaar. In het westen is ononderbroken het rollen van de donder te horen en de stormvlagen boven de volle zee beginnen met hun vreesverwekkende razende en loeiende strijd.
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] MARCUS zegt: "Dat is allemaal mooi en goed, maar waarvan zullen de arme mensen nu moeten leven? Want U ziet toch wel dat de onophoudelijke hagel alles totaal verplettert en het stromende water alle aarde in zee spoelt! En duizenden mensen en huisdieren worden nu gedood en zij die het leven ervan afbrengen, zullen naderhand zeker aan de hongerdood zijn overgeleverd! Dat is toch een wel wat al te harde en zware bestraffing met de allerdikste tuchtroede ter wereld!"
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Kijk eens naar je tuin en je kleine akkers. Noch het water noch de hagel beschadigt daar ook maar iets. Maar kijk dan eens naar de rest van de omgeving en je zult daar zo'n verwoesting vinden, als je niet zo gauw ooit eerder hebt meegemaakt!
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[24] IK zeg: "Niets, dan dat jij en je broeders allemaal blinde vissen zijn in troebel water! Zeg Mij eens wat jullie, terwijl Ik zo duidelijk bij jullie was, onder de tafels en banken gejaagd heeft!"
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Na Mijn woorden verlaat de engelogenblikkelijk ons gezelschap, maakt een boot los -die vol met water stond, maar dat had Raphaël al gauw tot de laatste druppel over boord -en voer daarop als een pijl zo snel de geweldige orkaan tegemoet en bereikte in een paar ogenblikken het in nood verkerende schip.
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] RAPHAËL zegt: "Met deze wind niet, maar omdat de regen en de storm zeker nog een klein half uur kunnen aanhouden en u eerst nog de hoge branding doormoet, waar u reddeloos verloren zou zijn, kwam ik, de ervarenste en moedigste loods, om u en uw schip in veiligheid te brengen. -Staat er veel water in het schip?"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] De storm neemt nu echter weer af en ofschoon de hagel is opgehouden, valt de regen nu zo dicht uit de hemel, dat het water zich op de vlakke bodem meteen tot halve manshoogte verzamelt en dan met verschrikkelijk kabaal wegstroomt, zodat zelfs de zee de geweldige toevloed begint te bespeuren, wat toch echt geen kleinigheid is. Huizen, bomen en duizenderlei andere zaken spoelen naar zee. Ook veel vee, zoals kippen, alle soorten vogels, die door de hagel gedood zijn, ontelbare varkens, ezels, koeien, ossen, schapen, geiten en hazen, reeën en herten krijgt de zee te verwerken en het zeer grote aantal vissen, dat deze binnenzee herbergt, zal zich daaraan tegoed doen, er zeer vruchtbaar van worden en zich zeer vermeerderen. Dat zal dan een goede schadeloosstelling zijn voor de arme Joden, die hier toch al niets verliezen konden, omdat zij weinig of niets bezaten. De weinige welgestelden waren in hun hart echter al tamelijk Grieks hard en gevoelloos geworden en het zal hun ziel zeker niet schaden, zich nu ook net als de anderen te gaan bezighouden met vissen en bedelen.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar na een paar tellen is het in hun schip binnengedrongen water tot de laatste druppel verdwenen en de schippers zeggen tegen de vriendelijke loods: "Maar dat is toch wel heel merkwaardig! Kijk eens, nobele jonge loods, wij vergisten ons zoëven, er is geen druppel water in ons goed overkapte schip gedrongen! Eerst meenden wij vreemd genoeg wel water in ons schip te ontdekken, maar dat zal wel een vergissing geweest zijn ten gevolge van onze begrijpelijke angst, want nu ontdekken we nergens ook maar een druppel water, wat toch echt wel wat merkwaardig is. Ja, ja, alles wat de Heer doet, is altijd wel een wonder, maar het is toch wel wat vreemd dat nu bij deze regenvloed geen druppel water in onze overdekte boot te vinden is en uw open boot nauwelijks nat is!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Bij dit bericht zetten de REIZIGERS een heel bedroefd gezicht en zeggen: "Vriend, in dat geval zullen wij ook hier heel weinig kunnen afhandelen, ondanks de hier aanwezige allerhoogste wereldlijke en geestelijke heren! Want wij hadden belangrijke handelsbetrekkingen met de Griekse kooplieden van deze stad en zij hebben veel bij ons besteld, maar de gehele laatste levering moeten ze nog betalen! Hoe krijgen we nu ons geld?
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Weliswaar zal men hier en daar zeggen en oordelen: Ja, ja, het is nu wel mooi om over de deugd der vrijgevigheid te preken en de gierigheid als een afschuwelijke zonde voor te stellen, maar wie kan er eigenlijk wat aan doen, dat de ene mens in zichzelf een overwegende drang tot overvloedige vrijgevigheid heeft en een ander daarentegen ontzettend gierig is?! Bij beiden hangt het af van hun innerlijke liefde, waar het een uiterlijk verschijnsel van is. Daaruit ontspruit voor elk van hen een zaligmakend gevoel, dat zowel de een als de ander voor zichzelf houdt. De eerste zou echter treurig worden als zijn bezit niet overvloedig genoeg is om zijn arme medemensen gelukkig te maken en de tweede wordt treurig als hij niet zoveel ontvangt als hij wenst -maar zelfs verliest! Het is toch zo dat dit alles al oorspronkelijk in de aard van de mens aanwezig is en daarom kan er toch eigenlijk geen zonde of enige ware deugd zijn. Voor de gierigheid is de vrijgevigheid een zonde -en voor de vrijgevigheid is dat in gelijke mate de gierigheid. Kan het water er wat aan doen dat het zo'n zachte en meegaande natuur heeft en wie zou de steen kunnen verdoemen vanwege zijn hardheid?! Het water moet zo zijn als het is, en zo moet ook de steen zijn zoals hij is.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Als een tuinman twee vruchtbomen in zijn tuin zet en ze naar behoren verzorgt, -zal het hem dan niets doen, als alleen de ene boom vruchten draagt, maar de andere, die van hetzelfde ras is en in dezelfde grond staat, dezelfde regen en dauw, dezelfde lucht en hetzelfde licht als voedsel heeft, helemaal geen vruchten, ja zelfs geen voldoende blad draagt om schaduw te geven? Dan zal de oordeelkundige tuinman zeggen: 'Dat is een ontaarde, zieke boom, die alle sappen voor zichzelf gebruikt. Wij zullen eens zien of hij niet te helpen is!' Dan probeert de tuinman alle hem bekende, doeltreffende middelen en als al deze middelen tenslotte niets helpen, zal hij de onvruchtbare, ontaarde boom rooien en op diens plaats een andere zetten.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...