Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 34 van 111

...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...
[7] Maar dan moeten jullie zeggen: 'Dan hebben de Farizeeën ook eens een keer de waarheid gesproken! Deze machtige profeet is niemand anders dan de hen reeds heel goed bekende profeet uit Nazareth! Jezus is Zijn naam en in aards opzicht is Hij een zoon van de alom bekende timmerman jozef - die echter alleen zijn pleegvader was -, geboren uit Maria, de eveneens alom bekende maagd uit het huis van Joachim en Anna in Jeruzalem!' En dit is Dezelfde, die met Pasen van dit jaar alle verderfelijke wisselaars en verkopers met touwen in Zijn hand uit de tempel heeft verdreven. Deze profeet is echter onmiskenbaar meer dan een profeet! Johannes, de jullie allen bekende doper in de woestijn, heeft van Hem een waar getuigenis afgelegd, dat jullie ook zeer goed bekend zal zijn.
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ik heb in Hem juist die mens gevonden, die ik - laten we zeggen dertig jaar geleden tegen de gruwelijke vervolging van de oude Herodes beschermd heb; Hij is het ook, die dertig jaar geleden, toen mijn broer Augustus de volksregistratie en volkstelling in het hele uitgestrekte Romeinse rijk en dus ook in het land der joden invoerde, in Bethlehem in een schaapsstal is geboren uit de jonge vrouw van de timmerman Jozef, waarbij zich allerlei wonderbaarlijke verschijnselen voordeden. Wijzen uit het morgenland, daarheen geleid door een grote komeet, herkenden Hem en hebben Hem begroet als de toekomstige koning der joden en Hem geschenken gebracht; reeds toen werd Hij door de verbaasde herders als een bijzondere verschijning voor de mensen van deze aarde bezongen, waarvan jullie je zeker nog wel iets zullen herinneren!
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] DE FARIZEEËR zegt: 'Wel, de reden daarvan ligt toch ook voor de hand? Als we naar een huis kijken dat ongeveer duizend jaar oud is, of naar een schip, of een mantel, dan zien die er na zo'n lange tijd toch zeker ook heel anders uit! Zelfs stenen verweren vaak in duizend jaar tijds aanmerkelijk, -hoeveel te meer dan oud hout en onedele metalen, zoals bijvoorbeeld koper en ijzer; zelfs aan goud is het goed te zien, als het duizend jaar oud is!
Hoofdstuk 152: Nog meer verklaringen van wonderen in het oude testament - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Maar na een paar jaar, als hij reeds vele duizenden ziende heeft gemaakt, trekt de goddelijke kracht zich terug en valt hij ten prooi aan de gemeenste menselijke wraak! Degenen die door hem bekeerd zijn, zijn dan vol vrees, ze kunnen dan geen kant meer op. Als ze niet met zo velen zijn, worden de leerlingen bevangen door angst, vrees, schrik en twijfel; en als ze met z'n allen al een aanzienlijk leger vormen, dan ontstaat er gewoonlijk omwille van hun geloof en opvattingen een gruwelijke oorlog, die niet eerder ophoudt dan dat de ene partij de andere geheel heeft uitgeroeid.
Hoofdstuk 156: De twijfel van de Farizeeër aan het bestaan van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Ah, wanneer je mij, als ik je geloof en tegen je huichel, overduidelijke voordelen kunt bieden, dan kun je tegen me zeggen: 'Zie, deze Nazarener heeft niet alleen dit allemaal, maar ook deze zee met alle vissen enkel door zijn wil heel plotseling laten ontstaan, en trouwens deze hele aarde pas twee jaar geleden geschapen!' -en ik zal het van je geloven! Wat ik je hiermee wil zeggen, zul je ook zonder enige nadere uitleg zeker wel heel goed begrepen hebben."'
Hoofdstuk 163: Het materialistische geloof van de aanvoerder der Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Tien jaar geleden verliet ik toen met mijn gezelschap Athene en trok naar deze verlaten plek, weg van de wereld. Hier bouwden wij deze hutten, waar we nu heel tevreden in wonen. Wij worden gevoed door onze kleine kudde geiten, die we mee hadden genomen, en de hier rijkelijk voorkomende vis, waarvan we alleen met het overtollige, vanwege het zout, een beetje handel dreven met de stad Caesarea.
Hoofdstuk 175: De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen jij en je gezelschap ingewijd waren in deze levensleer van tevredenheid, besloten jullie al gauw om naar hier terug te gaan, vanwaar je vertrokken was, en om je ergens in de buurt van de stad Caesarea in een nog vrij gebied te vestigen en daar een weliswaar arme, maar toch zo gelukkig mogelijke mensenkolonie te stichten. En zoals jullie ongeveer tien jaar geleden hier zijn aangekomen en je hier hebt gevestigd, zo zijn jullie nog.
Hoofdstuk 176: Johannes onthult het leven van Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Wij zeggen -en ook terecht -: De hele mensheid,.of de morele wereld, is boos en slecht. Maar als we nagaan wat de oorzaak hiervan is, dan moeten we die min of meer zoeken in datgene, wat ik zojuist genoemd heb! Wat wij mensen ook doen, wij kunnen noch onszelf noch de anderen verbeteren; want de machten van de wereld vormen steeds een beperking voor ons en overal geldt: 'Slechts tot hier, -en geen handbreed verder!' Wij mogen niet onderzoeken en ook niet nadenken. De ijzeren wet dwingt alle hoofden onder één hoed. Wie zich durft te verroeren is voor de wereld verloren; maar of hij daardoor voor een andere wereld gewonnen is? Wel, daarover hebben we nog veel minder overtuigende zekerheid dan over hetgeen er over honderd jaar met de mensheid gaat gebeuren!
Hoofdstuk 156: De twijfel van de Farizeeër aan het bestaan van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] En de aanvoerder zegt daarom tegen Marcus, die zich al een beetje begint te ergeren: 'Ja, we waren er nu eenmaal niet bij, en al degenen die hier zijn en het met jullie eens zijn, kunnen ons heel gemakkelijk voor de gek houden! We weten heel goed, hoe de Essenen hun geweldige wonderen tot stand brengen, maar kunnen tegen het eenmaal door verbazing ontstane bijgeloof of volksgeloof niets meer beginnen. Duizend mensen die het met elkaar eens zijn kunnen de grootste wonderen teweegbrengen en tienmaal duizendmaal duizend mensen overreden. Jullie kunnen op dit verborgen en afgelegen plekje tien jaar lang aan dit wonderwerk gebouwd hebben, terwijl niemand behalve jullie zelf het gezien heeft! En toen het klaar was, nodigden jullie vreemdelingen uit en zeiden dan zoals afgesproken, dat deze of gene wonderdoener dit gebouw in een enkelogenblik heeft laten ontstaan, en zo ook de tuin en de haven. En als duizenden dat serieus beweren, moet de vreemde het wonder wel gaan geloven, of hij wil of niet. Er moet een wonder voor ónze ogen gebeuren, -dan pas zullen wij ook aan dit wonder geloven!'
Hoofdstuk 161: De indruk van de wonderbaarlijke werken van de Heer op de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Toen je aan de zee de schepen en de havenaanleg bewonderde en de oude brave Marcus je vroeg wat je op dat alles had te zeggen, haalde je bedenkelijk je schouders op en zei: 'Daar is zeer veel, maar in een bepaald opzicht ook heel weinig over te zeggen. Zeer veel, als dit uiteindelijk ondanks alle plechtige verzekeringen en getuigenissen toch geen wonder is, maar een op geheel natuurlijke wijze tot stand gekomen werk; en natuurlijk heel weinig of zelfs niets, als het allemaal toch in ernst een wonderbaarlijk werk mocht blijken te zijn! Dat ik en al mijn collega's echter, ondanks dat men het ons plechtig verzekerd heeft, niet kunnen aannemen dat het een wonder is, kan ieder weldenkend mens zich natuurlijk goed voorstellen, omdat wij er zelf nu eenmaal geen getuige van zijn geweest en we deze streek sinds ruim tien jaar niet meer hebben gezien en er al helemaal nooit meer geweest zijn. Wat heeft zich hier op deze afgelegen plek wel niet allemaal kunnen afspelen door de sluwe politiek van de Romeinen! Door spionnen wist men, dat wij het plan opgevat hadden om in dit land te onderzoeken wat er allemaal tegen ons wordt ondernomen, en ook om er achter te komen, welke personen druk doende zijn om ons tegen te werken. Men wist zeker dat wij ons hier aan de Galilese zee bevonden, stuurde loodsen naar ons toe en bracht ons hierheen, waar de Romeinen een belangrijk kamp hebben opgeslagen.
Hoofdstuk 162: Cyrenius onthult de mening van de Farizeeër over de wonderwerken van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] EBAHL, de vader van Jarah, komt naar Mij toe en zegt: 'Er is nu vast niets meer waarover wij U nog vragen zouden kunnen stellen; want we hebben hier zoveel waarheden gehoord en wonderbaarlijke dingen meegemaakt gedurende deze zeven dagen, dat wanneer we die over zevenduizend jaar zouden verdelen, er in ieder jaar een flink aantal zou zijn en de mensheid dan ook ieder jaar genoeg zou hebben om zich te verbazen en daarover na te denken. We zijn nu buitengewoon rijk geworden aan waardevolle schatten voor de geest; het komt er nu alleen nog op aan om d.~ze schatten ook daadwerkelijk in ons leven te gebruiken, -want anders Zijn ze waardeloos voor onze zielen, om wier heil het in dit leven enkel en alleen gaat. Alleen rijst hier de vraag: Zullen wij, omdat we eigenlijk toch maar zwakke mensen zijn, hiervoor steeds voldoende wilskracht bezitten? Wat moeten we doen als we in de loop der tijd door allerlei gebreken overvallen worden, waarvoor zelfs de meest goedwillende mensen vaak niet gespaard worden?"
Hoofdstuk 169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid van het huis van Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Maar IK zei: 'Laat het schip gaan waarheen het gaat; de Vader weet wel waar wij deze keer moeten komen! Nu zijn wij nog onderweg om te onderrichten, en varen naar de benedenste grote baai waar we aan de andere kant van de stad Caesarea Philippi komen, daar zullen we ons enige rust gunnen. Maar over een paar jaar zullen wij op dit schip naar Jeruzalem varen, dan zal het om iets heel anders gaan. - Nu komen we bij een plaats heel dicht bij de zojuist genoemde stad, waar geen mens iets van ons heeft vérnomen, ondanks ons verblijf van meerdere dagen aan de andere kant van de genoemde stad. Zelfs de grote brand van de stad heeft de bewoners van deze plaats niet van streek kunnen brengen. Dat moest ook zo zijn, opdat jullie bij deze gelegenheid weer een ander soort openbaring meemaken "
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] HIRAM zegt: 'Werkelijk, deze kunst zou ik ook graag beheersen; want zo'n drank zou dit vergankelijke leven van mensen zoals wij af en toe toch een beetje aangenamer kunnen maken. Waarlijk, dit is nog de allerbeste wijn die ooit over mijn lippen is gekomen. Vanwege zulke wijn zou een mens wel een paar duizend jaar kunnen leven zonder er genoeg van te krijgen! Laat me nog eens een paar slokken nemen!"
Hoofdstuk 182: De vormende kracht van de menselijke ziel in de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Wel, dit magiërs gezelschap was hier alleen maar toe bereid tegen de volgende prijs: behalve het hoge bedrag aan leergeld moest je nog tien volle jaren als het ware hun assisterende slaaf blijven! Toen heb jij de volgende berekening gemaakt: 'Tien jaar hun slaaf en het hoge leergeld van honderd pond?! Als ik negen jaar hun slaaf ben, -kunnen ze mij in het laatste, tiende jaar als slaaf dood slaan, opdat hun geheim in Griekenland niet verraden wordt, en dan waren mijn honderd pond en ikzelf verloren! De magiërs zouden die honderd pond hebben genomen, en de krokodillen in de Nijl mij! Neen, dat doe ik mezelf niet aan!'
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Met mijn verstand zie ik de eigenlijke en boven alles gelukkig makende reden van een eeuwig bestaan na dit leven niet in. En tenslotte begint ons mensen nog de vraag naar ruimte en plaats zeer te benauwen! Wanneer bijvoorbeeld op deze aarde honderdduizend maal honderdduizend jaar achtereen mensen verwekt worden zoals nu, en niet alle zeeën in land veranderen, waar -waar moeten dan alle mensen plaats en voedsel vinden! En welke ruimte zullen al die eeuwig voortlevende geesten nodig hebben? Want ook geesten moeten in een of andere ruimte zijn, omdat buiten de ruimte die volgens Plato oneindig moet zijn, nergens een bestaan denkbaar is.
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...