Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1268 resultaten - Pagina 33 van 85

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[8] Als cynici echter onbekeerd sterven, leven hun zielen aan gene zijde toch eeuwig verder, ondanks hun verlangen om niet te zijn, wat ze natuurlijk niet aangenaam vinden; voor het overige ondervinden ze geen kwelling of pijn, maar ze leven precies zoals ze op deze wereld geleefd hebben. Ze worden in de geestenwereld echter ook dikwijls door engelen bezocht en voor zover mogelijk verlicht, zonder hun vrije wil aan te tasten. Maar daar is veelliefde, wijsheid, inspanning, geduld en volharding voor nodig.
Hoofdstuk 184: Het verschil tussen epicuristen en cynici in geestelijk opzicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Als jullie een zieke voor de ogen van de mensen openlijk de handen opleggen, opdat het beter met hem zal gaan, dan hebben jullie ten behoeve van het getuigenis voor de waarheid van Mijn woord meer dan genoeg gedaan; maar in het geheim, zonder openlijke getuigen, kun je het vele malen per dag doen en arme lijdende mensen van hun ellende bevrijden zonder dat ook maar één van hen te weten komst wie hem van zijn kwelling verlost heeft. Ik zeg jullie: een dergelijke genezing geldt bij Mij meer dan honderd zichtbare genezingen voor de ogen van de wereld! Gebruik daarom de door Mij nu aan jullie gegeven kracht altijd volgens de bedoeling die Ik jullie bekendgemaakt heb, dan zal Ik jullie daarvoor weten te zegenen.. -Hebben jullie ook dit nu goed begrepen?'
Hoofdstuk 154: Het gebruiken van de kracht om wonderen te doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Men heeft mij van verscheidene welingelichte zijden gezegd dat mensen, wier zielen zich waardig gemaakt hebben voor het hemelrijk, vaak al tijdens hun lichamelijke leven verschijnselen hebben, waardoor ze kunnen weten dat ze na het afvallen van het lichaam spoedig onder de scharen engelen in het hemelrijk opgenomen zullen worden. Maar ik ben nu al tamelijk oud geworden en heb mij vanaf mijnjeugd voorbeeldig aan alle wetten van Mozes gehouden -maar een dergelijk verschijnsel, dat mij de eerder genoemde verzekering van het eeuwige leven van de ziel zou kunnen geven, is .bij mij werkelijk nog nooit voorgekomen! En dus geloof ik wel, maar in zekere zin blind, wat Mozes en de profeten geleerd hebben; maar van een zeker weten vooraf is daarbij nog lang geen sprake!
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] En mijn oude dienaar zei: 'O, wat zouden onze wijsgeren, die aan niets anders dan alleen hun eigen verstand geloven, er van zeggen, als ze dit samen met ons beleefd en gezien hadden! Ja, ja, de mensen die met een goed hart en een vaste wil de goden en hun ware levenslicht zoeken, en zich niet zo gemakkelijk laten meeslepen door alle wereldse twijfelaars, zullen uiteindelijk ook vinden wat ze zochten -wat evenwel geen enkele wijsgeer vindt. De goden staan zeker niet welwillend tegenover degene die hun bestaan ontkent, maar wij zullen van nu af aan van gans er harte de goden steeds meer toegedaan zijn en zullen hen ook zelf gaan opzoeken in dat rijk, waar ze nu als zichtbare mensen rechtspreken en heersen, naar men zegt, en wij zullen hun onze hoogste verering en een ware offerdank brengen voor de genade, dat zij ons door middel van dat lichtwolkje op dit verlaten eiland hebben bezocht!
Hoofdstuk 178: Het wolkje verschijnt een tweede keer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Daarmee heb je nu een voor jullie Grieken goed te begrijpen antwoord op je vraag. Het is weliswaar een voorspelling voor een nog tamelijk veraf liggende toekomst, maar hij zal niet onvervuld blijven; want alles kan eerder vergaan, zelfs deze aarde en de hele zichtbare hemel, dan dat één van Mijn woorden en beloften onvervuld zou blijven. -Heb je dat nu goed begrepen?'
Hoofdstuk 186: Het derde en vierde louteringsvuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Daarop zeiden ook alle anderen: 'Ook wij voelen hetzelfde; en het schijnt ons toe dat het inderdaad zo en niet anders zal zijn! Maar ons hart is nu in een vreugdevolle begeerte ontbrand, laat ons dus, o meester, niet langer in het ongewisse en zeg ons waar de Allerverhevenste zich in Zijn persoonlijkheid nu bevindt! In de geest is Hij overal tegenwoordig, zoals wij als oude joden nog wel weten over de God van Abraham, Isaak en Jacob; Hij ziet alles, hoort alles, weet alles, schept alles en houdt alles in stand. Maar aangezien Hij nu Zelf overeenkomstig de oude beloften in menselijke gedaante onder de mensen van deze aarde verblijft en hun grote weldaden bewijst, zouden wij -natuurlijk helaas altijd als grote zondaren in Gods ogen -de oude Schepper en Vader van de mensen toch ook graag met onze lichamelijke ogen willen zien en met onze bevuilde oren Zijn Vaderstem willen horen, zodat wij thuis tegen alle mensen kunnen zeggen: 'Wij hebben God gezien en gesproken en hebben uit Zijn eigen mond Zijn wil vernomen, volgens welke alle mensen moeten handelen en leven!' -Zeg ons, grote meester en overste van dit vanouds bekende wonderinstituut, waar Hij Zich nu bevindt, misschien zelfs vlak bij ons, Hij, wiens naam geen menselijke tong noch de tongen van alle engelen uit kunnen spreken!'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Ik zei: 'Hoe lang zal Ik nog onder jullie moeten leven, voor jullie geheel en al tot inzicht zijn gekomen? -De tijd vanaf Adam is, wat betreft de geestelijke ontwikkeling van de mensen door middel van de vele profeten via de weg van openbaringen, geweest als het licht van de maan. De maan wisselt met zijn licht: hij is een tijdlang helemaal niet te zien en neemt dan weer toe, tot hij vol wordt. Zo ging het met de kennis van God tot in deze tijd. Door het woord en door de tekenen van de profeten nam deze kennis bij de verschillende volkeren toe tot een volkomen licht. Deze profeten waren derhalve steeds als het volle licht van de maan, die ook geen eigen licht heeft maar het van de zon leent, net zoals alle profeten in alle tijden ook alleen maar een uit God, een uit de zon van de engelen en geesten geleend licht hadden, waarmee ze de mensen verlichtten.
Hoofdstuk 213: De vrouw van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Ik zei: Vriend, dat heb Ik niet nodig; want Mijn enig ware en almachtige God geeft Mij en ons allemaal altijd wat wij nodig hebben. En dus hebben wij niet zoals jullie heidenen aardse schatten nodig; want de schatten van Gods geest in ons staan eindeloos veel hoger dan wat de hele aarde en de hele zichtbare hemel waard is, waarvan jij je direct zult overtuigen. Kijk, nu roep Ik in Mijzelf in stilte God de Heer aan, opdat Hij jou geneest en je maag sterkt -en zeg Mij nu of je maag al beter is!'
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen de ene dief dat allemaal tegen Mij gezegd had, sloeg de waard, evenals Kado en de oude Apollon, zijn handen drie keer boven zijn hoofd tegen elkaar en zei: 'Nee, heer en meester, wat ik nu over de Farizeeën in Jeruzalem hoor, vervult mijn hele gemoed regelrecht met woede en drift, en ik begrijp werkelijk niet hoe een God, die u ons op de meest waarachtige en levende wijze hebt leren kennen, zulke gruwelen zoveel jaren lang met een werkelijk onbegrijpelijk geduld kan aanzien én hoe Hij zulke misdaden kan toelaten.Vergeleken bij zulke priesters zijn die straatdieven en rovers nog ware engelen!
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Wanneer je oud bent zal er wel weer een moment komen dat Ik je ziel uit je lichaam bij Mij zal roepen; dan zal Ik je ook van tevoren de herinnering teruggeven aan de drie dagen durende toestand in het paradijs van Mijn engelen, en dan zul jij Mij zelf op je knieën smeken om jou als ziel te verlossen van haar vervallen geraakte lichaam.
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Die vrome godsdienaren maakten echter maar al te gauw gebruik van de blinde lichtgelovigheid van onze moeder; ze spiegelden haar de hemel buitengewoon prachtig voor in de meest bonte kleuren; de hel (scheoul) daarentegen zo verschrikkelijk afschuwelijk als een mens zich in zijn boosaardigste fantasie maar voor kan stellen. Om te zorgen dat onze moeder reeds op deze wereld volkomen verzekerd kon zijn van de hemel, raadden de ontzettend vrome priesters haar aan om alles te verkopen en het geld aan de tempel te offeren; ook onze vier zusters moest zij aan de tempel geven, om er voor te zorgen dat zo hun maagdelijke reinheid en kuisheid bewaard zou blijven. Want als een van haar dochters zich vóór het huwelijk aan een man zou geven, zou die zonde de ziel van onze moeder voor eeuwig tot de diepste afgrond van de hel verdoemen. Als onze moeder echter zou doen wat hij als priester, die dag in dag uit met God omging en Zijn wil kende, haar aanraadde, dan zou zij na het afvallen van haar lichaam niet alleen direct in het hemelse paradijs komen, maar ze zou tot nog grotere heiliging van haar ziel ook door de tempel verzorgd worden in het heilige tehuis voor weduwen, waar op sabbats en hoogtijdagen de vroomste weduwen door Gods engelen bediend werden en geen duivel hun ziel meer kon naderen om die te verleiden.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Toen gaf de overste ons drie zilverstukken en aan ieder van ons een pakje, waarin zich een paar relikwieën bevonden, en zei: 'Van deze drie zilverstukken kunnen jullie zeven dagen leven, en de kracht Gods, die op wonderbare wijze aanwezig is in de drie heilige pakjes, zal jullie helpen om alles wat je zult ondernemen tot jullie geluk te laten slagen. Als jullie deze pakjes bezitten kunnen jullie ook stelen en roven, alleen niet moorden, behalve in geval van nood een rijke heiden of ook een Samaritaan; door God zal jullie dat niet als zonde aangerekend worden, omdat jullie door de vrome en God buitengewoon welgevallige daad van jullie moeder in Zijn ogen gerechtvaardigd en als engelen geheiligd zijn!' Daarop bestreek hij ons met een staf en zei ons dat we moesten gaan.'
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] En welk middel zou er geschikter en beter zijn geweest voor die vijf vrouwen, die hun heil geheel en al van de tempel verwachtten, dan hen dat zo hoogstaande heil van de tempel te laten proeven? Weliswaar is het aardse leven van jullie moeder, die de grootste tempeldwaas was, in de tempel geëindigd, maar daarbij is ze geheel en al teruggekeerd tot het ware geloof van haar man, die zij zoveel verdriet bezorgd heeft, en ze heeft het doen en laten van de tempel uit de grond van haar hart leren verachten. En jullie zusters hebben de engelen Gods die hen bedienden al gauw uit eigen ervaring en onder veel tranen heel wat nader leren kennen en hebben al snel een grote afschuw van hen gekregen. Als gevolg van een hogere beschikking en toelating van God bevinden ze zich nu helemaal gezond en vervuld van het juiste geloof en vertrouwen in de enig ware God van de joden in Essea, in het huis van de waard van de grote herberg aan het plein, waar jullie hen bij gelegenheid kunnen ontmoeten en spreken. Maar vandaag is het nog maar net de vierde dag, dat ze daar door twee orthodoxe Farizeeën met nog verscheidene anderen ter genezing heen zijn gebracht.Alle verdere bijzonderheden zullen jullie te zijner tijd uit hun eigen mond kunnen horen.
Hoofdstuk 21: De omstandigheden in het gezin van Hiponias, de vader van de drie dieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] De Griek zei: 'Eigenaardig, dat jij als schriftgeleerde Jood hier op die manier wilt oordelen, terwijl het geboren Kind en de gegeven Zoon, wiens grote naam de profeet openlijk heeft uitgesproken, hier toch onmiskenbaar in persoon, woord en daad voor ons staat! Als nu voor ons zichtbare mens is Hij ook een knecht in wie God Zijn hoogste welbehagen heeft, omdat Hij zeker in al Zijn volheid in Hem woont. Zijn lichaam is alleen de knecht; maar Zijn ziel is God van eeuwigheid. Dit lichaam is toch zeker een allerhoogst uitverkorene Gods, in wie Hij Zijn grootste welbehagen heeft! Als heiden zal ik hierin volgens mijn natuurlijke geest welhaast dichter bij de waarheid staan dan jij met al je -volgens je eigen getuigenis -onduidelijke en onbegrijpelijke schriftgeleerdheid!'
Hoofdstuk 34: Het meningsverschil over de persoonlijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Want dat je je nu niets herinnert van wat jouw ziel allemaal heeft meegemaakt terwijl ze niet in haar lichaam aanwezig was, dat heb Ik heel wijs zo beschikt; want als jouw ziel de herinnering had behouden aan hoe uiterst goed en gelukkig ze zich voelde temidden van vele engelen in het paradijswaar ze zich bevond, en hoe verdrietig ze werd toen dezen haar vertelden dat ze volgens de wil van Jehova nog een keer in haar lichaam zou moeten terugkeren, dan zou jij je nu, terwijl je weer met je lichaam verenigd bent, niet zo blij voelen als nu. Ik zou je de volledige herinnering daaraan direct weer helemaal kunnen geven, als Ik dat wilde; maar daar zou Ik je geen goed mee doen, omdat je daardoor voor vele jaren volkomen ongeschikt zou raken voor deze wereld, waarin je nog veel te doen zult krijgen.
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...