Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 33 van 111

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[3] En als het op de aarde dan ooit echt flink tekeer begint te gaan, dan zul jij in Mijn rijk grote vreugde hebben en zeggen: 'Nou, eindelijk laat de Heer vanwege de ten hemel schreiende ongerechtigheid der mensen ook op de materiële aarde weer eens Zijn tuchtroede voelen!' En je moet ook niet vergeten, dat Ik het nooit heb laten ontbreken aan mannen die van Mijn geest vervuld zijn, ook niet onder de onwetendste heidenen! Er gingen nooit vijftig jaar voorbij, -of er waren weer mannen die de mensen de juiste weg wezen! Thans kwam Ikzelf als mens op deze aarde, die voor het grootste is bestemd; na Mij zullen er steeds tot aan het eind van de wereld mannen gestuurd worden naar de kinderen van de wereld en deze zullen ook steeds velen bekeren tot het ware licht.
Hoofdstuk 110: De toekomstige teistering van de aarde. De kinderen van God zullen geborgen zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Wordt dus als verbreiders van Mijn leer nergens en nooit zwak voor welk oud voorschrift dan ook, niet eens in de keus van spijzen; want wat met mate en doelmatig door de mond naar binnen gaat, verontreinigt de mens nooit; maar alleen datgene verontreinigt de mens, wat vanuit het hart door de mond naar buiten komt tot schade van de medemens! Zo zullen jullie met deze leer aan de mensen blijvend de ware zegen geven en het ware heil, dat over duizend jaar en nog eens duizend jaar even zuiver zal zijn als Ik het nu geef en gegeven heb!
Hoofdstuk 131: Handelen volgens de leer en Gods beloften. Over ceremoniële diensten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Maar als jullie ook maar één oude ceremonie met Mijn leer verbinden en bepaalde herdenkingsdagen gaan invoeren en slechts een kleinigheid uit de tempel, dan zal dat van jaar tot jaar toenemen en over enkele eeuwen tot een ware, jullie bekende, Augiasstal worden, die uiteindelijk dan weer door een algemeen gericht gezuiverd zal moeten worden"
Hoofdstuk 131: Handelen volgens de leer en Gods beloften. Over ceremoniële diensten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Kijk, die jongen daar links van Cyrenius, die nu een beetje sluimert; zijn naam is Josoë! Hij lag al meer dan een jaar in het graf en zijn botten waren zonder vlees. Hij lag niet ver van Nazareth in een grafkelder, en Ik heb hem het leven teruggegeven, en niemand ziet het hem nu aan dat hij al geheel vergaan in het graf heeft gelegen!
Hoofdstuk 136: De bedrieglijke opwekkingen uit de dood door de Essenen worden verboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ongeveer duizend jaar geleden ontving Mozes op de berg Sinaï wetten uit de vurige hand van God, en daarna nog een groot aantal staatkundige levensvoorschriften. De eerste van deze wetten is heel belangrijk, namelijk: 'Gij zult alleen aan Mij, uw enige en enig ware God, geloven en geen vreemde goden naast Mij aanbidden en vereren; want Ik alleen ben uw God en uw Heer! ' De profeet (uit Nazareth) zegt echter, dat hij en niemand anders een ware zoon van God, en zelfs God Zelf, is, en hij beroept zich daarbij op de uitspraken van de profeten, die hij geheel willekeurig op zichzelf betrekt, en op zijn daden die daarvan getuigen.
Hoofdstuk 148: De Farizeeën bekennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] De zon en haar vele, vele medezonnen zullen in hun speciaalmiddenzon* (*oorspronkelijk: Spezialmittelsonne) opgaan, deze middenzonnen, die een buitengewoon hoge leeftijd kunnen hebben en waarvoor een aeon (deciljoen maal deciljoenen) aardse jaren een jaar is, zullen opgelost worden in de centraalzonnen van de zonnegebieden**,(**oorspronkelijk: Sonnengebietszentralsonnen) die natuurlijk in al hun bestaansverhoudingen -om het in Arabische getallen uit te drukken -miljoenen maal miljoenen malen groter zijn dan hun voorzonnen***.(***oorspronkelijk: Vordersonnen) Deze centraalzonnen van de zonnegebieden zullen wederom oplossen in de volgens dezelfde verhouding grotere zonnenal-centraalzonnen, en deze tenslotte in de enige oercentraalzon, waarvan de massale omvang voor jullie begrippen werkelijk onmeetbaar is.
Hoofdstuk 112: De materiële werelden zullen ooit in geestelijke veranderd worden. Kinderen en schepselen van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Natuurlijk moeten jullie je die tijd niet zo voorstellen, alsof dat allemaal al bijvoorbeeld morgen of overmorgen zal gebeuren, maar als jullie voor ieder zandkorreltje, zoveel als de hele aarde er zou kunnen bevatten, één jaar aardse tijd nemen, dan zou dat nauwelijks genoeg zijn voor de bestaansperiode van de materiële aarde. Daarom kan men zich het veel langere bestaan van de zon helemaal niet voorstellen, en natuurlijk nog veel minder het bestaan van een van de eerder genoemde centraalzonnen, van de centraalzonnen van de dieper gelegen zonnegebieden, en nog enorm veel minder kunnen jullie je de voor jullie nooit te berekenen duur van de zonnenal-centraalzonnen voorstellen en al helemaal niet van een oercentraalzon, -en dat wordt nog minder voorstelbaar zolang de zonnen nog steeds nieuwe hemellichamen zullen voortbrengen, en de centraalzonnen nog steeds nieuwe planetaire zonnen, en de oercentraalzonnen ook nog steeds hele legers zonnen van elke soort voortbrengen.
Hoofdstuk 112: De materiële werelden zullen ooit in geestelijke veranderd worden. Kinderen en schepselen van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ik ga nu alleen uit van deze kleine aarde van ons. Hoe lang zou een mens er voor nodig hebben om over haar hele oppervlakte van punt naar punt over land en te water te reizen?! Ik geloof amper dat je in vijf a zes duizend jaar zover komt datje zou kunnen zeggen: 'Nu is er op de hele wijde aarde geen enkel punt meer dat ik niet met mijn voeten heb betreden!' Als je hier ook nog de tijd bij op zou tellen dat je bepaalde dingen serieus onderzoekt en bekijkt, en tegelijkertijd de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden rust en verpozingsuren meerekent, ja, dan zou je alleen voor deze aarde toch al meer dan honderdduizenden jaren nodig hebben. Want rusturen kunnen toch waarlijk niet achterwege blijven bij het steeds zeer verheffende aanschouwen van Uw grote wonderwerken en van de hier en daar hemels mooie omgevingen en landschappen, en je wilt vaak ook graag jarenlang in een prachtige omgeving blijven.
Hoofdstuk 116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in de goddelijke liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Want men zal met een jood anders moeten praten dan met een Griek en een Romein, en met deze weer anders dan met Perzen, Indiërs en Egyptenaren, en met de Scythen weer heel anders, omdat ieder een andere voorkennis heeft. Daardoor zullen er natuurlijk allerlei vermengingen plaatsvinden en allerlei dingen zullen ook anders gekleurd worden. En als dan bijvoorbeeld na een paar honderd jaar de mensen van de meest verschillende volkeren de lessen die ze van ons hebben ontvangen, en die natuurlijk door velen opgetekend worden, met elkaar zullen vergelijken, -zullen die dan nog wel enigszins op elkaar lijken?! Of zullen de joden niet spoedig zeggen: ' Alleen wij hebben de geheel zuivere en ware leer! , En de Grieken zullen daarop zeggen: 'Neen, wij hebben de enig ware leer, zoals wij die uit de mond van de Heer hebben vernomen!' En zullen de Romeinen niet hetzelfde beweren en de Armeniërs op hun beurt ook?! Ik wil hopen dat ze in wezen allemaal niet te veel van elkaar zullen afwijken; maar wat details betreft zullen er, vanwege de volkomen vrije wil van de mensen, hier en daar waarschijnlijk toch wel behoorlijke varianten, kloven en vouwen voorkomen!
Hoofdstuk 120: De toekomst en het zuiver houden van de leer van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Maar watje zelf moet doen, zal Ik je nu nog in korte bewoordingen meedelen. Jullie hebben intussen in het instituut nog de uiterst geraffineerde inrichting om doden op te wekken, zoals die was en nog is; ook bevinden zich daar nu nog precies honderdzeven kinderen van drie tot veertien jaar, waarvan iets meer dan de helft meisjes.Jullie zijn nu in grote verlegenheid, omdat jullie in je mensenkweekplaatsen nauwelijks twintig gelijkende kinderen hebben; jullie hebben nu boden naar alle delen van de wereld gezonden met geschilderde portretten, om tegen elke prijs kinderen aan te kopen die hierop lijken. Maar deze boden doen slechte zaken; want waar ze ook maar iets aantreffen wat er op lijkt, wordt het hun voor geen enkele prijs verkocht, en kinderen die er niet op lijken kunnen ze toch niet gebruiken. - Wat is je reactie op deze gang van zaken?"
Hoofdstuk 135: Te verwachten moeilijkheden in het instituut der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar als Jehova nu tegen Zijn beloften en afspraken in, misschien vanwege onze zonden en onze slappe houding, en verdraagzaamheid tegenover onze tegenstanders, het oude verbond wil opheffen en ons helemaal wil verlaten, dan zou Hij dat toch zeker op een grootse wijze doen, wat Hem zeer goed mogelijk is, zoals Hij ook ongeveer duizend jaar geleden het verbond heeft gesloten, opdat iedereen zeker en zonder twijfel zou weten waar hij aan toe is! Maar dat is tot nu toe nog lang niet gebeurd; hoe kan dan een magiër, ook al verricht hij nog zulke buitengewone dingen, het ooit wagen op zo'n schandelijke wijze tegen ons te gaan ageren, terwijl wij een nog steeds bestaande instelling van God zijn?!
Hoofdstuk 148: De Farizeeën bekennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Mochten jullie daarover niets gehoord hebben, ofschoon jullie toch al wel minstens zestig jaar oud zullen zijn, dan staat hier mijn broer Cornelius, die toen juist in Bethlehem de Romeinse registratie leidde, als nog volop levende getuige vóór jullie en naast hem sta ikzelf; ook ik had hoogst onverwacht de gelegenheid, aan het kind dat amper veertien dagen oud was, reeds dermate goddelijke tekenen waar te nemen en te beleven, dat ik er in mijn grote en eerbiedige verbazing geen ogenblik aan heb getwijfeld, dat dit kind overduidelijk meer was dan het meest volmaakte mensenkind.
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Hier aan mijn zijde staat een knaap; Josoë is zijn naam. Hij lag al bijna twee jaar in het graf en er was van hem niets meer over dan de in ontbinding overgaande botten. En toch was het voor de door jullie zo bitter en hardnekkig vervolgde man eenvoudig, hem slechts door een woord opnieuw zo te vormen en weer tot leven te brengen, zoals hij daar nu voor jullie staat!
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Bijvoorbeeld: Ik ga ergens naartoe en ontmoet onderweg als heiden een volslagen blinde aartsjood, wiens zelootachtige tempelfanatisme in iedereen meteen een heel legioen allerergste duivels vermoedt. Als een heiden hem aanraakt terwijl hij zich daarvan bewust is, dan is hij meteen voor een heel jaar onrein en is, omdat hij zich dit inbeeldt, een hoogst ongelukkig mens omdat hij geen deel kan en mag hebben aan de vele bezittingen van de tempel. Als ik hem vertel dat ik een heiden ben -als hij mij vraagt wie ik ben -, dan zou hij liever alle martelingen ondergaan dan zich door mij over een levensgevaarlijk stuk van een bergpad te laten leiden. Maar als ik hem heel beslist zeg dat ook ik een jood uit Jeruzalem ben, dan zal hij mij graag de hand reiken en zich dankbaar over het uiterst gevaarlijke stuk van het pad laten leiden. Als ik de arme blinde zover heb gebracht dat het voor hem niet meer gevaarlijk is om verder te gaan, en de geur van zijn geboortestreek, die nu al zeer dichtbij is, hem aantrekt en hij niet meer verdwalen kan, neem ik afscheid van hem en ga vrolijk mijn eigen weg. De blinde jood hoort dan zijn leven lang helemaal niets meer van mij, en het zal ook niet zo gauw gebeuren dat iemand hem zegt, dat degene die hem ooit over dat zeer gevaarlijke stuk van de weg heeft geleid, een heiden was.
Hoofdstuk 138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Kortom, wat bij ons naar waarheid uit puur wetenschappelijke zaken bestaat, moet blijven en al het andere houdt op! En als het ophoudt, zijn wij daarover zeker niemand enige rekenschap verschuldigd, want het instituut is ons eigendom; volgens de wetten van Rome hebben wij het onbetwistbare recht daarmee om te gaan zoals het ons belieft. Als wij iets voor het volk doen, dan doen we dat omdat we het zelf willen daar we bij niemand in dienst zijn, en niemand ons betaalt. Wij zijn zelfstandige mensen en eigen baas, en genieten als Romeinen en onderdanen wettelijke bescherming, evengoed als iedere Romein; bovendien bezitten we nog zoveel schatten en vermogen, dat we onze schatten nog in geen duizend jaar zouden kunnen opmaken, zelfs wanneer we als Croesus zouden leven. Daarom zie ik zelfs in zuiver werelds opzicht niet in, voor wie wij ons zouden moeten schamen! Voor de Heer hebben wij nu verder geen geheimen meer. Hij zou eigenlijk de enige zijn voor wie wij ons zouden moeten schamen; maar met Hem hebben wij alles goedgemaakt. Is Hij ons nu goedgezind omdat Hij vast van te voren weet dat wij Zijn wil tot aan het einde der tijden, zo zuiver als wij deze tot nu toe bewaard hebben, zullen vervullen, dan zal Hij ons niet alleen tot aan het einde aller tijden goedgezind blijven, maar ook eeuwig aan gene zijde.
Hoofdstuk 142: Roclus' voorstellen voor de hervorming van het instituut der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...