Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1060 resultaten - Pagina 33 van 71

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[8] Je moet dus met je gedachten, je streven en willen teruggaan in jezelf en in jezelf beginnen te zoeken, te denken en te vormen; dan pas zul je een plaats vinden die overeenkomt met jouw denken, vormen, willen en jouw liefde! Doe dus alsof je deze zandsteppe niet ziet, evenals de grauwe nevel boven je, maar begeef je in de fantasie van je innerlijke gemoed, dan zal weldra alles een andere vorm voor je krijgen! Ik heb me door jou laten vinden om je dat te vertellen.'
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Maar die gezondheid duurt nooit lang, met name bij een oud mens, tenzij hij voor langere tijd zijn toevlucht tot heel eenvoudige lichamelijke voeding zou nemen, wat echter gewoonlijk niet gebeurt. Want als de mensen wat hun lichaam betreft door een gelukkig gekozen medicijn weer draaglijk gezonder worden, krijgen de meesten van hen al gauw weer zin in hun oude lekkernijen, worden daarna zieker dan ze voorheen waren, beginnen te sukkelen en komen gewoonlijk smartelijk aan hun einde.
Hoofdstuk 182: De oorzaken van lichamelijke ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Wie niet met de wenenden weet te wenen, met de lachenden te lachen, met de opgewekten zelf opgewekt en met de ernstigen zelf ernstig te zijn, is nog niet geschikt om Mijn rijk op aarde te verbreiden en lijkt in dat opzicht op een landman die bij het omploegen van een veld wel zijn hand aan de ploeg slaat, maar steeds achter zich kijkt om te zien hoe de voren liggen; daarbij vergeet hij de ploeg, die scheef ging door te weinig oplettendheid van de ploeger, en er rest hem niets anders dan de ploeg terug te trekken naar de plek waar hij nog recht ging, om daar weer opnieuw te beginnen met ploegen.
Hoofdstuk 189: De moeilijkheid van het ambt van leraar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Maar bezie in deze tijd en ook in de veel vroegere tijden eens de vele duizenden soorten lekkernijen waarmee de mensen hun maag en hun buik vullen, dan zal je direct duidelijk worden wat een ongelooflijk grote hoeveelheid van allerlei ongegiste en derhalve onreine, kwade en schadelijke substanties bij zo'n gelegenheid vaak het hele menselijke lichaam in bezit nemen en het langzamerhand steeds meer beginnen te martelen en te kwellen! Want zulke uiteenlopende substanties raken dan in een menselijk lichaam in een constant gevecht, dat het alleen voor een poos kan temperen door zijn toevlucht te nemen tot allerlei uit ervaring bekende kruiden en wortels en met behulp daarvan de neiging van de inwendige zielensubstantie tot revolutie te stillen
Hoofdstuk 182: De oorzaken van lichamelijke ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Het ziek worden dat tegenwoordig voorafgaat aan de lichamelijke dood van de mensen is derhalve niets anders dan het gevolg van het bijna geheel verlaten van de aloude orde, maar is tegelijk ook een beschermer van de in menig mens nog gezonde ziel; want het zorgt ervoor dat de ziel zich geleidelijk aan uit haar slechte vlees terugtrekt, zich daardoor losmaakt uit de boeien van de kwade zielensubstanties van haar lichaam en, als die te erg beginnen huis te houden, zich met hulp van haar betere geest van gene zijde nog bijtijds voor altijd uit haar lichaam verwijdert. Daarna heeft ze voor eeuwig nooit meer ook maar de geringste wens om zich ooit weer in een lichaam te begeven -behalve als ze al geheel en al boosaardig uit haar lichaam is getreden en dan, om zich bitter op het vlees te kunnen wreken, probeert binnen te dringen in het vlees van een mens die nog op aarde leeft om dat op de meest wrede en onbarmhartige wijze te martelen, wat jullie al dikwijls hebben gezien en meegemaakt bij door boze geesten bezeten mensen.
Hoofdstuk 182: De oorzaken van lichamelijke ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De Apollopriester zei: 'Wij hebben nu gezien dat voor Uw wil niets onmogelijk is; als U wilt, kunt U onze afgodstempels in één ogenblik vernietigen. Wij zijn dan aan het volk geen verantwoording schuldig en kunnen dan des te gemakkelijker tegen het volk over U beginnen te spreken. Want het ontbreekt hier niet aan getuigen over dat wat U bent; ten eerste is onze opperstadsrechter een volkomen geldige getuige, verder de waard en zijn huispersoneel en ook die Joden daar.'
Hoofdstuk 191: Het ware vereren van God en afgodendienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Wat de kennis van de natuur betreft zijn jullie allerminst op de hoogte; de Romeinen hebben daar echter veel gedegen kennis van en kunnen de wetmatigheden en de samenhang van de dingen in de natuur heel goed onderscheiden. Dat alles ontbreekt jullie joden, en dat is al zo sinds de tijd van de eerste richters, die ook wisten hoe alles in de natuur met elkaar te maken had, en wel uit de twee boeken van Mozes die jullie verworpen hebben en waarvoor in plaats jullie een kabbala hebben gemaakt, waarvan de inhoud slechter is dan de inhoud van welke heidense filosoof ook. Maar Ik belet jullie niet om dergelijke hogere verklaringen mede aan te horen en dergelijke daden mede te aanschouwen. Hoe lang zal Ik jullie nog moeten verdragen, tot jullie de dingen beginnen te begrijpen?'
Hoofdstuk 203: De stralende steen van de zon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Daarop ga je brandend van nieuwsgierigheid mee met de kunstenaar, die heel vriendelijk tegen je is geworden, maar die jou op je hele reis nog altijd als een heel eenvoudig en bescheiden mens voorkomt. Terwijl je echter samen met de kunstenaar steeds dichter bij de grote stad komt en reeds vanaf een flinke afstand de prachtigste gebouwen, tempels, paleizen en burchten begint te aanschouwen, begint ook jouw fantasie over de kunstenaar die jou vergezelt steeds maar groter te worden, zoals zijn bouwwerken in die stad steeds groter beginnen te worden, hoe dichter je bij de stad komt. Zijn persoonlijke eenvoud begint te verdwijnen naarmate jou zijn innerlijke, geestelijke grootheid door zijn werken steeds duidelijker voor ogen komt te staan.
Hoofdstuk 206: Waarom volmaakte geesten zalig zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Toen Ik klaar was met dit onderricht stond Simon Juda op, die Petrus genoemd werd, en zei: 'Heer, ook wij allen danken U voor deze geweldige les; want nu pas voel ik tot diep in mijn gemoed dat U wat Uw lichaam betreft de Zoon Gods bent en daarom ook werkelijk Christus, over wie de profeten vanaf Mozes herhaaldelijk voorspellingen hebben gedaan, maar ook al vóór Mozes, te beginnen met Abraham, de grote verlichte oeraartsvaders van de mensen. Ik zou nu werkelijk niet meer weten met wat voor vraag ik U verder nog lastig zou kunnen vallen; want alles lijkt mij nu duidelijk, in een geweldig beeld voor mijn ogen te zweven.'
Hoofdstuk 212: De belijdenis van Petrus en zijn verzoek om de gelijkenis van de zaaier uit te leggen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Ik zei: 'Dat heeft je vlees je niet ingegeven, maar jouw geest! - We zullen echter ook over dit onderwerp vandaag niet verder praten; want die Farizeeën beginnen de een na de ander hun oren te spitsen, omdat ze ons horen praten. Praat nu dus weer over iets anders, wat er niet zo toe doet!'
Hoofdstuk 236: Het ontstaan van de Kaspische Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Als er dan weer een volk op de wereld komt, moet het weer van voren af aan beginnen, woningen te bouwen en het land in cultuur te brengen, en bij dat werk heeft zo'n volk ook weer geen rust, maar wordt het door allerlei vijanden van boven en beneden aan één stuk door bedreigd, die ervoor zorgen dat het zich nooit volledig kan ontplooien in de ware, zuivere zedelijkheid en deugd.
Hoofdstuk 237: De waard vraagt naar de reden voor het verwoesten van Babylon en Nineve - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Er is namelijk in Galilea een man opgestaan, die al bijna drie jaar rondtrekt en er buitengewoon beledigend op los preekt over ons, daarbij bepaalde tekenen doet zoals de Essenen en het hele volk tot zijn leer bekeert door zich uit te geven voor een zoon van God en zelfs op grond van de Schrift duidelijk aantoont dat hij de beloofde Messias is. En wij weten nu niet wat wij moeten beginnen.'
Hoofdstuk 242: De verdraagzaamheid van de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Maar laten we nu gaan rusten, want Ik wil niet dat die Farizeeën en kooplieden, die zich geweldig verbaasd hebben over jouw woorden, vanavond nog naar ons toe komen om met ons een gesprek te beginnen! Wij zullen morgen nog genoeg moeite met hen hebben. Laten we dus alles uitstellen tot morgen!'
Hoofdstuk 1: De Heer bij de waard Mucius - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[2] Hier een wonder te doen zou geen zin hebben gehad, omdat ze alleen maar geloofd zouden hebben dat ze de manier waarop het tot stand was gebracht niet begrepen, en de innerlijke kern verworpen zouden hebben, aangezien ze te zeer aanhangers waren van de Griekse wetenschap, waar ze zich heimelijk mee bezighielden. Pas bij Afek, een streek die ze van vroeger goed kenden, zouden ze zich erg verwonderen en beginnen te begrijpen dat hier datgene wat naar hun begrippen natuurlijk was, ophoudt, en daarna zullen ze ijverig gaan navorsen en langzamerhand worden bevrijd van hun wetenschappelijkheid, die hen grondig in de steek zou laten.
Hoofdstuk 8: De Heer vertelt het levensverhaal van de koopman - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[4] Maar als dit niet tot de naastenliefde behoort, dan behoort over het algemeen het uitstellen van een werk tot de volgende dag, terwijl men het ook heel goed een dag eerder had kunnen doen, niet tot de naastenliefde, maar zo'n uitstel van werk behoort tot de klasse der traagheid van de mensen -en traagheid is altijd het begin van allerlei zonden en ondeugden. Want iemand die altijd aan het werk is met juiste en goede dingen zal weinig tijd hebben om de een of andere zonde te begaan; maar een traag mens zal er in zijn traagheid steeds meer over beginnen na te denken waarmee hij zijn verveling, die ontsproten is aan zijn passiviteit, zou kunnen verdrijven. En omdat ieder mens voortdurend zowel door goede als door slechte geesten omringd wordt, spreekt het vanzelf dat de boze geesten zich eerder tot een traag mens toegang kunnen verschaffen dan tot een werkzaam mens; en als die boze geesten zich eenmaal toegang tot een mens hebben verschaft, verstrikken ze zijn gemoed weldra in allerlei nutteloze fantasieën en trekken hem steeds verder naar beneden in hun smerige en duistere sferen.
Hoofdstuk 224: De Heer waarschuwt tegen traagheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...