Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1361 resultaten - Pagina 33 van 91

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[13] En als de zwakheid van een mens eenmaal tot een gloeiende hartstocht is geworden, bevindt hij zich al helemaal in de toestand van het gericht van de materie en de boze geesten daarvan, en dan is het moeilijk voor hem om zich daarvan los te maken.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Satan is de optelsom van het totale gericht van de materie, en wat zijn persoonlijkheid betreft, deze bestaat als zodanig nergens; maar wel is die te beschouwen als een vereniging van duivels van iedere aard en soort, niet alleen van deze aarde maar van alle werelden in de eindeloze scheppingsruimte, zoals volgens Mijn reeds aan jullie gegeven uitleg ook al de talloos vele hulsglobes allemaal samen uiteindelijk een immens grote scheppingsmens voorstellen.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Zolang er evenwel geen mensen op een hemellichaam bestonden, waren er daar ook geen persoonlijke duivels, maar alleen gerichte en ongegiste geesten in alle materie van een hemellichaam; tot de materie behoort alles wat jullie met je zintuigen waarnemen.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[23] Ik zei: 'Om twee redenen. Ten eerste heb Ik jullie innerlijke gezicht alleen maar zo ver geopend, dat jullie de al meer in de materie overgaande natuurgeesten hebben kunnen zien, wat tot de laagste graad van het innerlijk schouwen behoort, wat vele eenvoudige mensen van nature bezitten. Met deze graad van innerlijk schouwen zijn de zielen, in het bijzonder de al meer voleindigde, niet te zien, omdat dit schouwen nog meer tot het materiële dan tot het zuivere, geestelijke schouwen behoort.
Hoofdstuk 44: De natuurgeesten van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Na deze kleine versterking van het lichaam begaven we ons opnieuw naar buiten en liepen door het grootste deel van de bezittingen van Lazarus, en de Romeinen verbaasden zich zeer over de grote rijkdom van Lazarus.
Hoofdstuk 55: Op het landgoed van Lazarus (17.12.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Welnu, ik als Romein ken die genoemde vrouw absoluut niet, ik weet ook niet waar ze woont en ken haar naam niet, dus kan ik ook niet weten of ze arm of rijk is en geldelijke ondersteuning nodig heeft. Maar als ze wellicht toch tot de klasse der armen zou behoren, wat ik als het meest waarschijnlijke kan aannemen, dan zou ik haar graag via vriend Lazarus uit oprechte menselijke dankbaarheid een geldelijke ondersteuning willen geven, wat zeker rechtvaardig en billijk zou zijn; want vriend Lazarus zal waarschijnlijk wel weten hoe het met deze vrouw is gesteld. Het verbaast mij zeer dat ze ons niet nog een keer bezocht heeft hier op deze berg van heil. Zoals ik mij herinner moet ze wellicht in Emmaüs U, o Heer en Meester, hebben willen zoeken en heeft ze tevoren hier geïnformeerd naar Uw verblijf, maar daar niets over gehoord, en zodoende is ze waarschijnlijk ook helemaal niet hierheen gekomen. Maar wij zijn nu alweer enige dagen hier, en het verbaast me opnieuw dat ze niet meer is komen opdagen!'
Hoofdstuk 45: Agricola herinnert zich Maria van Magdala - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Opnieuw richtten allen hun aandacht op het beeld, waarvan de taferelen zich snel na elkaar ontwikkelden. En kijk, men zag grote volksverhuizingen en vele hevige gevechten en oorlogen, en in het midden van de stad zag men iets zich zo hoog als een berg verheffen! Op de berg stond een hoge en grote troon, die eruit zag alsof hij van gloeiend goud was. Op de troon zat een heerser met een drievoudige kroon op het hoofd en met een staf waarvan het boveneinde met een drievoudig kruis versierd was. Uit zijn mond kwamen talloze pijlen, en uit zijn ogen en uit zijn borst schoten eveneens talloze bliksems van toorn en zeer grote hoogmoed. En er kwamen koningen naar hem toe, van wie velen diep voor hem bogen. Degenen die zo voor hem bogen keek hij vriendelijk aan en hij bevestigde hun macht; maar degenen die niet voor hem bogen, werden door zijn pijlen en bliksems hevig vervolgd en toegetakeld.
Hoofdstuk 47: De toekomst van Rome en van de antichrist - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Blijf jij maar steeds in de zuivere liefde, en zondig niet meer! Dat moet jouw zorg zijn; voor al het andere zal Ik in jouw plaats wel zorgen. Ik heb je bevrijd van je onreine geesten en heb ook tegen je gezegd: jouw zonden zijn je vergeven, omdat je de armen veelliefde bewezen hebt en nu ook Mij boven alles liefhebt. Tegen wie Ik echter zeg: 'Je zonden zijn je vergeven!', hem zijn ze ook werkelijk vergeven. Maar hij moet in het vervolg geen zonden meer begaan; want als hij weer opnieuw zondigt, begeeft hij zich in een nog ergere toestand dan de eerste. Maar Ik zie bij jou de ernstige wil om niet meer te zondigen, en dan zul je ook in Mijn liefde en genade blijven. Wie evenwel in Mijn liefde en genade blijft, heeft reeds het eeuwige leven in zich en daarmee de eeuwige zaligheid.
Hoofdstuk 52: Maria van Magdala en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik zei: 'O ja, -alhoewel Ik bij het ontsluieren van de materiële schepping, met name bij het beschrijven en duidelijk verklaren van de ordening van de zonnen in een hulsglobe en daarna van de gehele grote scheppingsmens, jullie er allemaal op gewezen heb hoe en waarom Ik juist op deze aarde en ook juist in deze tijd Mij met een lichaam heb bekleed; maar ook als Ik het jullie opnieuw uitleg, zullen jullie dat toch niet helemaal tot op de bodem vatten, zolang jullie niet zelf in de geest wedergeboren worden. Maar desondanks kan Ik jullie er toch een kleine aanwijzing over geven, omdat Ik voorzie dat juist dit punt onder de toekomstige filosofen en godgeleerden een heel belangrijke strijdvraag kan en ook zal worden. Luister dus nog een keer naar Mij!
Hoofdstuk 56: De bijzondere plaats van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Omdat nu deze aarde sinds de tijd van Adam daartoe uitverkoren was, en Ik op haar bodem nu het lichamelijk menselijke heb aangenomen, zal zij dat ook blijven tot aan het einde der tijden van de gerichte geesten in alle materie, en jullie zullen in de geest ook degenen blijven die het oorspronkelijke leven uit Mij in alle oneindigheid en eeuwigheid uitdragen, en om die reden Mijn ware kinderen zijn.
Hoofdstuk 57: Overeenkomst tussen de microkosmos en de macrokosmos De redenen voor de menswording van de Heer op deze aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Wie zichzelf en daardoor ook U werkelijk en echt wil vinden, moet via dat zeer nauwe poortje in zichzelf doordringen, anders blijft hij buiten het levenskamertje van zijn hart. Alleen de liefde tot U en de naaste maakt dat anders zo nauwe poortje wijder, de ware deemoed maakt de ziel, die zich anders zo groot waant, klein, en de echte zachtmoedigheid maakt haar buigzaam; en alleen een zodanig toebereide ziel kan dan door het nauwe poortje in het levenskamertje van haar goddelijke geest doordringen en daar één worden met de geest en daardoor ook in de geest opnieuw ofwel wedergeboren worden. Uit Uw grote openbaring heb ik nu afgeleid, dat deze dingen absoluut noodzakelijk zijn voor de praktijk van ons proefleven op deze aarde, en ik heb dan ook de ware en echte reden ontdekt, waarom U ons vooral de liefde tot God en de naaste, de deemoed en de zachtmoedigheid zo dringend op het hart hebt gedrukt.
Hoofdstuk 58: Wat de Romein begrepen heeft van de uitleg van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Want als wij in onze grote levensarmoede weten waar de grote en rijkste schat verborgen is, en als wij ook de hulpmiddelen en het gereedschap hebben om die voor onszelf op te graven, dan zouden wij toch wel de grootste dwazen zijn wanneer wij, wetend dat wij hem zeker zullen ontdekken en opgraven, onze handen als het ware lui in onze schoot zouden leggen en ons net als de geestelijk blinde wereldse mensen zouden vergooien aan het zeer vergankelijke slijk van de wereldse materie die zich in het gericht bevindt, en die vandaag nog iets lijkt te zijn en morgen door winden en stormen als waardeloos kaf wordt weggeblazen.
Hoofdstuk 58: Wat de Romein begrepen heeft van de uitleg van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] De schriftgeleerde zei echter tegen de nu weer levende: 'Man, je was volkomen dood, en de Heer heeft je niet alleen genezen, maar Hij heeft je ook weer helemaal opnieuw tot leven gewekt; dank Hem daarom ook voor je nieuwe leven!'
Hoofdstuk 67: De Heer wekt een knecht op uit de dood (7.1.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Hierop wendde Ik Mij weer tot de opnieuw tot leven gewekte knecht en zei tegen hem: 'Wees een volgende keer voorzichtig en klim niet op een hoge steiger zonder speciale noodzaak! Wanneer er op zo'n hoog getimmerte geklommen moet worden, laat dat dan over aan degenen die daarin geoefend zijn; want iedere onnodige opschepperij straft zichzelf altijd, zoals nu ook bij jou het geval was.
Hoofdstuk 67: De Heer wekt een knecht op uit de dood (7.1.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Daarop waren er weer een groot aantal tussenperioden en na lange tijd brak er een vierde voorbereidende ontwikkelingsperiode aan. De stukken land werden weer veel groter, de vegetatie werd ook opnieuw veel weelderiger, en in het water, op de reeds drogere landen en ook in de lucht begon het zeer levendig te worden met allerlei kleine en daarnaast ook grotere dieren; er waren zelfs al warmbloedige zoogdieren bij, die niet meer door middel van eieren op deze wereld kwamen, maar langs de weg van de natuurlijk verwekking en bijgevolg ook levende jongen ter wereld brachten, met uitzondering van de waterdieren, enige grote amfibieën, de vogels, wormen en insecten.
Hoofdstuk 72: De ontwikkeling van de aarde tot aan de pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...