Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 33 van 108

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[4] Moet Ik soms, omdat zowel water als vuur voor een mens dodelijk zijn wanneer hij ofwel in een diep water valt of bij een grote brand door het vuur gegrepen wordt, geen water en geen vuur meer op aarde laten bestaan? O, zeker niet! Een mens heeft daarvoor zijn verstand en kracht en vrije wil. Zowel van water als van vuur kent hij de goede en de kwade eigenschappen. Beide moet hij met verstand gebruiken en dan zullen beide elementen hem van dienst zijn; wanneer hij echter moedwillig of uit grote onvoorzichtigheid in een diep water valt of in een kalkoven springt, draagt hij er duidelijk -vrijwillig of vaker nog onvrijwillig -zelf schuld aan dat hij daarbij zijn aardse leven verliest. Iemand die werkelijk verstandig en voorzichtig en wijs is, zal zo'n ongeluk niet gauw overkomen -en degenen die volgens Mijn leer zullen leven, al helemaal niet!'
Hoofdstuk 155: Ongelukken en ziekten die al of niet door eigen schuld ontstaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Kijk, het zijn zielen van mensen van deze aarde, die tijdens hun lichamelijke leven bovenmatig toegegeven hebben. aan een ontzettende liefde voor de wereld en voor zichzelf. Deze zielen, die in feite merendeels stoffelijk zijn ingesteld, krijgen op de maan uit zichzelf een soort halfstoffelijk lichaam, waardoor zij ook nog de kwade stoffelijke indrukken, zoals kou, hitte, alsook het licht van de zon en de weerschijn van deze aarde en de andere planeten waarnemen; maar zij kunnen hun hebzucht niet meer niet iets aards stillen. Zij zien de aarde erg goed, en weten ook hoe goed zij eens op haar bodem geleefd hebben, waar zij veel goederen en aanzien bezaten en veel mensen hen dienden; nu zijn zij alleen aan zichzelf overgelaten en naakt, en hebben behalve de heel dunne lucht totaal geen voedsel, zelfs geen water en al helemaal geen wijn. De bodem van hun aarde is een soort puimsteen, en er groeit zelfs geen mos.
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] IK zei: 'Meteoren hebben tweeërlei oorsprong. Het kan uitgeworpen materiaal van de zon zijn; want de zon is een duizendmaal duizend maal grotere aarde dan deze waarop wij staan. Aan haar oppervlakte vinden dan ook zo nu en dan verhoudingsgewijs grotere en heftiger uitbarstingen plaats dan op deze aarde. Bij zulke uitbarstingen worden altijd een groot aantal grotere en kleinere, hardere en vaak ook zachtere massa's met een voor jou volledig onbegrijpelijke kracht in het wijde heelal naar buiten geslingerd, en daarvan komen er ook steeds een aantal in de buurt van deze aarde. En zodra zij enigszins binnen de sfeer van de lucht van deze aarde komen, beginnen zij te gloeien en worden als vallende sterren zichtbaar. En dringen zij te diep door in de dichtere luchtmassa van de aarde, dan worden zij in hun snelheid afgeremd en door hun zwaarte door deze aarde aangetrokken, en dan vallen zij ook heel natuurlijk op de bodem van deze aarde, hetzij op het droge of in het water, dat op deze aarde aanmerkelijk meer ruimte beslaat.
Hoofdstuk 166: Wat meteoren en kometen eigenlijk zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] En IK zei tegen hem: 'Ga naar buiten en zeg tegen degenen die je gezonden hebben: Wie honger heeft, laat die komen en zich verzadigen, en wie dorst heeft, laat die komen en drinken! Want wie door Mij verzadigd wordt, zal in eeuwigheid geen honger meer hebben, en wie van Mijn wijn gedronken heeft, zal nooit meer dorst hebben; want uit zijn lendenen zullen beken levend water stromen. - Ga nu naar buiten en zeg hun dat!'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Daarop antwoordde EEN van hen: 'Vriend, wij zijn allemaal min of meer arm en hebben niet voldoende geld om een beker wijn te kunnen bestellen; breng ons daarom alleen maar brood en een paar kruiken water , daarmee zijn we ook tevreden! Wij zijn allemaal dagloners en leven van het werk van onze handen. Deze tien feestdagen zijn voor ons de slechtste tijd, omdat we dan niet mogen werken. Als we echter geen werk hebben, hebben we ook geen inkomsten en dus geen geld waarmee wij behalve ons dagelijkse brood nog iets anders zouden kunnen aanschaffen, omdat het beetje wat we gespaard hebben al bijna op is.'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] De oude Egyptenaren kennen behalve de overstromingen van de Nijl geen enkele andere vloed. Alleen enige negers zeggen dat daar waar nu de grote Sahara woestijn ligt eens water stond en een groot meer was.
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] De gedaante keek mij strak en ernstig aan en zei luid en goed verstaanbaar: 'Ik ben geen tovenaar en eis geen offer van je. Maar omdat jij de bescherming van de God der joden vroeg, werd ik hierheen gezonden om je voor de ondergang te bewaren. Want wanneer je vandaag afvaart, ben je in het derde uur van de nacht samen met het schip een prooi van de zee! Twintig uur gaans van hier over het water zal een zware storm woeden. Wee degene, die zijn woede treft! Morgen kun je echter afvaren, en dan zul je je vaart gelukkig volbrengen,'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Wij kwamen weldra de vooruitgelopen Lazarus achterna en namen plaats onder de olijfbomen rondom de herberg en keken rond tot Lazarus kwam en ons vroeg om aan tafel te komen. Wij stonden op en gingen de herberg binnen, waarvan de eetzaal beslist niet tot de kleinste behoorde, want honderd gasten vonden daar heel geriefelijk een royale plaats. De grote tafel was ruim voorzien van brood, wijn en allerlei edele vruchten, en in de schalen geurden goed toebereide vissen uit de rivier de Jordaan en uit de krachtig stromende beek Kedron. De leerlingen liep bij het zien daarvan het water al in de mond. Wij gingen dan ook meteen aan tafel, en aten en dronken naar hartelust.
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Wij zijn echter volledig werkelijkheid omdat wij geen veranderlijk lichaam hebben maar de totale levenskracht zelf zijn die nooit veranderd of op enige wijze vernietigd kan worden. Alles wat jullie als lichamelijke mensen op de wereld ook maar waarnemen of zien, kan jullie lichaam verwoesten en veranderen. Als een steen op je hoofd valt, doodt hij je. Als je in het water of in het vuur valt, ben je dood. Kort en goed, je lichaam kan in alle elementen een zekere dood vinden. Maar bij ons is dat nooit mogelijk, want wij zijn zelf volledig uit God, de levenskracht zelf, en doordringen alles, en geen enkel stoffelijk element kan ons ooit deren. In ons hebben wij de onoverwinnelijke macht en kracht om alle stoffelijke elementen in een oogwenk te vernietigen, of een wereld te scheppen uit de elementen. Wij beheersen alles; maar wijzelf kunnen eeuwig nooit door iets anders beheerst worden dan alleen door ons zelf, omdat wij de volmaakte uitdrukking van Gods wil zijn.
Hoofdstuk 189: De Romeinen zien de engelenwereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] 'In dezelfde tijd (die er nu is) zul jij (Israël) zeggen: Ik dank U o Heer dat U toornig op mij bent geweest, en dat Uw toorn is omgeslagen en U mij troost. Zie, God is mijn heil, ik ben zeker en vrees niemand; want God de Heer is mijn sterkte, mijn psalm en mijn heil. Ik zal met vreugde water (wijsheid en leven) scheppen uit de bron van heil (de liefde van de Heer), en jullie volken zullen in diezelfde tijd zeggen: Dank de Heer, predik Zijn naam (woord des levens), maak Zijn werken bekend onder de andere volken, verkondig dat Zijn naam (het woord van God) zo groot is! Zing de Heer een lofzang, want Hij heeft Zich heerlijk betoond! Laat dat bekend worden in alle landen! Juich en prijs jezelf, inwoonster van Sion (de achtergebleven kennis van de joden), want de Heilige van Israël is bij je!'
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Wat vind je van de zondvloed van Noach? Was die algemeen of slechts van plaatselijke aard? Heeft Noach wel van iedere diersoort er een paar in zijn ark meegenomen? Hoe voerde hij met zijn familie dat grote aantal dieren? Waar haalde hij voor de verscheurende dieren het vlees en voor de viseters de vis vandaan? Waar leefden de roofdieren naderhand van toen Noach weer uit de ark ging? Want toen was de aarde nog woest en eenzaam en nergens was een schaaps - of varkenskudde die als voedsel voor de leeuw, de tijger, de hyena, de wolf enz. had kunnen dienen. Het water moet in het algemeen nog veel hoger dan zelfs de hoogste bergen op aarde gestaan hebben. Waar stroomde het tenslotte naar toe, als de hele aarde overal even hoog onder water stond?
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Het boek spreekt van een zeer algemene vloed, die volgens de ons toch steeds beter bekende natuurwetten volkomen onmogelijk is. Als je het de oude Indiërs vraagt, die nog oudere boeken bezitten dan wij, dan kennen die helemaal geen zondvloed van Noach. Maar wel zeggen zij dat vele duizenden jaren geleden een grote staartster heel dicht bij de aarde gekomen is. En die ster bestond puur uit water, en de aarde trok dat water naar zich toe. Daardoor werd een groot deel van het vlakke Indië onder water gezet, dat pas heel geleidelijk in de grote Indische oceaan verdween. In die tijd verdronk alles wat in de dalen woonde: mensen en dieren. Degenen die op de bergen woonden, schreven dat op, om door te geven aan kinderen en kindskinderen. Dat is een Indische en ook een Perzische sage.
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Maar dat is niet de enige ervaring op dit gebied. Toen ik een aantal jaren geleden naar Egypte moest reizen, maakte ik de volgende heel vreemde gebeurtenis mee: Ik was met de meeste van mijn hier aanwezige metgezellen in Sicilië om vandaar per schip naar Egypte te reizen. Wij scheepten ons 's morgens in op ons grote, stevige schip, dat reeds vele stormen getrotseerd had. Wij bevalen ons aandachtig en innig in de hoede van de goden aan en ik riep heimelijk ook nog de bescherming van de God der joden in, die ik uit jullie Schrift had leren kennen. Toen wij af wilden varen, was het schip met geen mogelijkheid vlot te krijgen. Ik liet meteen alles heel zorgvuldig onderzoeken en nergens was iets te vinden dat het schip ook maar in het minst had kunnen belemmeren om vlot te komen. Toen werd van alles geprobeerd om het schip, dat toch in zeer diep water lag, van land te duwen; maar alles, was vergeefse moeite. Ik stond met een aantal van mijn metgezellen vol woedende gedachten op het dek, keek omhoog en omlaag en links en rechts en over boord naar beneden in zee om eventueel toch de een of andere reden te ontdekken waarom het wegvaren niet lukte.
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] De Romein heeft jullie de ware reden gezegd waarom jullie niet willen geloven dat Ik de beloofde Messias ben. Maar Ik zeg jullie nog één keer: Wie in Mij gelooft, zal het eeuwige leven hebben, en er zullen stromen levend water uit zijn lendenen vloeien; wie echter niet gelooft, zal het eeuwige leven niet in zich hebben, maar slechts de wereldse dood en alle gericht! Maar Ik dring Mij daardoor aan niemand op, maar laat alles over aan ieders vrije wil.
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Deze atmosferische lucht is weliswaar veel dichter dan de zuivere ether, maar bij zo'n snelheid wordt dat in de ether ook al zichtbaar. Want ook die bevindt zich nog in tijd en ruimte en is dus een stoffelijk iets, hoewel zijn oergrondstoffen vergeleken bij de verdichte stoffen van een aardse wereld vrijwel gewichtsloos zijn, zoals ook deze aardse lucht die op zichzelf altijd nog een lichaam is dat gewicht heeft - anders zou ze bij een sterke beweging niet in staat zijn de machtigste bomen te ontwortelen -, maar onder water lijkt lucht volledig gewichtsloos.
Hoofdstuk 233: Het belang van kennis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...