Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 33 van 103

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[5] Als we echter een ook maar enigszins houdbaar spoor van de ware God gevonden hebben, dan zullen we ons zo ijverig mogelijk inzetten om dat ook op een gepaste wijze, voorlopig in ieder geval aan het betere en meer verlichte deel van het volk, mee te delen. Hiermee hebben we deze zaak nu snel en zo goed mogelijk geregeld. En jou, jonge, allerliefste wijze vriend, danken wij ten zeerste voor je serieuze moeite en laat ons de geheiligde herinnering aanjou en aan dit uur getrouw in ons hart bewaren! Die zal ons voortdurend tot troost zijn op al onze verre en moeizame levenspaden!
Hoofdstuk 101: Over de Indische godsdiensten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Vele Farizeeën en schriftgeleerden stemden toen met Kajafas in; maar Nikodemus, de oude rabbi en nog enkele Oudsten schudden het hoofd, en de oude rabbi zei: 'Ik ben geloof ik de oudste van jullie en ik weet wat er de laatste tachtig jaar in de tempel en in het hele joodse land allemaal gebeurd is. Reeds vaak zijn er onder het volk, en ook in de tempel zelf, vrome en van Gods geest vervulde mensen opgestaan, die wijs geleerd hebben en ook wijs handelden. Het zeer heerszuchtige deel van de tempel heeft hen echter altijd met alle middelen vervolgd en zo mogelijk ook gedood. Maar vraagje zelf af, vraag alle Oudsten van het hele joodse land en sla het eens na in onze jaarlijkse dagboeken, dan zul je vinden dat het oude aanzien van de tempel daarbij nooit iets heeft gewonnen, maar na ieder van die daden wel veel heeft verloren, en op zo'n manier dat het verlorene nooit meer herkregen werd!
Hoofdstuk 83: Het overleg van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Vertrouw ze niet! Het zijn geen Bethlehemieten, maar verklede tempeldienaren, die heel netjes en hoffelijk van jou willen vernemen of je soms weet waar Ik Mij ophoud. Ze zullen je de verzekering geven dat zij leerlingen van Mij willen worden als ze maar wisten waar Ik Mij ophield. Onder hun mantels hebben ze echter touwen en zwaarden om Mij te vangen en te binden en dan voor de Hoge Raad van Kajafas te slepen. Die slechte overspelige soort daar beneden heeft, nu het volk zich voor het grootste deel verspreid heeft, weer moed gevat om Mij te gronde te richten; maar Mijn tijd is nog niet gekomen. Ga jij dus nu met Rafaël naar buiten, dan zal je wel in de mond worden gelegd watje moet zeggen; Rafaël zal dan wel het zijne doen.'
Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nadat Ik dat gezegd had, stonden alle aanwezigen weer op en gingen met mij naar het hogere deel van de berg. Ook de groep slavenjongeren ging mee; hun metgezellen bleven echter liever bij elkaar en vermaakten zich met de schapen, waarvan de oorsprong al bekend is. Toen wij ons echter op de geurige hoogte bevonden en ons in goede orde geïnstalleerd hadden, zagen we op de weg naar Emmaüs de afgevaardigden van de Hoge Raad lopen, die bij de wonderzuil van de engel bleven staan en haar van alle kanten met verbazing bekeken, want zij konden zich niet voorstellen hoe zo'n schitterende zuil daar terechtgekomen kon zijn. Het kostte zeker een aantal maanden om zo'n zuil daarheen te brengen en op te stellen, en ze hadden deze weg een paar dagen geleden nog afgelegd en toen was er van deze zuil nog helemaal niets te zien geweest. Nikodemus zou hun dat echter wel het best kunnen uitleggen, omdat de zuil helemaal op zijn grond stond.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Door de grote watervloed die in het westelijke deel van Azië ten tijde van Noach plaatsvond, zijn er wel zeer veel mensen en dieren te gronde gegaan, omdat het water werkelijk zelfs de hoge Ararat overspoelde, maar daarom kwam het natuurlijke water toch niet over de hele aarde, waarvan toen nog lang niet alle bewoonbare delen bevolkt waren. Maar de vloed van de zonde, dat wil zeggen de godvergetenheid, hoererij, hoogmoed, gierigheid, nijd, heerszucht en liefdeloosheid, overstroomde het hele menselijk geslacht, waaronder verstaan moet worden de geestelijke aarde, en dat is wat Mozes met de algemene zondvloed bedoelde.
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wie dat bij zichzelf tot stand brengt, heeft God, die anders eeuwig verborgen is, gevonden en zal Hem dan ook nooit in der eeuwigheid meer verliezen. Zo heb ik dat gedaan en ben nu wat ik ben, en de velen die jullie daar voor je zien, zijn dat voor het grootste deel ook of nog meer dan ik. Als jullie dat zullen doen, zullen ook jullie hetzelfde bereiken; maar dan moeten jullie nog wel heel veel wereldse zaken geheel en al uit jezelf verbannen. - Hebben jullie mij goed begrepen?'
Hoofdstuk 103: De weg naar de levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] God, de Heer van de oneindigheid, had Zich aan jullie moeten openbaren, zodat jullie dan, als het jullie beliefde, het volk druppel voor druppel de openbaring hadden kunnen bijbrengen, dus in één uur nauwelijks zoveel als jullie in één ogenblik voor een vol millennium ontvangen hadden. Maar God was het daar helemaal niet mee eens en gaf jullie in plaats van het licht uit de hemelen de duisternis van de hel, waarin jullie je voor het allergrootste deel nog bevinden. En de schuld daarvan ligt bij niemand anders dan alleen bij jullie zelf!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De mens, als Mijn volledige evenbeeld, moet ook een volmaakt vrije wil hebben, waarmee hij zichzelf wat zijn geestelijke deel betreft moet omvormen, consolideren en vrij moet maken van Mijn almacht, om eens als een sterk, vrij, zelfstandig en eigenmachtig wezen zalig naast Mij te staan, te leven en te handelen.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zei: 'Mijn beste vrienden, het zoeken en vinden van de waarheid heeft jullie veel moeite en werk gekost; maar moedig strijdend hebben jullie, ondanks alle moeilijkheden waarmee jullie te kampen hadden, het gezochte doel voor het grootste deel gelukkig bereikt, en dat is eigenlijk de hoofdzaak van het leven.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Daarop ging Nikodemus weer naar zijn plaats, die hij met Jozef van Arimatea, Lazarus, de Romeinen, Rafaël en de zeven mannen uit OpperEgypte deelde, en wachtte op de aangekondigde mensen, die nu ook al in een grimmige stemming op het vlakke deel van de heuvel arriveerden.
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Dan komt de Vader nogmaals Zelf met de roede. En kijk, een paar kinderen springen uit angst voor de roede toch uit het bed des doods, kleden zich aan en gaan nog helemaal slaapdronken aan hun dagelijks werk, en mopperen omdat de Vader hen met de roede wakker heeft gemaakt en aan het werk heeft gezet, maar het grootste deel van de kinderen laat de roede op zich neerkomen, ontsteekt in blinde woede, staat haastig op, stort zich dan op de Vader en wurgt Hem. Wat verdienen zulke kinderen dan?'
Hoofdstuk 151: De goddelijke leiding van de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] De Farizeeën zeiden: 'Je weet immers wel dat de zogenaamde Hoge Raad in het deel van de tempel dat voor het volk bestemd is, vrijwel nooit te zien is, omdat deze daar niets te doen heeft, en dus hebben wij wel gehoord dat hij in de tempel was en ook grote tekenen heeft gedaan, maar gezien en gesproken hebben we hem niet! En daarom zouden we hem dan ook nu graag opzoeken, zien en, indien mogelijk spreken!'
Hoofdstuk 153: De verzoening van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Bovendien zijn de Indische priesters ten opzichte van wijzen en zieners, die zich wat op de achtergrond houden, nu niet meer zo streng als zij honderd jaar geleden waren en nog heel veel strenger waren drie-, vier-, vijthonderd jaar geleden; want een aantal grote epidemieën, die de zieners voorspeld hadden, waarvan de Indiërs en vooral de groten en machthebbers voor twee derde deel het slachtoffer werden, alsook grote aardbevingen, stormen en overstromingen hebben de priesters en de koningen wat zachter en verdraagzamer gemaakt, hoewel zij in het algemeen nog dezelfde oude grondbeginselen van onverdraagzaamheid en barbaarse straffen aanhouden. En daarom zal het voor dit zinnelijke volk nog lange tijd duren, eer het volledig rijp zal zijn voor een hoger licht.
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Je hebt een lichaam, dat door spijs en drank en door het regelmatig inademen van zuivere lucht gevoed, onderhouden en op natuurlijke wijze in leven gehouden wordt. De voedende bestanddelen zijn in de spijzen en dranken in dezelfde geringe mate aanwezig als in de ingeademde lucht. Je ademt lucht in, maar je moet bijna evenveel uitademen als je eerst ingeademd hebt; slechts een klein, nauwelijks weegbaar deel wordt in je longen aan het bloed afgegeven, en dat is het meest belangrijke deel, waardoor je leven gevoed wordt, het andere deel wordt weer uitgeademd. Je eet verschillende spijzen en drinkt eveneens verschillende dranken. Wat je eet en drinkt bestaat echter niet alleen uit pure voedingsstof voor je lichaam, maar is voornamelijk een drager daarvan; slechts een etherisch minimum blijft als voeding in je achter, al het andere moet langs de bekende weg weer uit je lichaam verwijderd worden.
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Als een stuk grond of zo 'n meer niet geschikt is voor het natuurlijke leven van planten, dieren en mensen, dan is dat daarom met. slecht. De mens heeft hersens en verstand en kan dergelijke plaatsen, die nog met geschikt zijn voor bewoning, mijden. De aarde heeft gebieden in overvloed die rijp zijn om te bewonen en de mensen kunnen daar volkomen tevreden mee zijn. De zee beslaat als geheel nog een veel groter oppervlak dan het droge land. Wie zal er zeggen: 'Kijk, wat onwijs heeft God daar gehandeld door niet liever het grootste deel van de aarde tot vruchtbaar land in plaats van tot zoveel onbruikbaar water te maken! Wij mensen, en zeker ook de meeste landdieren en ook de meeste planten, zouden aan de meren, stromen, rivieren, beken, bronnen en de regen en sneeuw meer dan genoeg hebben!'
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...