Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22721 resultaten - Pagina 34 van 1515

...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...
[4] Daar was ook de mooie, jonge vrouw het helemaal mee eens. Maar korte tijd daarna kwam onze hoveling zelf naar het huis van onze Griek om daar iets te kopen, want onze Griek is juwelier en zet edelstenen in goud en zilver. Hij gedroeg zich daar heel vriendelijk en charmant en boezemde de Griek vertrouwen in, hoewel de vrouw nu heel goed merkte dat zij onwillekeurig bang was voor deze heel attente en tevens ook heel rijke en uiterst vrijgevige man. Want zij had nog nooit meegemaakt dat iemand de eerst gevraagde prijs voor een juweel meteen had betaald, zonder daar iets op af te dingen. Daar moest wat anders achter steken!
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Toen zei de hoveling: 'Morgen zal u recht gedaan worden, maar aanvaard desalniettemin hier het goud voor uw juweel! Maar omdat ik u geheel belangeloos een grote dienst bewijs, vraag ik van u slechts een geringe wederdienst. Over zeven dagen organiseer ik op de verjaardag van de grote koning een groot feest in de grote paradijstuin en ik nodig u uit voor dit feest, waarbij u dan samen met uw vrouw in feestkledij verschijnt. Ik zal u daar aan de grote koning voorstellen en u met uw vrouw naar des koningstafel brengen, waar u en uw vrouw dan veel gunsten kunt vragen!'
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De rampzalige, zevende dag brak aan als een onontkoombaar noodlot en men ging feestelijk gekleed naar het paradijs van de koning. Daar was alles vlammen en licht. Van alle kanten straalde goud en edelgesteente meer dan de helderste sterren aan de nachtelijke hemel, en muziek en gezang gonsde door de met dicht loof omzoomde lanen van de grote tuin. De beiden behoefden echter niet lang te wachten aleer zij door onze hoveling ontdekt werden en meteen in de grote tuintempel aan de koning werden voorgesteld en door hem vriendelijk werden ontvangen. In het midden van de grote zuilentempel waren een groot aantal onbeschrijflijk mooie tafels en zijden kussens geïnstalleerd en op de tafels stonden grote gouden schalen vol met de heerlijkste gerechten, en in grote kristallen bekers schitterde kostelijke wijn en nog een aantal andere kruidendranken.
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Onze Griek moest aan de tafel naast de grote koningstafel plaats nemen, maar zijn mooie vrouw werd aan de koningstafel geplaatst. Men at en dronk een tijdlang heel gemoedelijk. Maar onze Griek begon zich al gauw erg ziek te voelen, want hij kreeg een drank die met gif was vermengd en hij moest naar huis worden gebracht. De vrouw werd echter naar de vertrekken van de koning gebracht en moest daar onder bedreiging van de dood alles met zich laten doen, net zo lang tot men genoeg van haar had. Hoewel de Griek niet aan het gif stierf, bleef hij tot op dit ogenblik toch verlamd, en hoe toegetakeld zijn vrouw er uitzag toen ze na zeven dagen thuiskwam, kan ieder zich wel voorstellen!
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar naar het zich hier laat aanzien, zijn de heidenen toch niet zo erg als men ze ons in Perzië heeft afgeschilderd. Het is toch nauwelijks aan te nemen dat de, weliswaar oneindig trotse, opperstadhouder Cyrenius niet zou weten wat er achter de wonderdoener schuilgaat!? Maar als hij het weet en hem dan Heer noemt, dan moet hij daar toch wel zijn gegronde reden voor hebben! Want tegen de macht van zo'n wil konden alle wapens van Rome wel eens te kort schieten en te zwak zijn!
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Dat was geen toverij en geen wondergenezing op de manier van onze magiërs en priesters die kerngezonde mensen, voor geld en beloften van ander voordeel, laten simuleren dat ze doof, lam en blind zijn en hen zo een pelgrimage naar een afgod in een morsige tempel laten maken om dan daar op een afgesproken teken, ziende, horend en recht van lijf en leden te worden. Daardoor wordt er een aantal onnozelen overtuigd en als er dan echte lammen, blinden en doven komen om te bidden en te offeren, wordt niemand van hen beter. Dan wordt er steeds gezegd: 'Uw geloof is te zwak en uw te kleine offer is god niet welgevallig!' Ja, je weet dat onze magiërs zelfs de dode kinderen van rijke ouders weer tot leven brengen, maar wij weten allang op wat voor manier en wij weten ook, dat zulke uit de dood opgewekte kinderen geen bloedverwanten zijn. Maar deze hier zal zeker ook minstens de schijndoden tot leven kunnen brengen!"
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dit voorval maakte op onze Perzen pas goed indruk. Daar konden zij niet tegen op en onze Schabbi keek dan weer naar Mij, dan weer naar de tot leven gewekten, voelde hun polsslag en vroeg hen nadrukkelijk of ze toch wel echt dood waren geweest en of ze zich dan absoluut niets konden herinneren van wat er met hen was gebeurd!
Hoofdstuk 202: De uitwerking van het wonder op de Perzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Dat Ik zonder meer Dezelfde ben, daar staan hier nog twee levende getuigen voor in. De ene is overste Cornelius, de jongste broeder van keizer Augustus en de andere is opperstadhouder Cyrenius, die Mijn vlucht naar Egypte geleid en verzorgd heeft en een oudere broeder van keizer Augustus is! Als je dat nu weet, zeg Mij dan nu, wat je van de Messias denkt die de drie sterrenkoningen bekend hebben gemaakt! Bestaat Hij, of bestaat Hij niet?"
Hoofdstuk 202: De uitwerking van het wonder op de Perzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als de ziel tijdens de echte momenten van levensactie in het genoemde levenscentrum in het hart komt, heeft zij daardoor ook de openbaring van Gods geest bereikt, die zich in ieder hart bevindt en zij kan daar niets anders dan alleen maar de eeuwige, onveranderlijke waarheid uit God in zichzelf vinden. Dat is dan een - indirecte openbaring en het onderscheid met de directe is slechts, dat God, wanneer er grote duisternis onder de mensen heerst, geschikte mensen buiten hun toedoen opwekt en hun ziel eveneens naar hun levenscentrum leidt, om van daaruit de andere blinden het licht weer te brengen dat hun de ogen opent.
Hoofdstuk 204: Indirecte en directe openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Een natuurlijke betekenis kan deze maaltijd niet hebben, maar alleen een geestelijke. Maar wie ontdekt die? Wie is de berg en wie dat vreemde vette maal? Ik vind, dat de mensheid daar eigenlijk mee voor de gek gehouden wordt! Op dezelfde berg zal de Heer, naar ik aanneem dus de Messias, het omhulsel dat de volken omhult, verwijderen en de bedekking van de gezichten der heidenen wegnemen. Dat zou nog te begrijpen zijn, maar de berg, de berg, waar is die dan en wat is hij?
Hoofdstuk 206: Schabbi en de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Deze woorden van Mij stemmen de Perzen erg tot nadenken en JURAH zegt tegen zijn metgezellen, terwijl Ik Mij naar de drie begaf, die uit de doden waren opgewekt, en hen lichamelijk liet verzorgen: "Vrienden! Zijn woorden zijn heel merkwaardig en klinken nog wonderbaarlijker dan zijn daden er uitzien, hoewel die al zodanig zijn dat wij nog nooit iets dergelijks zagen. Maar alle wonderen lijken op elkaar en een mens die daarin onervaren is, is blind en kijkt niet daar, waar hij het scherpst en aandachtigst toe zou moeten zien! De genezing van onze juwelier is wel buitengewoon verrassend, maar het is misschien niet onmogelijk zo iets op natuurlijke wijze tot stand te brengen. Wij weten natuurlijk niet hoe dat gedaan zou moeten worden, maar wij weten toch wel uit ervaring dat de Indiërs de beet van de giftigste slangen zonder kruid en sap en olie genezen. Hij heeft deze beiden ook zonder kruid, sap en olie genezen, hoe, dat weten wij niet -dat kunnen we ook niet weten!
Hoofdstuk 208: De eerbied van de Perzen voor de heiligheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] En verderop vind je ook nog bij de profeet: 'En de Heer zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk in alle landen wegnemen!' Dat betekent: zeker ook bij ons in Perzië. Wij zullen zeker niet de eersten zijn bij wie Hij dat doet, maar toch zijn wij nu aan de beurt en dit schijnt het moment te zijn waarop Hij aan de Joden in andere landen heeft gedacht. Bij ons is Hij begonnen onze tranen te drogen en onze smaad weg te nemen! Aards gezien gaat het met ons bij wijze van uitzondering wel zó goed, dat wij ook in den vreemde geen reden hebben voor tranen en wij hebben geen smaad te verduren, maar er zijn daar nog duizenden broeders en zusters, die toch grote nood lijden. Zij worden door de heidenen vaak afschuwelijk gehoond en allerwegen veracht. Maar wij zijn heel goed in staat hen allen te helpen en in Zijn naam hun tranen te drogen van hun aangezichten en hun jarenlange smaad te delgen! De Heer, die nu kennelijk hier is, schijnt ons ook gered en naar deze niet zo hoge berg gebracht te hebben om ons als Zijn werktuigen te gebruiken bij degenen die in vreemde landen wonen. Dat is zo mijn opvatting van het geheel. -En nu ben jij aan het woord, mijn vriend!"
Hoofdstuk 208: De eerbied van de Perzen voor de heiligheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Eensdeels, als een kind heel slechte en verdorven ouders heeft, lijkt dit voorschrift helemaal terecht, maar als een kind, dat vaak van nature lichtzinnig is, heel goede en waardige ouders heeft, die voor God en alle mensen alle achting, liefde en eer van hun kinderen verdienen, lijkt mij dit veel te tempels hebzuchtig uitziende voorschrift weer helemaal niet terecht. Het hele voorschrift heeft een erg menselijk geurtje en het straalt bar weinig goddelijks uit, maar dan staat er ook weer ergens: 'Naar hen, die zitten op de stoelen van Mozes en Aiiron, moet je altijd luisteren en je moet doen wat zij je voorschrijven!'
Hoofdstuk 212: Het vierde gebod volgens de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar dat voorschrift is ook een echte kameel waarop de Farizeeën al heel veel valse en slechte waren als echte de tempel hebben binnengesmokkeld, die het volk tegen de hoge prijs van zijn morele vrijheid voor volkomen echt moet kopen. Dat is een kwalijke zaak. Mij lijkt zo'n voorschrift, dat slechts aan bepaalde mensen een exclusief voorrecht geeft, een duivels gat waardoor de satan altijd binnen kan komen in het heiligdom. Deze bevoorrechte heiligen overschatten zichzelf, worden eerst in zekere zin op een vrome wijze trots en met een heilig geurend profetenaureool omgeven, maar later worden zij dan in volle ernst heerszuchtig en tiranniek, hoogmoedig en mateloos trots, - maar zitten nog steeds op de zetels van Mozes en Aäron! Ik vind echter broeder, - weet je, zo onder vier ogen! -dat dan de satan maar beter zelf meteen deze heilige zetels in beslag zou kunnen nemen! En door zulke ware plaatsvervangers van de satan op de zetels van Mozes en Aäron zijn heel kwade, menselijke voorschriften in de plaats gekomen van de goddelijke en wij moesten ze slikken, omdat het kameelachtige 'hellegat' voorschrift beveelt te luisteren naar hen, die op de heilige zetels zitten en te doen, wat zij bevelen.
Hoofdstuk 212: Het vierde gebod volgens de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Kijk, het is waar dat er een gebod is, echter pas uit de tijd van de Richteren, waar bij monde van een ziener geboden wordt te luisteren naar degenen die op de stoelen van Mozes en Aäron zitten en te doen wat zij door Gods geest voorschrijven, maar slechts dan, als hun werken goed zijn. Als hun werken slecht zijn, moeten zij van de stoelen verstoten worden door de meest waardige nakomelingen van Levi.
Hoofdstuk 213: De Heer legt het voorschrift van de Farizeeën uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...