Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 33 van 245

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[11] Ribar probeert het nog een keer, breekt de steen in stukken en merkt dat de steen werkelijk brood is geworden. Een dergelijk wonder in zijn handen doet hem versteld staan, ja, hij werd zichtbaar bang en wist niet wat hij daarop moest zeggen.
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Ribar proeft eerst wat voorzichtig van liet wonderbrood. Omdat het hem echter erg goed smaakt, neemt hij van de ene helft een behoorlijk grote hap en geeft de andere helft aan zijn vrienden. Allen vinden zij het brood buitengewoon smakelijk, zoet en heerlijk geurend.
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] SUETAL zegt: "Zulke mensen zoals jij, die zich eerst met hun beetje verstand graag aanmatigend opstellen, zijn er nu maar al te veel op de wereld. Als er dan echter iets gebeurt dat hun begrip ver te boven gaat, staan ze erbij als een op overspel betrapte vrouw! -Wat kun je daar nu anders op zeggen dan: Mathaël heeft gelijk met ieder woord waarmee hij op zo'n waarachtige manier over de grote meester getuigde!
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] SUETAL zegt: "Houd maar op met je domme Latijnse spreuken, en met je ezelachtige Beëlzebub mag je voor eeuwig wel uit mijn buurt blijven! Heb je dan zoëven de goddelijk wijze Mathaël niet horen spreken en bleek daar niet duidelijk uit dat de leer van de grote meester leder mens door de waarheid, de liefde en de daad tot God brengt? En zou de grote meester zich daartoe bedienen van de leider van alle leugen en bedrog? Blinde ezel die je altijd al was, was dat brood een leugen, of was het echt brood?
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Als Beëlzebub het voor je gemaakt had, wat hij onmogelijk zou kunnen, dan zou je nu in plaats van goed brood een steen in je maag hebben. Maar omdat het echt brood was, dat als het ware uit de hemel kwam, voel je net zoals ik het voel nu nog de heerlijke uitwerking van de waarlijk goddelijke, aangename smaak in je hele lichaam!
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Toen de vis zich in zijn element bevond, werd hij natuurlijk rustig en allen gingen nu naar de kuip en keken vol verwondering naar de grote vis, en RIBAR zei: "Nu ben ik met al mijn onbetekenende wijsheid verslagen en ik geloof nu beslist al hetgeen ik over de grote meester heb gehoord! Hier houdt alle wijsheid van de mensen op en de heerlijkheid van God openbaart zich op een maar al te letterlijke, werkelijk tastbare wijze! Mathaël heeft met ieder woord gelijk en de vriend ook, aan wiens goedheid wij de twee nooit eerder vertoonde wonderen te danken hebben. Daarom zeg ik: Groot, groot is God en eeuwig geprezen zij Zijn heerlijke naam, omdat Hij ook aan mensen op deze wereld zo'n macht heeft gegeven! Wij zijn weliswaar helemaal niet waard om zulke zuivere godswonderen met onze zondige ogen te zien, maar omdat God Zelf ons daartoe waardig heeft geacht, zij Zijn heerlijke naam eeuwig geprezen!"
Hoofdstuk 54: Het wonder van de vis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] SUETAL zegt: "Vriend, de mening die nu bij mij heeft postgevat wordt in ieder geval bij mij tot zekerheid! Want kijk, ik heb een heel eenvoudige, maar beslist steekhoudende reden om dat aan te nemen! God is te eindeloos goed en wijs om een mens zo machtig op te wekken en met Zijn almachtige geest te vervullen om alleen maar een aantal zieken lichamelijk te genezen en uit stenen brood en vissen te maken. Met zo'n mens, die als een zon ver boven Mozes en alle andere profeten is verheven, heeft God zeker ook nog een hoger, ons nog geheelonbekend, groot doel voor ogen! Want voor onbelangrijke doeleinden, om alleen voor de ogen van de gaaplustige en op wonderen beluste, blinde en domme mensenmenigte allerlei wonderen te verrichten heeft God, zoals gezegd, zo'n Godmens niet op deze aarde gezet! Ik ben geneigd in hem bijna de door alle aartsvaders en profeten verkondigde, grote messias der Joden te zien en daarvan ben ik, beste vriend, haast geheelovertuigd!
Hoofdstuk 55: Vergelijkingen met de wonderen van magiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Een flinke hoeveelheid goed klaargemaakte vissen werd op iedere tafel gezet en er was geen gebrek aan lekker brood en goede wijn. Wij begonnen te eten en de twaalf waren vol lof over de vissen en tastten flink toe, maar Raphaël at het meest. Hij verslond zogezegd de ene vis na de andere, wat Suetal zodanig opviel, dat hij niet wist wat hij daarvan moest denken.
Hoofdstuk 58: Raphaël weerlegt de kritiek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Met deze opmerking is Suetal voorlopig weer tevreden. Maar Cyrenius weidt met zijn vraag erg uit en Ik kom daardoor nog steeds met aan het antwoord toe. Cyrenius spreekt terwille van de naast hem zittende Jarah niet zo hard, zodat onze buren van zijp vraag natuurlijk niet veel verstaan en zich daardoor erg gaan vervelen omdat zij nu van geen enkele kant meer een woord horen. Bij de Romeinen gold namelijk als een voorname leefregel, dat velen moesten zwijgen als één hooggeplaatste ook maar aanstalten maakte om te gaan spreken.
Hoofdstuk 60: Het geklets van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Zegt RAPHAËL: "Wel, wel, wat ben jij toch een slimme kerel! Kijk daar eens, er komt nog een tweede lading lekkere vissen ,met brood en een aantal bekers heerlijke wijn op deze tafel, omdat jullie allemaal vanwege mijn grote eetlust wat te kort zijn gekomen!"
Hoofdstuk 60: Het geklets van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar toen Raphaël de laatste vis van de schotel pakte en op zijn bord legde, hem in stukken begon te verdelen en toen het ene stuk na het andere met zekere haast in zijn mond begon te schuiven, werd het Suetal en Ribar te bont en Suetal zei uiterlijk heel vriendelijk tegen Raphaël: "O beste, mooie jonge vriend, wat moet jij een ongelofelijke maag hebben, dat daar zoveel vis en zoveel brood in kan?! Er lagen zeker wel twintig vissen op onze schotel, wij hebben er maar twaalf gegeten en de acht grootste heb jij alleen onder dak gebracht! Zo jong nog en dan zo veel eten?! Dat kan toch onmogelijk gezond zijn! Nou, ik vind het best en God de Heer moge je daarbij zegenen! -Is het soms volgens de leer van de grote meester misschien ook ter verrijking van de wijsheid en de almacht, dat men zoveel moet eten?"
Hoofdstuk 58: Raphaël weerlegt de kritiek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Een derde man uit het gezelschap van de twaalf, BAËL genaamd, zegt: "Vrienden, laat ook mij eens aan het woord! Ik zeg weliswaar,meestal weinig en luister liever zonder iets te zeggen naar iets wat wijs is, maar bij al jullie gepraat was tot nu toe maar heel weinig wijsheid te ontdekken. De jonge leerling heeft zeker gelijk wanneer hij jullie flink uitlacht, want ook ik zeg jullie, dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Denk er eens aan wie wij zijn en waaruit het grote gezelschap bestaat en dank dan God dat wij nog leven! Wij zijn ellendige, zwakke en totaal waardeloze aardwormen en dit gezelschap bestaat uit machthebbers, waarvoor de gehele aarde beeft! En dan wagen wij, wormen, het nog zulke oerdomme woorden met hen te wisselen!? Vriend Suetal, waarom stoorde het je dan dat deze hoge, wonderendoende en werkelijk almachtige jongeman nu in ons bijzijn acht vissen op at?! Zijn wij hier dan geen gasten die gratis mee-eten en hebben wij met genoeg gegeten? Ik vind: Als wij nu meer dan voldoende hebben gegeten, wat willen we dan nog meer? Als de natuurlijke gesteldheid van deze jongeman zodanig is dat hij, om daaraan te voldoen, meer moet eten dan wij, uitgehongerde tempelschooiers, dan is het toch met aan ons om daar kritiek op te leveren! Want ten eerste heeft hij niet op ónze kosten gegeten en ten tweede was het van jullie kant erg ongepast hem daarvoor, zeg maar, op het matje te roepen! Ik vraag je, wordt toch eens verstandiger! Deze jongeman beheerst in zekere zin alle elementen, en jullie praten met hem alsof hij één van jullie gelijken was. O jullie oerdomme ezels! Hij verdient, meer nog dan de profeten van eertijds, onze algehele verering vanwege de geest van God die zich door, hem uit, en jullie,e behandelen hem als iemand die gelijkwaardig is aan jullie! Als jullie in de tempel bij de hogepriester moesten komen beefden jullie van pure eerbied. Hier is miljoen maal meer dan duizend hogepriesters bij elkaar en jullie gedragen je als een stel eersteklas sukkels! Foei, schaam je! Wees stil, luister en leer wat; spreek daarna met mensen die minder wijs zij.n dan jullie! Maar laat de goddelijke jongeman met rust, anders zou ik jullie hard moeten aanpakken uit naam van alle andere broeders die hier aan deze tafel zitten!"
Hoofdstuk 59: Liefde de basis van de echte vreugde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] SUETAL zegt: "God zij daarvoor geprezen, want, ik in ieder geval ontwaar nog enige lege plekken in mijn maag! De vis die ik daarnet at behoorde niet tot de grootste en brood was er eigenlijk ook met zo overvloedig op onze tafel en daarom kan zo'n aanvulling alleen maar zeer gelegen komen."
Hoofdstuk 60: Het geklets van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Dan tasten allen, behalve de engel, flink toe en eten haastig de lekker klaargemaakte vissen, sparen daarbij het brood niet en weten ook met de wijn goed raad. Het duurt niet lang of de tafel is weer helemaal leeg.
Hoofdstuk 60: Het geklets van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Die jongeman daar bij de twaalf heeft voor onze ogen op de tafel een steen in stof veranderd, het stof weer teruggebracht tot de oorspronkelijke steen en hem daarna helemaal laten verdwijnen. En, vriend, toen je zag dat hij daarnet ook van een steen brood maakte, daarna een vis opriep die je nog kunt bekijken en tenslotte nog een complete ezel met alles erop en eraan te voorschijn bracht, waren dat verschijnselen van een geheel andere aard dan de smakeloze en nietszeggende wondertjes, die wij bij een paar Perzische magiërs in Damascus hebben gezien! Wie daar iets verder kon tellen dan 'één plus één', kon gemakkelijk het bedrog doorzien en de juiste verklaring vinden. Wie echter weet er een andere verklaring te vinden, dan die Mathaël ons heeft gegeven over de uitsluitende macht en kracht van het oorspronkelijke leven in en uit God?!
Hoofdstuk 63: Hebram toont de fouten aan in Risa 's gedachtegang. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...