Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36880 resultaten - Pagina 34 van 2459

...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...
[8] In de ogen van een scherpzinnig denker is de zichtbare dood van alle schepselen nu juist iets wat de Schepper veel van Zijn grote glorie en majesteit ontneemt! Als Hij door Zijn almacht de aarde met haar bergen en zeeën, maan, zon en alle sterren in stand kan houden, waarom dan op z'n minst ook niet de mens zoals hij is, met lichaam en ziel?
Hoofdstuk 106: Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Denk je soms dat de mensen zo door God verlaten zijn, dat zij nu uit de geestenwereld helemaal geen bericht meer krijgen? O, dan vergis je je deerlijk; maar de mensen hebben zich zelf van God afgekeerd, zijn begonnen in de materie hun alles te zoeken en alleen daarvoor bezig te zijn, en zo hebben zij zich dus helemaal van het geestelijke afgewend. Geen wonder dat zij dan niets meer waarnemen en eigenlijk niets meer willen waarnemen van de aan hen gezonden geestelijke waarborgen over het leven na de volledige, lichamelijke dood!
Hoofdstuk 107: Het verkeer met gene zijde. Bewijzen voor het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] En al moet de mens dan na verloop van tijd zijn lichaam afleggen en in een steeds zuiverder geestelijk wezen overgaan, dan zou dat door de almacht van de Schepper immers toch wel kunnen gebeuren door het lichaam langzaam maar zeker geestelijker te maken en tenslotte zonder enige verstoring van het eigen bewustzijn in het zuiver geestelijke over te laten gaan, of door de mens op een bepaalde rijpe leeftijd in ieder geval zichtbaar te laten communiceren met de reeds helemaal overgegane mensenzielen, om daardoor voor zichzelf en voor zijn naasten volledige zekerheid te krijgen over het leven na de dood. Maar van dit alles is op deze aarde vrijwel geen spoor te ontdekken.
Hoofdstuk 106: Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] In de eerste plaats wordt de mens al dommer en onbeholpener dan een dier in deze wereld geboren, en moet jarenlang door zijn ouders verzorgd en gevoed worden voor hij kracht en inzicht genoeg heeft om zichzelf te onderhouden, -en in de tweede plaats wordt hij, wanneer hij dan een mens is geworden die zich vrij moet kunnen bewegen, door een groot aantal wetten dermate beperkt en zodanig fysiek en geestelijk gebonden, dat hij nauwelijks nog vrij kan ademhalen. En ik vraag me af, wat staat daar dan voor hem tegenover? Niets dan het goede geloof dat het hem na de dood beter en zelfs buitengewoon goed zal gaan wanneer alle moeilijk op te volgen, door de wet opgelegde levensvoorwaarden vervuld zijn. ja, dat zou allemaal goed en best zijn? als de mens daarvoor een zekere waarborg zou hebben! Maar dáár zit bij alle mensen de grootste moeilijkheid!
Hoofdstuk 106: Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Heus, als er een leven van de ziel na de dood zou zijn, dan zouden zulke zielen die door ons zo erg bedrogen zijn, zich al heel lang zichtbaar en geloofwaardig op ons gewroken hebben, of zij zouden ons, onze ellende ziende, een nadere uitleg over god en over het leven van de ziel na de lichamelijke dood gegeven hebben! Maar omdat er na de dood van de mens, net als van ieder dier, geen leven meer is en kan zijn, daarom komt er ook geen geest meer te voorschijn om zich op ons te wreken omdat wij hem in deze wereld zo erg belogen en bedrogen hebben, en wij zullen ons daarover ook beslist geen onnodige zorgen maken.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Want wij kennen geen god -behalve de god, die uit onze fantasie voortkwam. Wij kennen wel iets, namelijk dat er in de grote natuur geheime krachten zijn waaraan onder vele, verschillende, toevallig optredende omstandigheden ook de mens zijn treurige bestaan dankt, maar deze krachten zijn net zo min bepaalde intelligente en van zichzelf bewuste godheden, als dat het water een godheid zou zijn omdat het door zijn volkomen stomme, blinde zwaartekracht steeds naar beneden stroomt, wat aloude ervaring geleerd heeft omdat men nog nooit een beek tegen een berg naar boven heeft zien stromen en kabbelen. Daarom zijn duizend goden en het grootste bijgeloof onnoemelijk veel heilzamer en nuttiger voor een mens dan welke zuivere waarheid dan ook. Wel, wat geeft het wat voor geloof een mens van de wieg tot het graf heeft gehad, als dat geloof hem maar een duidelijke verzekering gaf voor een dragelijk en voortdurend leven van de ziel na de lichamelijke dood?
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Wat kan een domme ijveraar van de waarheid tegen ons inbrengen als wij zeggen: 'Voor de mensen is iedere godenleer goed die hen aan wat voor hoger goddelijk wezen dan ook laat geloven en hun volledig de verzekering geeft van een eeuwig leven van de ziel na de dood!'? Op zichzelf is iedere godenleer vals en gelogen, alleen de daarvan afgeleide zedelijke wetten zijn goed. Er is echter ook -als er een leven na de dood is -nog nooit een mens teruggekomen om ons priesters ter verantwoording te roepen en eventueel te zeggen:'O jullie gemene booswichten, waarom hebben jullie mij toch met zulke kolossale leugens, met valse leerstellingen, op zo'n schandelijke wijze bedrogen?'
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Dat is tot op heden zo onze opvatting over het bestaan en over de bestemming van de mens, die door de ervaring van alle volkeren der aarde goed gefundeerd is en tot op heden de enig ware is. Dat er buiten deze enig ware levensbeschouwing bij alle volkeren nog een aantal prachtige fantasieën bestaat over een eeuwige levensbestemming van de mensenzielen na de lichamelijke dood, weten we heel goed; maar wat staat voor hun waarheid in? Soms de beelden uit de dromen van de mensen, of de fantomen van een koortsig verhitte fantasie? O, dat zijn allemaal slechts producten van de verschillende levensstadia van de mens, zolang zijn hart klopt! Als dat niet meer klopt, zijn ook de dromen en koortsverhitte fantomen opgehouden, en hiermee het bestaan van de mens en zijn verwachtingen die vaak zo mooi zijn! -Ik heb nu gesproken, neemt u nu het woord, meester uit het rijk der goden, en geef ons iets beters!'
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] DE PRIESTERES zei: 'O ja, heel goed! Je hebt nu wel echt verstandig gesproken, maar het zijn helaas alleen maar woorden zoals wij die ook heel vaak van onze gestorven mentor gehoord hebben! De woorden op zichzelf zijn heel goed, -het is alleen jammer dat zij voor ons helemaal geen overtuigingskracht bezitten! Als onze ouders zich, misschien een paar duizend jaar geleden, van een mogelijke, ware god hebben afgewend, dan kan het toch onmogelijk onze schuld zijn dat diezelfde enige en enig ware god ons onschuldige nakomelingen van die mogelijke zondaars nog steeds zo haat dat hij ons hart voortdurend met de eeuwige dood plaagt! Mocht dat echter wel zo zijn, dan bedanken wij voor jullie enige, ware god! Dan geeft onze Diogenes met zijn leer over de te verwachten eeuwige vernietiging een veel grotere troost dan jij ons nu geeft met het uitzicht op het herkrijgen van het gevoel van het eeuwige leven in onze zielen! Nee, dat zou me een mooie alwijze en almachtige god zijn, die zo'n mateloze toorn tegen een schepsel blijft koesteren, dat al die duizenden voorbijgegane winters niet in staat waren deze eindelijk eens af te koelen!
Hoofdstuk 109: Gedachtenwisseling tussen de schriftgeleerde en de vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Nee, daar kun je niets over navragen, maar de mens komt zonder het te weten en te willen op deze wereld, moet zich eerst vanwege zijn onbeholpenheid en zwakheid heel veel van zijn sterke ouders laten welgevallen, wat echter goed is omdat het zwakke kindmens zonder hun hulp beslist binnen zeer korte tijd te gronde zou gaan. Mettertijd wordt het kind echter een sterk mens, en dan vermindert de absolute gehoorzaamheid aan de ouderlijke wil aanmerkelijk, -maar dan komt de gehoorzaamheid aan een hogere wil, de wil van God, die een mens tot aan zijn dood belemmert om zijn leven in te richten zoals hij dat zelf wil. Wel, als je dat van tevoren met een god afgesproken zou hebben, zou dat wel in orde zijn, maar daar kom je niets over te weten en je kunt het ook niet levendig in je herinnering terugroepen!
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Waarom zijn er dan zoveel heidenen die, net als de beste joden, niet alleen maar zonder te twijfelen geloven aan het voortleven van de ziel na de dood, maar zich dat ook innerlijk in hoge mate en levendig bewust zijn?! Waarom is dat bij jullie dan niet het geval?
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Ik zeg jullie: Wie ook maar ooit begint te denken dat er een god is die alles wat bestaat geschapen heeft en alles onderhoudt en bestuurt, die zal ook snel inzien dat alles wat bestaat, goed en doelmatig is ingericht. Hij zal door het wijze bestel ook al gauw beseffen dat de Schepper van alles wat bestaat, zeer goed moet zijn. Als een mens daar vaak aan denkt, en zo Schepper en schepsel beoordeelt, zal hij de Schepper gaan liefhebben en de liefde tot God zal zich van dag tot dag steeds in het hart van die mens vermeerderen en hechter worden, en deze liefde is nu de geest van de mens van gene zijde, die met zijn licht de ziel doordringt en met zijn warmte de ziellevend maakt. En als dat eenmaal bij de mens het geval is, is het hem ook niet meer mogelijk ooit te denken dat hij de dood in zich heeft.
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen vroeg DE VISSERSBAAS Mij: 'Beste man, wat kunnen we nu tegen deze gevederde visdieven doen, om te zorgen dat zij ons in de visvijvers geen schade berokkenen? Want kijk, ook al kunnen deze dieren niet een van deze grote vissen uit het water tillen, dan verwonden zij de vissen toch met hun lange, spitse snavels als zij pijlsnel op hen neerduiken. De vissen worden daardoor ziek en zijn dan niet meer zo geschikt voor menselijk gebruik, of zij sterven na een grotere verwonding en worden door deze vogels, wanneer ze dood op het wateroppervlak drijven, dermate uit elkaar getrokken dat ze daarna naar de bodem zinken en het water in de visvijver verpesten, wat dan ook nadelig is voor de gezonde vissen. U zult daar zeker wel een middel tegen kennen! Wilt u zo goed zijn om mij dat te vertellen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Laat dus jullie huidige overdreven eerbied varen! Kom aan tafel, en eet en drink opgewekt en blij met Mij mee! Want als jullie bij jullie feestmaaltijden heel vaak vrolijk konden zijn toen de dood nog in jullie harten woonde, zullen jullie nu nog veel vrolijker kunnen zijn omdat de dood van jullie geweken is en het leven zijn intrede in je hart heeft gedaan! Wat vinden jullie daarvan?'
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Ik heb jullie nu laten zien, wat en wie de mens is en wat hij moet doen om het eeuwige leven te bereiken. Van nu af aan hangt het helemaal van jullie af om daarnaar te handelen. Let echter op, dat jullie nu niet ter wille van de wereld weer in jullie oude onzin en daardoor in jullie oude dood terugvallen, want dan zouden jullie nog veel moeilijker op de juiste weg te brengen zijn dan nu! Ik kan nu persoonlijk niet langer meer bij jullie blijven; maar als jullie Mijn leer blijven toepassen, zal Ik ook in de geest werkend bij en in jullie aanwezig zijn, en wat jullie deze goddelijke geest van Mij zullen vragen in Mijn naam, dat zal jullie ook gegeven worden.
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...