Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 33 van 728

...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...
[18] En Petrus en zijn knechten brachten het schip meteen in orde. Toen Ik Mij echter inscheepte, kwamen de twee genezenen Mij snel achterna en vroegen Mij, of zij Mij ook mochten volgen; want ze zouden in deze stad niets te doen en niets om van te leven hebben, en in hun huis zouden hun familieleden ze zeker nooit op willen nemen omdat ze te bang voor hen waren! Ik wees ze echter met vriendelijke ernst terug en zei tegen hen: 'Ga maar gerust naar je huis en je familie terug; ze zullen je met vreugde opnemen! Ga en verkondig de uwen, en ook de hele streek, wat voor groots de Heer aan jullie heeft gedaan en welke barmhartigheid Hij jullie bewees; dat is beter dan dat je Mij nu zou volgen! Want je moet nu in deze omgeving, waar men je overal goed kent, een heel goed getuigenis van Mij geven en daardoor nuttig zijn voor de mensen; en de mensen zullen jullie net als voorheen, toen je voor hen een verschrikking was, niet laten verhongeren.
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Wij waren echter geland aan de algemene landingsplaats en daar waren al veel mensen verzameld; voor een klem deel waren dat mensen, die vanwege hun zaken de zee in alle richtingen moesten bevaren, en de meeste anderen kwamen uit de omstreken, zelfs van Jeruzalem, naar de markt van Nazareth; want er was op dit moment juist een grote markt in deze stad.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maria en alle huisgenoten gingen nu aan het werk en maakten een overvloedig ontbijt voor ons allen klaar, dat wij echt nodig hadden, speciaal de leerlingen, omdat die een hele dag en een hele nacht haast niets gegeten hadden. De maaltijd was snel klaargemaakt, en we gingen zitten en aten en dronken. Na het maal spraken wij onze dank uit en stonden op en gingen de stad in, om daar wat naar het doen en laten van de mensen te kijken. We konden echter nauwelijks het huis uit vanwege al het volk, dat voor het grootste deel uit nieuwsgierigheid, voor een ander deel uit onbehoorlijk spionage oogmerk en slechts voor een zeer gering deel uit nood en hulpbehoevendheid, zich om het huis gelegerd had.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De man gaat echter geen stap voor hem terug en zegt: 'Ja, wat jullie betreft, zouden we allang branden, als we geen Galileeërs waren en ik persoonlijk geen echte Romein, en als jullie, in plaats van de Romeinen het hier voor het zeggen hadden! Maar gelukkig heeft voor ons Galileeërs jullie glorie allang opgehouden! Wij zijn geheel Romeinse onderdanen en hebben derhalve niets met jullie te maken, behalve dat we je hooguit helemaal uit Galiléa verwijderen als je het zou wagen je ook maar aan de geringste van ons Romeinen te vergrijpen!
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Met betrekking tot onze grote profeet Jezus zeg ik je nu echter nog dit: Wee jullie, als je van plan mocht zijn, om in dit land je boosaardige handen aan Hem te slaan!
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wat voor plezier en blijdschap kan iemand echter, als hij wijs is, er wel er aan beleven, als een blinde, die langs de weg loopt, tegen een ziende, die dezelfde richting uitgaat, zegt: 'Vriend, ik ben de weg kwijt en ik weet niet meer of ik nu heen of terug ga; vóór mij moet mijn huis zijn. Volgens het aantal passen dat ik telde, zou ik al vlak bij het huis moeten zijn; maar als ik, omdat ik me gemakkelijk vergis als blinde, in plaats van heen, terug ben gegaan, dan moet ik nu verder van het huis af zijn, dan waar ik was toen ik naar huis wilde gaan. Wees zo goed en breng me op de goede weg naar mijn huis!'
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Maria haast zich naar de voorraadkamer en vindt deze volgepakt met brood, meel, vruchten, gerookte en verse vis, met melk, kaas, boter en honing! Als moeder zo'n grote voorraad in de voorraadkamer ziet, dan beangstigt dat haar; ze komt vlug naar Mij terug, valt voor Mij op de knieën en dankt Mij knielend voor zo'n rijke verzorging van haar voorraadkamer! Ik buk Mij echter snel en hef moeder op, en zeg tegen haar: 'Wat doet u voor Mij, wat alleen de Vader toekomt? Sta op; want wij kennen elkaar toch al dertig jaar, en Ik ben nog steeds Dezelfde en niet veranderd!'
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Als je in een grote werkplaats van een kunstenaar komt en je ziet vele verschillende werktuigen, weet je dan wel hoe de kunstenaar ze gebruikt om een kunstwerk te scheppen? Daar zul je ook wel je hoofd schudden en je schouders ophalen; maar daarmee kom je niet te weten, hoe de kunstenaar zijn vele verschillende werktuigen gebruikt, en hoe daardoor een bepaald kunstwerk geschapen wordt. Als de kunstenaar het je echter wil uitleggen, dan zul je het ook begrijpen, op de manier waarop de kunstenaar het je uitgelegd heeft.
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Of is de korenschop soms belangrijker dan degene, die dit werktuig gebruikt?! Is zij deugdelijk, dan wordt daarmee de tarwe, de gerst en de rogge gezuiverd; is zij echter niet goed, dan wordt zij deugdelijk gemaakt of verbrand! Als de Vader jou gevormd heeft tot korenschop, blijf dan wat je bent, en probeer niet ook nog een aarden pot te zijn! Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De mensen der wereld zijn als tarwe, gerst en rogge. Dit levende graan groeit echter niet zonder kaf en vies stof. Opdat dit graan, dat wil dus zeggen deze wereldmensen, dan gereinigd kan worden van het kaf en het vuil, en vervolgens als volledig schoon koren in de eeuwige schuren van de Vader gebracht kan worden, daarom worden jullie nu omgevormd tot goede en levende korenschoppen, waarmee de Vader in de hemel Zijn koren zal reinigen. Begrijp je het nu?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zeg: 'Ik ben ten eerste Degene, Die Ik ben; daarnaast ben Ik ook Degene, Die Ik schijnbaar niet ben! Ik zaai en oogst, zoals de Vader zaait en oogst, en wie Mij als een korenschop dient, die dient ook de Vader; want waar de Vader is, daar is ook de Zoon, en waar de Zoon is, daar is ook de Vader. De Vader is echter meer dan de Zoon, en de Zoon gaat uit van de Vader; niemand kent echter de Vader dan de Zoon alleen, en degene, aan wien de Zoon het wil openbaren. -Is dit voor jullie duidelijk?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Thomas werd alweer boos en zei tegen Judas Iskariot: ' Jij blijft toch ook altijd dezelfde onbehouwen en ongemanierde mens, die je altijd al was; ga naar de voorraadkamer en kijk of onze vissen oud zijn! Als jij uitgehongerd als een wolf in één keer een zeven pond zware vis verzwelgt, daarbij een hele kruik vol water leegdrinkt, genoeg voor twintig mensen, en tevens nog een nu juist niet zo klein brood opeet, dan moet je wel iets drukkends in je maag voelen! Als het je echter zoveel pijn doet, dan hebben wij toch de beste dokter in ons midden; vraag Hem, dan zal Hij je wel helpen!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ze schrokken echter zo erg van de manier, waarop Ik hen toesprak dat ze verder niets meer dorsten te vragen; want Mijn luide woord voelden ze in hun harten, alsof ze door de bliksem waren getroffen! -En Ik vroeg hen nogmaals, wat ze wilden.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Met dit advies gingen de drie weg. Diegene echter, die met Mij sprak was één van de hoofden van de school en de synagoge te Kapérnaum en heette Jaïrus.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] En de vrouw stond blij en vrolijk op en ging naar haar huis, dat een halve dagreis verderop lag; want ze was de dochter van een pachter achter Zebulon en was ongehuwd. Toen ze dertien jaar oud was, beging ze een misstap met een zinnelijke man, die haar daarvoor twee ponden goud gaf; om deze reden moest ze echter hierna twaalf jaar lijden en de volle twee ponden goud opmaken, die in die tijd meer waard waren dan 100.000 gulden nu. Ze was dus door dat geschenk rijk geworden, maar moest toch eerst al haar rijkdom weer teruggeven, voor ze gezond kon worden.
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46  ...