Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

494 resultaten - Pagina 33 van 33

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33
[17] Uit deze inleiding is wel duidelijk geworden, dat de materie onmogelijk iets anders dan geestelijk kan zijn; en we kunnen nu langs goed verlichte wegen onze tocht over en in de aarde maken.
Hoofdstuk 27: Ontstaan en doel van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Zou het niet beter zijn, als de kinderen dan toch speelgoed moeten hebben dat men hen speelgoed geeft dat een of andere betrekking heeft op Mijn jeugd op aarde? Daardoor zouden de kinderen een goede neiging ingeplant krijgen en ze zouden, als ze groter zijn, met plezier naar meer feiten en data vragen en naar alles wat hun speelgoed voorstelt en te betekenen heeft. Onder zulke omstandigheden zou dan een ware catecheet zeker een heel vreugdevol werk hebben in het aanleggen van een jonge wijngaard en hij zou ook weldra wonderbaarlijke vruchten oogsten.
Hoofdstuk 60: Over de speelduivel en de moderne opvoeding - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Ja, Ja, gij zoudt het volk moeten leiden op de wegen die ten hemel voeren -want zo is Gods Wil en dat heeft Mozes en zijn broeder Aäron geboden. Gij echter doet juist het tegenovergestelde en beschouwt uw stand, God, volk en de tempel als niets anders dan een heel vette melkkoe; en gij wendt voor een alleenrecht van God uit te hebben om die te melken!
Hoofdstuk 25: Scherpe rede van de jeugdige Jezus tot de huichelachtige tempelheren als zijn ergste vijanden. De misbruiken in de tempel gehekeld. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[8] Wanneer dat heeft plaatsgevonden, dan groeit het middelste orgaan, dat van het hart uitgaat, tot een bijzonder fijn weefsel om dit nieuwe leven, en wel in de vorm van een zeer kleine, geheel naakte vogel. Dit weefsel strekt zich vanuit zijn centrum in alle richtingen door het ei uit, en opent voor zich daarmede de wegen tot voeding.
Hoofdstuk 4: De inwendig lichamelijke opbouw van duiven en andere vogels - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[1] Om dit religieuze deel beter te begrijpen zal het noodzakelijk zijn je met de vorm van zulke bergen wat vertrouwd te maken. Voor dit doel is het nuttig om zelf bergen te bestijgen of tenminste goede afbeeldingen nauwkeurig te bestuderen. Want daardoor wordt het gevoel opgewekt en de ziel gaat bij het zien van zulke bergen zich afvragen of en hoe daar wegen naar boven mogelijk zouden zijn. Dat men bij het bestijgen van de berg liefst de hoogste topwil bereiken getuigt van deze drang.
Hoofdstuk 35: Hoe de bestijging van een berg de geest opwekt - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[18] Dit is alzo een korte leiddraad, opdat de lezer het goddelik geheimenis nu des te beter zal kunnen begrijpen. Bij de val van de duivel en bij de schepping dezer wereld zult ge alles uitvoerig beschreven vinden; ik wil derhalve de lezer vermanen, dat hij alles in volgorde leze, zo zal hij het juiste inzicht bekomen. Wel is waar is dit alles van af het begin der wereld aan geen enkel mens geheel geopenbaard geworden; dewijl het echter Gods wil is, zo zal ik Hem laten besturen en ik wil toezien, wat Hij met dit alles wil doen. Want Zijne wegen zijn meestentijds verborgen; later evenwel ziet de Geest Gods wegen in hun volle diepte.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Er wordt ook erg veel over de tegenwoordige spoorwegen gevloekt en geschimpt. Het is waar, ze zijn voor de mensen een slecht teken van deze tijd en Ik zou wel willen dat ze er niet waren; maar de mensen wilden het en daarom wil Ik het ook. Zag men dat vroeger niet, hoe de groten en rijken er equipages op nahielden en daarmee overal heenreden? Als een arme echter, moe van het lopen, vroeg om een stukje mee te mogen rijden, dan werd hij, als hij er maar enigszins op aandrong, met de zweep terecht gewezen. Ja, zelfs nog als hij wilde betalen werd hij niet meegenomen. Nu zit in dezelfde wagon een stinkende boer en een zogenaamde vagebond, naast hem moet een stadsdame met een fijne neus plaatsnemen en beiden rijden voor hetzelfde geld en genieten gelijke rechten. Het vaak uitgesproken 'Fi donc!' (* .Foei toch!') naast een stalknecht is helemaal verdwenen en de dienst van de vroegere parfumflesjes wordt nu verricht door de rook uit de ketels. Daardoor worden de fijne neuzen enigszins doorgerookt en ruiken ze de onaangename geur van de boer niet meer zo erg. Vroeger konden de aristocraten en naast hen de heren uit de gegoede burgerij niet snel genoeg rijden. Wee degene, die zich op straat bevond; er werd niets ontziend over hen heengereden. Nu is er snelheid genoeg; Zo'n snelheidsmaniak komt bij de spoorwegen tenminste tot het inzicht, dat hiertegenover zijn paarden koets toch louter prutswerk is. Daarom laat hij zijn equipage thuis en valt de wandelaars niet meer zo vaak lastig; want hij rijdt nu liever met de trein dan met de wagen. Wat echter een grote weldaad is voor die straatrovers van herbergiers, want die beginnen nu pas enigszins mens te worden. En wat een rechtvaardige tuchtroede voor allerlei voerlui die voor een enkele rit, met maar weinig posthuizen, niet zelden twee keer zoveel verlangden als hun paard en wagen waard waren! De smeden langs de weg, die voor een hoefnagel vaak zoveel vroegen alsof hij van goud was, komen nu pas, bij het zien van geheel uit ijzer vervaardigde wegen, tot het inzicht dat ijzer dan toch niet zo duur kan zijn! Ook wagenmakers, zadel - en riemmakers weten nu pas wat hun waren waard zijn, want vroeger dachten ze louter goud en zilverwaren te verkopen. Ook de haverwoekeraars zullen langzamerhand tot inzicht komen, dat ze heel wat minder van die vrucht nodig zullen hebben. En de koetsiers in de stad, die vroeger niet wisten wat ze voor een rit in een eenvoudig voertuig zouden vragen, kunnen nu voor twee penningen rijden en wie meer verlangt, kan zelf een plezierritje naar het station maken, waar er maar een is en daar weemoedig toezien hoe honderden reizigers voor weinig geld vervoerd worden. Ook de posthuizen, die vroeger niet wisten voor hoeveel paarden ze een stal zouden huren, hebben nu genoeg aan weinig zogenaamde oude knollen. En hoofdzakelijk door het zeer snelle vervoermiddel zullen de aandeelhouders ook des te eerder tot het inzicht komen, dat ze hier niet goed hebben gespeculeerd; want hun vermeende winst zal zeker als sneeuw voor de zon verdwijnen en ze zullen erkennen, dat in de waterdamp, behalve de machtige drijfkracht, zich ook een vermogenoplossende werking bevindt.
Hoofdstuk 64: Allerlei menselijke klachten 1 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Veel mensen zeggen: 'Het zou wel goed zijn naar het Godsrijk te zoeken, als het op een of andere manier gemakkelijker en met meer succes te vinden zou zijn en als er ergens in een kerk of andere christelijke gemeente een werkelijk rechte weg naar het rijk van God zou zijn aan te treffen.' Maar Rome zegt: 'Ik ben de enige rechte weg!', en dat zegt ook elke andere kerk van zichzelf. Gaat men echter langs één van deze wegen, die naar het Godsrijk moeten voeren, dan vindt men alles, behalve het beloofde rijk van God, tenminste niet zoals het zich zou moeten manifesteren bij elk mens die het in ernst gevonden zou hebben. Daarop zeg Ik echter: Wie zo spreekt, heeft niet helemaal ongelijk, want als iemand een zaak, al is die nog zo kostbaar, te lang zoekt en haar toch niet vindt, dan geeft hij mettertijd het zoeken en ook de kostbare zaak op. Wiens schuld is dat echter? Die van de zoekende zelf, wanneer hij het rijk van God niet dáár zoekt waar het te vinden is en niet in datgene waarin het te vinden is.
Hoofdstuk 70: Het Godsrijk en de wedergeboorte - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Kijk, des te meer is dat het geval met de halve oppervlakte van een hemellichaam; daarom kan Ik jullie daarover alleen maar iets zeggen in het algemeen. Al deze ringwallen op de maanoppervlakte zijn ten eerste voor het opnemen van het aard magnetisme zo geplaatst, dat de randen van de wallen als het ware zuigers voor dit niet te wegen fluïdum zijn; ten tweede echter zijn dan de verschillende verdiepingen vaten voor het opnemen van dit fluïdum. De reden waarom ze niet allemaal even groot en diep zijn is, dat deze kracht verschillend moet worden verdeeld, zodat dan uit het gemiddelde van zo' n precieze verdeling een wel afgewogen proportie tot stand wordt gebracht, zodat daardoor de ordelijke instandhouding en beweging van de twee tegenover elkaar liggende hemellichamen onveranderlijk bepaald is. - Kijk, dat is in het algemeen de bestemming van de iets wonderlijk voorkomende vorm van de maanoppervlakte!
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[38] Zoals de Geest uitgaat door de tanden en de tanden zich toch niet be­wegen en de wil des Geestes niet begrijpen kunnen, zo bouwt de Heilige Geest zonder dat de duivel het begrijpen kan, zonder ophouden aan een heilige tempel in het huis dezer wereld.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Er zij n nog wel duizenden soorten van luchtbewoners en ook viervoeters op aarde, via welke zulke overgangen plaats hebben, want ~ zo zegt de Heer, 'Niemand kent Mijn wegen -ook een engel uit de hemel niet -dan Ik alleen en degene die Ik het wil openbaren. Voor wie gelooft worden vele wonderen ontsloten. Maar de ongelovige is noch te raden noch te helpen. Tevergeefs kijkt hij met zijn blinde ogen in Mijn grote werkplaats van het leven. Waarlijk, Ik zeg u: hij zal niets anders vinden dan excrementen van de dood. Want het leven is geestelijk. En geen microscoop is in staat haar wijze van werken te bespieden: alleen het oog van de geest, dat is het geloof, kan de diepe wonderen van het leven onderkennen.
Hoofdstuk 5: Wordingsgeschiedenis en levensbestemming van de duif - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[3] Hoe wordt het ijzer dus rijp? Regen en zonneschijn zijn een hoofdvoorwaarde voor elke cultuur, dus ook voor die van het ijzer. Als de regen echter ononderbroken doorgaat, zou hij na langere tijd ook het metaal uit de bergen verteren. Opdat alles zal gedijen moet overal een goede orde heersen. Wie is er echter op een hemellichaam aangesteld om alles zo te ordenen? Kijk naar onze Grossglockner, hoe hij hoog tot in de regionen der wolken omhoogsteekt en omringd is door duizenden rotspunten en klippen. Deze koning der bergen heeft een zeer groot werkingsveld om de elektriciteit en het magnetisch fluïdum in te zuigen en is een ongelooflijk grote opeenhoping en voorraadkamer hiervan. Als hij dan door zijn ver reikende werking langs de beschreven wegen met name door de bevloeiing werkt, dan voorziet hij ook al het water en vooral de regen van een voldoende hoeveelheid elektriciteit en magnetisch fluïdum. Deze twee polariteiten zijn echter in natuurlijk opzicht de voornaamste voorwaarde voor het gedijen, groeien en rijp worden van de planten en mineralenwereld en door deze beide indirect ook voor de dieren.
Hoofdstuk 29: Betekenis en het ontstaan van ijzer - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[3] Dit boekje De geneeskracht van het zonlicht geeft verschillende wegen aan waarop de zonne-energie direkt aan stoffen van het mineraal-, planten en dierenrijk kan worden gebonden, stoffen, die daardoor tot niet te overtreffen geneesmiddelen worden tegen ziekten, wier bestrijding zelfs de moderne medische wetenschap vaak voor onoverwinnelijke problemen stelt. Volgens de geestelijke leer ontstaat elke ziekte vanuit een of andere zwakte in het menselijk zielecomplex, een waarheid, die de begenadigde arts Paracelsus al in de middeleeuwen verkondigde. Doordat de natuurlijke zon als draagster van geestelijke zonnekracht met haar straling gelijktijdig opbouwende zielepotenties afgeeft, werken de in de zonnegeneesmiddelen opgeslagen energieën rechtstreeks versterkend in op de ziele-elementen van de mens. Het herstel van de spankracht van de ziel veroorzaakt echter eveneens een daarop volgende lichamelijke genezing, zoals een verzwakking van de ziel ook lichamelijke ziekten tot gevolg heeft.
Hoofdstuk 1: Voorwoord - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[3] Ge moet echter het volgende verstaan, zoals het bedoeld is, want wan­neer ik in vergelijkingen spreek en de Zoon van God met een Zoon of een ronde kogel vergelijk, zo betekent dat niet dat Hij een meetbare bron­wel is, welks diepte, begin of einde men doorgronden kan. Ik schrijf slechts in vergelijkingen, totdat de lezer tot het juiste begrip zal zijn gekomen. Want het beduidt niet, dat de Zoon Gods alleen temidden van deze poorten der Engelen zou worden geboren en ook niet buiten deze. Want de krachten des Vaders zijn toch allerwegen; daaruit wordt de Zoon geboren en daaruit ontspringt de Heilige Geest. Dit slechts is de betekenis, dat de Heilige Vader, die 't Alles is, in deze Engelenpoorten Zijn allervreugdevolste en liefderijkste eigenschappen ontwikkelt, waaruit het vreugdevolste en liefderijkste Licht, het Woord, het Hart der krachten of de bronwel geboren wordt. Daarom heeft Hij ook hier de heilige Engelen geschapen tot Zijn vreugde, eer en heerlijkheid. In de ondoorgrondelijke eeuwigheid in de ene plaats gelijk aan de andere; maar waar geen schepselen zijn, daar kent niemand deze plaats, slechts de Geest kent haar in haar wondervolte openbaring. En dit is de uitgelezen plaats van de heerlijkheid Gods, die God gekozen heeft, en waar Zijn Heilig Woord in hoogste klaarheid, kracht en triomferende vreugde geboren wordt. Want merkt op dit geheimenis: Wordt het Licht, hetwelk uit des Vaders krachten ontspringt, hetwelk de ware bron van den Zoon van God is, ook in een Engel en in een Heiligen mens geboren, opdat hij in dit Licht en deze kennis vol vreugde triomfeert, hoe zou dat Licht dan niet alom in den Vader geboren worden, aangezien Zijn Kracht alom­tegenwoordig en in alles is, ook daar, waar ons hart en onze zinnen deze niet kunnen bereiken. Waar nu de Vader is, daar is ook de Zoon en de Heilige Geest, want de Vader doet den Zoon geboren worden, Zijn Heilig Woord, Zijn Kracht, Zijn Licht en Geluid en de Heilige Geest gaan aller­wegen van den Vader en den Zoon uit, ook in de poorten der Engelen daarbuiten.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33