Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8806 resultaten - Pagina 33 van 588

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[13] Ik kan het echter niet anders en nader uitleggen, opdat gij het verstaan zult. In deze vier bewegingen is een harde en zeer verschrikkelijke, scherpe en grimmige koude, zoals van gesmolten en ijzig koud zout water, hetwelk toch geen water is maar een harde kracht als steen. Daarin woedt het, doodt het, steekt het en brandt liet, en het water is steeds als een stervende mens, wanneer zich zijn ziel van het lichaam gaat scheiden, in een verschrikkelijke angst en smartopenbaring. O mens tracht te begrijpen, hoe gij hier ziet waar de duivel met zijn grimmige toornige boosheid zijn oorsprong heeft en waaruit Gods toorn en het helse vuur, en ook de dood en de hel en de eeuwige verdoemenis ontstaan. Merk dat goed op, gij filosofen!
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[62] Daar bevindt zij zich nu en is van de zelfde kwaliteit als de levensgeest in het hart en is een koninklijke stoel voor de geest van het hart; tot zover dringt de geest van 's harten kracht door en daar wordt zij erkend. Het brein zetelt in de strenge geboorte en is in zijn eigen lichaam de zachte kracht van het hart. Dat beduidt met recht de nieuwe wedergeboorte, die te midden van de omstrEngeling des doods en des toorns, in zijn Hemel opnieuw tot aanzijn komt en door de dood heen in het leven dringt. Daar wordt de geest of de gedachten weer een geheel scheppende persoonlijkheid door het aansteken en bewust worden van alle krachten, hetgeen ik in de mens de dierlijke geboorte (de geboorte van de ziel) noem. En wanneer de nieuwe geest in het brein algeheel verdierlijkt is, dan gaat hij weder terug naar zijn moeder, het hart en dan staat hij als een vol­maakte geest of wil, of als een wedergeboren persoonlijkheid, die in een mens wordt genoemd de ziel.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Waarom hij echter van uit God de strenge geboorte is opgegaan en wat zijn taak is, zal ik nader vermelden bij de omloop der planeten. Zijn hoogte kan men eigenlik niet goed te weten komen; ik voor mij meen, dat hij tussen Jupiter en de algemene sterren in het midden van de diepte staat, want hij is het hart van de lichamelijkheid der natuur. Evenals nu de zon* het hart van het leven is en de oorsprong der natuur­geesten, zo is Saturnus het hart en de ooi sprong van alle lichamen en vormen in de aarde en op de aarde en in het gehele lichaam der wereld. En zoals bij de mens de schedel een omvatter en omsluiter der hersenen is, waarin de gedachten tot ontwikkeling komen, zo is de saturnale kracht een omvatter, verdroger en vasthouder van alle lichamelijkheid en tastbaarheid. En evenals Jupiter, de openbaarder en schepper der zacht­moedigheid, staat tussen de grimmige Mars en de strenge Saturnus, en de zachtheid in de schepselen doet geboren worden, zo ontstaat ook het leven en het doel van alle creaturen tussen deze beide zelfstandigheden, zo ook het nieuwe lichaam dezer wereld, alsook de nieuwe mens, waar­over gij zult kunnen lezen bij de beschrijving van de mens.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[64] Daar is het als een geboorte of een wil van een gehele schepping, en het schepsel geweest, evenals het zaad in de mens. De Hemelvesting is tussen Gods hart en de onmeedogenloze doodskamer gesloten, anders was het leven spoedig in de massa ontbrand. Want de vesting was zowel in de massa als daarbuiten, wat het doel van scheiding tussen Gods hart en de grimmige duivels is. Daarom moest het woord of Gods hart de opborrelende geest in de massa opblazen, wat eerst op de 8ste dag door zekere onbekende oorzaken gebeurde. Was de Hemel niet als een vesting in de massa tussen Gods hart en de lichamelijke Oergeesten van de massa, dan had de massa de ziel uit eigen kracht kunnen ontsteken, zoals het met de heilige Engelen gebeurde. Er bestond echter kans, dat het zou gaan als met de mooie zoontjes van Lucifer, omdat de lichamelijke Oergeesten in de massa in vurige toorn ontstoken waren.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] De juiste vertaling luidt: 'In de diepste grond, of ook wel in de grondoorzaak (van al het zijn), was het Licht (de grote heilige scheppingsgedachte, de werkelijke idee). Dit Licht was niet alleen in, maar ook bij God, hetgeen betekent, dat het Licht zichtbaar uit God kwam en dus niet alleen in, maar ook bij God was en op een bepaalde manier om het goddelijke bestaan heen stroomde. Hiermee wordt reeds de basis zichtbaar voor het toekomstig mens worden van God, wat in de eerstvolgende tekst al duidelijk aangegeven wordt.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar omdat de diepste grond van het leven van God volkomen vrij is en ook moet zijn, omdat het anders in feite geen leven is, en dit net zo geldt voor het geschapen wezen en diens leven, omdat het anders ook geen leven en dus geen 'bestaan' zou zijn, ligt het voor de hand, dat aan het geschapen wezen, de mens, slechts een volkomen vrij leven gegeven kon worden. Het moet dat leven voelen als iets, dat op zichzelf volmaakt is, maar juist vanwege dit gevoel moet het ook vaststellen, dat zijn leven niet uit zichzelf, maar uit God is ontstaan, en door Zijn eeuwige almachtige wil, volledig aan Hem gelijk geschapen is.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. Joh. 1:7) Hij kwam als een oude en tevens nieuwe getuige van boven, d.w.z. van Gods bron van alle licht kwam hij als licht om te getuigen van Gods licht, van de oerbron, Die nu de stoffelijke vorm aannam en in menselijke gestalte Zelf als mens tot Zijn mensen, die uit Hem zijn voortgekomen, kwam, om ze in hun nacht opnieuw te verlichten en ze op deze manier Zijn licht terug te geven.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] In dit leven vonden ze ook, dat ze echt niet alleen maar Mijn schepsels zijn, zoals hun minderwaardigheidsgevoel het hun ingeeft, maar dat ze zonder twijfel Mijn eigen kinderen zijn, die Mijn eigen wil in alle vrijheid tot leven heeft gebracht. Hun licht (hun geloof) is identiek aan Mijn licht,en bergt daarom in zich de volle macht en kracht van Mij, en door die macht zijn zij niet alleen gerechtigd Mijn kinderen genoemd te worden, maar het ook geheel en al te zijn!
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Want het geloof is een zeer bijzonder licht, en Mijn naam, waarop de machtige stralen van dit licht gericht zijn, is de kracht en de macht en het eigenlijke wezen van Mijn oerbron, waardoor ieder in zichzelf het rechtmatige en geldige kindschap van God tot stand brengt. Daarom staat dan ook in het twaalfde vers, dat allen, die Mij opnemen en in Mijn naam geloven -de macht in zich hebben rechtmatige 'Kinderen Gods' te heten!
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Deze genade is nu juist tevens de machtige aantrekkingskracht van God in de geest van de mens, waardoor deze als het ware door de Vader naar de Zoon getrokken wordt, d.w.z. naar de goddelijk bron van alle licht getrokken wordt, of, anders gezegd, tot de ware en levende machtige wijsheid van God komt.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En het woord werd vlees en woonde onder ons, en wij zagen Zijn Heerlijkheid, een heerlijkheid als van de eniggeboren zoon van de Vader, vol genade en waarheid. Joh. 1:14) Als de mens zo door de wedergeboorte een echt kind van God wordt, welke geboorte als het ware door God of de liefde tot God plaats vindt, dan komt hij tot de heerlijkheid van de bron van alle licht in God, ofwel tot het eigenlijke goddelijke bestaan. Dit bestaan is de werkelijke eniggeboren zoon van de Vader, zoals het licht inwendig verborgen rust in de warmte van de liefde, zolang de liefde het niet opwekt en uit zich naar buiten Iaat stralen. Dit heilige licht, dat zo naar buiten straalt, is in wezen de werkelijke heerlijkheid van de zoon van de Vader en het doel van iedere wedergeborene; daar wordt de wedergeborene gelijk aan die heerlijkheid, welke eeuwig vol genade (Gods licht) en vol waarheid is, en dit is de echte werkelijkheid of, anders gezegd, het vlees geworden woord.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] AI het leven is daarom een Goddelijke genade, die de levendragende vorm geheel en al vervult. De basis van het leven in ieder mens is, omdat deze gelijk is aan de heerlijkheid van God, het eerste teken van Gods gunst. Hieraan werd echter afbreuk gedaan door het afhankelijke gevoel van de mens omdat hij geschapen is, en daardoor volkomen afhankelijk van de bron van alle licht en de diepste grond van al het bestaan.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Omdat daardoor het eerste teken van Gods gunst in de mens bijna geheel te niet gedaan werd, kwam de bron van alle licht Zelf in de wereld, en gaf de mensen een zodanig onderricht, dat ze dit eerste teken van Gods genade weer herkennen zouden, om vervolgens geheel terug te keren tot de diepste grond van het leven en daar het oude licht in te ruilen tegen een nieuw leven. Deze ruil is het 'ontvangen van genade op genade' of als het ware het oude, verzwakte, voor niets meer deugende leven inruilen voor een nooit meer verloren gaand leven in de volheid van en uit God.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Het eerste teken van Gods gunst was iets noodzakelijks, zonder enige vrijheid en dus ook zonder duurzaamheid. Het tweede teken van Gods gunst Iaat de mens echter volkomen vrij om het te aanvaarden of niet, en daarom -omdat het in het geheel niet dringt of dwingt -is het voor altijd en eeuwig onaantastbaar. Want waar geen vijand is, is ook geen vernietiging; onder 'vijand' wordt hierbij alles verstaan wat een vrij bestaan, hoe dat er ook uitziet, belemmeren zou.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. Joh. I:17) Zo ziet de wet er uit die aan het eerste leven gegeven moest worden, en dat begon al in het begin bij de eerste mens en in het verdere verloop gaf Mozes deze nog eens door, waarom hij in dit vers ook als vertegenwoordiger van de wet aangehaald wordt. Uit de wet kon echter niemand ooit de echte levensvrijheid verkrijgen, omdat de wet een belemmering en geen aanmoediging van het leven is.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...