Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6869 resultaten - Pagina 33 van 458

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[1] Vooral in de marktplaatsjes en dorpjes heerste veel ellende, en dat was de mensen, die daar onder allerlei lasten gebukt gingen, goed aan te zien. Fysiek en psychisch waren ze verstrooid en kwijnden ze weg als schapen tussen de wolven zonder ook maar één herder. (Matth. 9:36) Omdat die ontreddering van de arme mensen bijzonder veel medelijden in Mij opwekte, zei Ik net als aan de bron in Sichar: 'De oogst is groot; maar er zijn maar weinig arbeiders! (Matth. 9:37) Vraag daarom aan de Heer dat Hij arbeiders zendt om te gaan oogsten! Want deze armen zijn rijp voor het Rijk van God, en de akker waarop ze staan is groot. Ze smachten en snakken naar licht, waarheid en verlossing! Maar arbeiders, arbeiders! Waar vind je ze?!' (Matth. 9:38)
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen zei de ondervraagde man met tranen in zijn stem: 'O beste en goede mensen! Dat heeft de grenzeloze hardheid en hebzucht van de pachtkoning Herodes gedaan! Zijn vader was de linker en hij is de rechterarm van satan. Wij konden de verlangde belasting niet betalen die hij tien dagen geleden van ons eiste; zijn gerechtsdienaars gaven ons zes dagen uitstel. Wat zijn echter zes dagen? In die tijd aten de gerechtsdienaars bijna geheel het beste deel van onze voorraad op en op de zevende dag namen ze, omdat we de verlangde onbetaalbare belasting onmogelijk betalen en vereffenen konden, alles wat we hadden, en het scheelde maar weinig of ze hadden dit naakte ellendige leven ook nog van ons afgenomen! O vrienden, het is hard, onvoorstelbaar hard! Als God ons niet helpt, dan verhongeren wij vandaag nog tesamen met onze kinderen! Help ons toch zoveel als in jullie vermogen ligt! Als die slechte knechten van Herodes ons nu maar niet tot op ons naakte lichaam uitgekleed hadden, dan konden we tenminste nog gaan bedelen; maar waar kunnen we in déze toestand nu heen gaan? Voor onze kinderen is het in alle richtingen te ver om te gaan; en wij zijn, zoals jullie zien, poedelnaakt! O God, o God, waarom moesten nu juist wij zo ontzettend in de ellende gestort worden? Aan welke van al onze zonden hebben wij deze straf te wijten, o Jehova?'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen ging Ik in hun midden staan en zei tot hen: 'Luister dan heel goed; Ik zal jullie nu zonder voorbehoud alles vertellen wat je moet weten.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Ik zeg: 'Beslist niet, broeders!' Ik zeg je: Jullie zullen noch goud, noch zilver, noch muntstukken in jullie gordels hebben; want een goede arbeider verdient zonder dat alles zijn voedsel! (Matth. 10:9) Wie echter niet werken wil als hij het wel kan, die moet ook geen eten krijgen! Want er staat geschreven: 'In het zweet uws aanschijns zult u uw brood verdienen!' Maar dat een werkschuwe mens met behulp van een aalmoes van goud, zilver en muntstukken voor zijn eten moet zorgen, dat staat nergens geschreven! De zwakken, ouden en gebrekkigen moeten volgens de wet door de hele gemeente onderhouden en goed verzorgd worden.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Maar zonder dat zal er toch al veel te gauw een tijd komen, waarin het goud, het zilver en het geld de mensen zal regeren en zal bepalen hoeveel men voor de wereld waard is. Dat zal echter een kwade tijd zijn; het licht van het geloof zal uitdoven, en de naastenliefde zal net zo hard en koud worden als het geld!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Daarom moeten jullie bij het weggaan geen reiszak meenemen, ook geen twee mantels en geen reisstok! Want zoals Ik al zei, een goede arbeider Ïs zonder dat alles ook zijn voedsel waard!' (Matth. 10:10)
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar nu vroeg Judas: 'Heer, dat zal allemaal wel in orde zijn, en we zullen bij de boeren zeker zonder geld wel verzorgd worden; maar we zullen toch ook wel naar de steden en markten moeten gaan, waar de gastvrijheid van vroeger allang verdwenen is! Hoe kunnen we daar zonder geld in leven blijven of iets doen?'
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Zie! Ik zend jullie als schapen onder de verscheurende wolven; wees dus overal sluw als de slangen, maar tevens zonder valsheid zoals de duiven, die een symbool van de zachtmoedigheid zijn!' (Matth. 10:16)
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Ik lees jouw vraag in je hart precies er dan je hem zult kunnen formuleren; maar laat je dat niet verhinderen om je vraag ter wille van de broeders hardop uit te spreken! Want de vraag is werkelijk bijzonder belangrijk en een echte onbedorven Jood waardig. Zeg dus maar zonder omwegen, wat je op je hart hebt!'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Heb dus geen angst voor de wereldse mens! Wat Ik jullie 's nachts leerde, zeg hen dat overdag; en wat Ik één van jullie heimelijk in het oor van zijn hart zei, verkondig dat nu van de daken (Matth. 10:27) en vrees degenen niet, die als een verscheurend dier het lichaam van een mens kunnen doden, maar die de ziel, die het enige is wat leeft en leven heeft niet kunnen doden en die niet in staat zijn om haar ook maar op enige wijze kwaad te doen!
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[24] Maar Ik zeg je: Jullie haren zijn geteld (Matth. 10:30), en je verliest er niet één zonder het weten en de wil van de Vader! Als de Vader nu zó zorgt voor dingen, die jullie totaal de moeite niet waard vinden, zal Hij dan niet voor jullie zorgen, terwijl je nog wel Zijn woord en Zijn genade verkondigt?
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[26] Ga daarom zonder verdere vrees er op uit en belijd Mij voor de mensen! Waarlijk, wie Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor de Vader in de hemel! (Matth. 10:32) Maar degenen onder jullie die Mij uit onnodige angst zullen verloochenen bij de mensen, die zal Ik ook eens voor de Vader in de hemel verloochenen.' (Matth. 10:33)
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Wat de geesten in de steen vrijmaakt, zoals het vuur, de strijd, zware druk en zware harde slagen, dat wekt ook de geesten in de mensenharten die veranderd zijn in harde stenen, en maakt ze vrij, vooral de harten van de groten en rijken, die harten van diamant hebben welke door geen aards vuur zacht gemaakt kunnen worden.
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[27] Judas neemt weer het woord en zegt: 'Dat is allemaal heel wijs en mooi gezegd, en het is in die vorm ook beslist waar; maar wat helpt dat allemaal? De leer is buitengewoon heerlijk, zuiver en waar - dat staat als een paal boven water -, en ook Uw daden zijn in ieder geval voor ons zoals we hier samen zijn, een meer dan voldoende bewijs van Wie Degene is, Die deze doet. Maar bij de gegeven gedragsregels zal de leer en zullen haar daden bezwaarlijk ooit algemeen op en aangenomen worden. Omdat ze eigenlijk zonder meer onvrede brengt in ieder huis dat haar aanneemt, zal ze zeer streng door de staat vervolgd, of geheel verboden worden, en dan zijn wij nergens meer. Wat dan? Als wij dan als aardse verkondigers van Uw leer en daden zeker maar al te gauw onder stenen of onder het zwaard, in het vuur, of misschien wel aan het kruis of in de leeuwenkuil opgehouden hebben te bestaan, wie zal dan wel onze plaats innemen en ons werk doen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Wie echter het wereldse leven niet alleen niet zoekt, maar het ook uit ware, zuivere liefde voor Mij, afwijst en niet de moeite waard vindt, die zal het eeuwige leven vinden (Matth. 10:39); want meteen na de dood van zijn lichaam zal Ik hem opwekken, hetgeen de jongste dag van het nieuwe leven in de geestenwereld is, en Ik zal hem binnenvoeren in Mijn eeuwige Rijk en zijn hoofd versieren met de kroon van de eeuwige onvergankelijke wijsheid en liefde, en Hij zal dan met Mij en al de engelen van de eeuwige eindeloze hemel eeuwig over de hele zinnen en geestenwereld heersen!'
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...