Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36210 resultaten - Pagina 34 van 2415

...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...
[7] (Jezus antwoordde en zei tot hem: 'U bent toch een leermeester in Israël en u weet dat niet?' Joh. 3: 10) Ik zeg tegen hem: 'Maar - u bent een van de wijste leermeesters in Israël en toch kunt u dat niet in u opnemen en begrijpen?! - Als u, als meester van de Schrift, dat al niet begrijpen kunt, wat moet dat dan met al die anderen, die van de Schrift nauwelijks meer weten, dan dat er ooit eens een Abraham, een Izaak en een Jacob geweest zijn?'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Als het ene echter zuiver goddelijk is, dan moet het andere ook goddelijk zijn of ik het nu begrijp of niet! Overdenk ik echter op een wat wereldse manier de stelling: 'Niemand stijgt op naar de hemel, dan alleen Degene, die uit de hemel is neergedaald!' - want dat zou namelijk de Mensenzoon zijn, die voortdurend in de hemel is - dan weet ik het niet meer! Beste Meester, sinds Henoch en Elia heeft stellig geen aards mens het geluk gehad om zichtbaar op te stijgen naar de hemel; wordt U misschien de derde!'? En als U misschien de derde worden zou, had dat dan wel nut voor al die andere mensen die, omdat ze niet uit de hemel afgedaald zijn, ook nooit in de hemel kunnen komen?!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Daaruit ziet U dat ik niet een van diegenen ben, die een leer meteen verwerpen, als ze deze niet kunnen begrijpen; maar daarom zou ik toch iets meer uitleg van U willen hebben, want in deze vorm kan ik U niet volgen en begrijpen. -Kijk, ik heb veel invloed in het Joodse land en wel speciaal in de stad Salem, want daar ben ik de overste van alle Joden! Als ik U en Uw leer introduceer, dan zal deze worden aangenomen en men zal er naar leven; als ik ze echter Iaat vallen, dan zal ze ook vallen en nergens worden aangenomen. Wees daarom zo goed en licht me nog wat voor!'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] 'Mijn vriend', zeg Ik,'weldra zou Ik ook tegen u kunnen zeggen: Ik begrijp nauwelijks meer, waaraan het ligt dat u niet in staat bent de overduidelijke betekenis van Mijn woorden te verstaan! Het begrip 'gericht' begrijpt u niet en Ik heb het u toch zeer duidelijk en in zijn geheel uitgelegd.'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Als u er van houdt om 's nachts te wandelen, dan bestaat het gericht van uw ziél reeds daaruit, dat u meer van de nacht houdt dan van de dag. Als u zich daardoor vaker stoot en u erg pijn doet of zelfs in een greppel of een diep gat valt, dan is zo'n stoot of zo'n val niet het gericht maar alleen het gevolg van het gericht in u, omdat, u van de nacht houdt en de dag haat!'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Neemt U me dus niet kwalijk dat ik Uw raad niet op kan volgen. Zo dikwijls U echter met Uw leerlingen naar Jeruzalem komt, kom dan naar mij en ik zal U een goed onderdak bezorgen! Aan mij zult u, tesamen met allen die met U zijn, steeds een oprechte vriend en beschermer hebben. Mijn huis, dat groot genoeg is om tienduizend mensen onderdak te verschaffen, staat aan het Davidsplein, binnen de Salomopoort, ook wel de 'Gouden poort' genoemd; wanneer U ook maar wilt komen, het staat steeds geheel tot Uw beschikking! Alles waar ik iets over te zeggen heb, zal altijd tot Uw dienst gereed staan! Als U iets nodig heeft, hoeft U het maar te vragen en ik zal het U geven!
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Want weet U, er heeft een grote verandering in mij plaats gevonden! Goede Meester, ik houd meer van U dan van alles waar ik ooit van hield en deze liefde zegt me op een bepaalde manier: Dat U Zelf Diegene bent waarvoor U mij daarnet naar Johannes in Enon verwezen hebt!? Dat gevoel kan misschien ook wel niet juist zijn; maar wat het dan ook zijn mag, ik houd met geheel mijn hart van U, omdat ik in U een groot Meester van de echte goddelijke wijsheid herken. Als Uw daden, die beslist niemand voor U nog ooit gedaan heeft, mij al met diepe verwondering vervuld hebben, dan heeft Uw grote wijsheid mij in mijn hart nog meer voor U ingenomen, goede Meester! Ik houd van U! Zeg mij toch, heeft mijn hart gelijk?!'
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Onder hen waren er ook veel die Mijn leer al aangenomen hadden, maar voordien nog niet door Johannes gedoopt waren. Deze vroegen Mij of het nodig was om zich eerst door Johannes te laten dopen. En Ik zei tegen hen: 'Eén ding is noodzakelijk, en dat is het daadwerkelijk uitvoeren van Mijn leer! Wie zich echter eerst door Johannes wil laten reinigen, zolang hij nog vrij zijn werk doet, die zal zo'n reiniging goed van pas komen.' Naar aanleiding van dit gezegde van Mij gingen toen velen daarheen en lieten zich door Johannes dopen
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Johannes antwoordde en zei 'Een mens kan niets aannemen, tenzij het hem uit de hemel is gegeven.' Joh. 3:27) Johannes wordt kalm en zegt tegen zijn leerlingen: 'Luister, het lijkt mij toe dat het zo is: Een mens kan, speciaal wat betreft geestelijke dingen, zich niets toeëigenen, wat hem niet eerst uit de hemel gegeven wordt! De bijzondere mens, Die Zich door mij aan de overzijde van de Jordaan liet dopen, en boven Wiens hoofd ik de geest van God heel zachtjes, zoals een duif zich op haar nest neervlijt, als een lichtend wolkje uit de hemel zag neerdalen, en van Wien ik dat getuigenis gaf, zou niet kunnen hebben wat hij heeft, als Hij alleen maar mens was. Maar Hij is meer dan alleen maar mens en schijnt de macht te hebben om wat Hij maar wil uit de hemel te kunnen nemen, en daarbij het genomene te behouden of te geven aan wien Hij maar wil! En ik denk dat wij allen, dat wat wij hebben, door Zijn genade ontvangen hebben, en het is dus onmogelijk dat wij Hem voor kunnen schrijven wat en hoe Hij moet doen! Hij geeft, - wij zijn degenen, die het van Hem aannemen. Hij heeft Zijn grote korenschop in Zijn hand; Hij zal Zijn dorsvloer vegen zoals Hij wil en Hij zal het koren in Zijn schuur verzamelen, het stro echter verbranden met het eeuwige vuur, en uit de as maken wat Hij wil!'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (Hij moet méér, maar ik minder worden.' Joh. 3:30) Daarom moet ik nu minder worden; Hij als Heer moet echter méér worden bij de mensen van deze aarde! Jullie waren steeds mijn leerlingen sinds ik als afgezant tot je kwam; wie van jullie heeft ooit uit mijn mond gehoord dat ik mij daarop heb laten voorstaan?! Altijd bewaarde ik de werkelijke eer voor Degene, Die deze toekomt. Toen ik getuigde, dat ik niet waard was Zijn schoenriemen los te maken, was dat beslist geen zelfverheffing, maar ik gaf Hem alleen alle eer, die ik zelf, omdat de mensen zo blind zijn, had kunnen krijgen. En daarom zeg ik nogmaals: Nu is mijn taak ten einde! Als de Heer zelf komt, dan heeft de voorloper geen nut meer; daarom moet de afgezant nu minder worden en Hij, de Heer, moet boven al het vleselijke uitgroeien! Er is een groot verschil tussen de afgezant en Degene, Die macht heeft om de afgezant te zenden waar Hij maar wil.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Toen nu de Heer merkte dat de Farizeeën gehoord hadden, dat Jezus meer leerlingen kreeg en doopte dan Johannes, hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar alleen zijn leerlingen, verliet Hij het land Judéa en ging weer naar Galiléa. Joh. 4:1-3) Na deze rede van Johannes gingen zijn leerlingen weldra naar Mij, en het aantal van Mijn leerlingen vermeerderde zich dag aan dag, ja vaak van uur tot uur. Want ieder, die in Mij begon te geloven, en die Ik naar de mate van zijn geloof en na de doop met het water, die door Mijn eerste leerlingen gegeven werd, Mijn handen opgelegd had, geraakte vol met geestelijke kracht en moed en had geen angst meer voor de dood.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Omdat velen dat ondervonden, vertelden ze dat, ondanks Mijn verbod, aan iedereen die ze maar zagen; en daarbij werden dan nog al Mijn daden, niet zelden uitgebreid en overdreven, in heel Judéa rondverteld; en dat had bij de op wonderen beluste Joden het natuurlijke gevolg, dat er van dag tot dag steeds meer bijkwamen, waarvan er ook veel bij Mij bleven.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Dat die edele verdere oogmerken Mij niet onbekend waren, dat behoeft wel geen uitleg, daarom bleef Mij geen andere keuze, teneinde vechtpartijen en vervelende grote rellen te vermijden, dan het ultramontaan duistere Judéa te verlaten en Mij naar het meer vrijzinnige Galiléa te begeven
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] ('Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze heerlijke put heeft gegeven, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee hebben gedronken?' Joh. 4:12) Wie en wat bent u dan, dat u op zo'n manier met mij durft te spreken? - Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze bron gegeven heeft, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee gedronken hebben?! Wie denkt u wel dat u bent? - Zie, ik ben maar een arme vrouw; want als ik rijk was, dan kwam ik niet zelf in deze hitte om een koele dronk voor mij te halen. Zou u als Jood mij nog ellendiger willen maken, dan ik toch al ben?! Kijk eens naar mijn kleren, die nauwelijks voldoende zijn om mijn schaamte te bedekken en dan zal het u toch wel duidelijk zijn, dat ik erg arm ben! Hoe kunt u van mij verlangen, dat ik arme ellendige vrouw u, een trotse Jood, zelfs zou smeken om uw lusten te mogen bevredigen?! Bah, als uw zinnen daarop gericht zouden zijn! Maar ik zie u er toch niet op aan; daarom moet u me wat ik zei maar niet kwalijk nemen! Maar omdat u dit gesprek met mij begon, moet u me nu maar eens uitleggen wat u met dat levende water bedoelt!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (De vrouw zei tot Hem: Heer! Geef mij dat water, opdat ik nooit meer dorst zal hebben en ik niet meer hierheen behoef te komen om water te putten.' Joh.4:15) De vrouw zegt: 'Graag wil ik dat water van u hebben, zodat ik nooit meer dorst zal hebben en ik die vermoeiende weg om water voor mij uit deze bron te scheppen niet meer hoef te gaan! Want weet u, ik woon aan de andere kant van de stad en het is dus hierheen nog een behoorlijk stuk lopen!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...