Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 34 van 278

...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...
[5] Kijk, alle macht komt tot op heden van de duivel der duivels en zijn huis is vergoten mensenbloed, vermengd met het bloed van arme en goede duivels, zoals jij er één bent, -en noemt men dat hier de heerschappij van God?! Jawel, ook een heerschappij van God, maar niet van zijn liefde, maar van zijn toorn! Waarom een God echter vertoornd is, weet geen schepsel! Veel dieren behoren tot de enige gelukkige schepsels van deze aarde, maar de in wezen zeldzame mens is het lastdier van alle kwaad op deze miserabele wereld! Hij kan niet hard genoeg lopen om als een gazelle voor al het kwade op de vlucht te gaan! Zijn handen zijn breekbaar als was, hij is naakt en heeft van nature nog niet eens zoveel wapens als een bij of een mier om zich tegen een vijand te weer te stellen. Als je een groep tijgers ziet, dan zijn het allemaal tijgers en zie je een groep leeuwen, dan zijn dat allemaal leeuwen, dus met dezelfde aard en deze roofdieren leven heel goed met elkaar; maar als je een groep mensen ziet, dan zijn die menselijk uitziende wezens niet allemaal mensen, maar voor het grootste deel duivels! En daarom is er steeds ruzie, onvrede en oorlog onder hen! Al het slechte zit in de duivels en in de mensen alleen de aanleg voor het goede, die erg bedorven kan worden temidden van zoveel duivels en de mens wordt dan minstens een halve duivel óf hij moet verdragen wat wij hebben verdragen! Maar er zijn verschillende duivels onder de duivels van deze schandelijke wereld, grote en kleine; maar zij zijn allemaal goed te herkennen aan het feit dat zij allemaal zonder arbeid en krachtsinspanning zo goed en gemakkelijk mogelijk willen leven. Zij willen ook overal de eersten zijn en veel respekt en aanzien genieten; zij weten zich overal aardse goederen te vergaren, kleden zich voortreffelijk en degene, die hen niet altijd heel nederig groet, achtervolgen zij tot de dood!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Ja, mensen zoals de profeten en de oude priesters konden natuurlijk best enkel en alleen voor het eeuwige leven zorgen, want voor hun lichaamsbehoeften zorgden anderen, voor wie het uiteindelijk niets uitmaakte of er een eeuwig leven voor de ziel is, of niet! Zij kregen slechts wetten die zij moesten naleven zonder ooit de werkelijke reden daarvoor te vernemen en wat zij daarmee nu eigenlijk moesten bereiken.
Hoofdstuk 30: Het protest van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Voor miljoenen moest dat, met of zonder uitzicht op een eeuwig leven, voldoende zijn en zal dat voor ons dan niet meer zo zijn?!
Hoofdstuk 30: Het protest van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar een stekeblind mens is ondanks al zijn blindheid toch niet geheel zonder licht, want de fantasie van zijn ziel vormt voor hem toch steeds een bron van licht en de blinde ziet dingen die, doordat ze enigszins verlicht zijn, er als natuurlijke dingen uitzien, maar zij zijn niet blijvend en het licht daarvan ook niet. Soms is het helder, dan weer erg wazig en vaak verdwijnt het ook helemaal, zodat zo'n blinde dan echt gedurende enige tijd geheel zonder licht en werkelijkheid is.
Hoofdstuk 31: Mathaël over de weg naar het ware leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Wel, bijna net eender vergaat het een ziel als zij volledig is afgezonderd. Zij heeft dan weer licht en dan weer duisternis. Licht noch duisternis ziet de ziel echter als een realiteit, maar slechts als een tijdelijke afschaduwing van datgene wat de ziel, zonder het te weten of te willen, opneemt uit de sfeer rondom haar, zo ongeveer als waarop een aan het gras hangende dauwdruppel het beeld van de zon in zich opneemt. De druppel is nu wel verlicht, maar zijn bewustzijn gaat niet zo ver dat hij met inzicht zou kunnen waarnemen waar vandaan het licht zijn lichaam is binnengedrongen.
Hoofdstuk 31: Mathaël over de weg naar het ware leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] 'Gij zult niet doden!' moet God tegen Mozes hebben gezegd, maar aan David gaf diezelfde God opdracht om tegen de Filistijnen en Ammonieten op te trekken en ze met hun hele hebben en houden, vrouwen en kinderen, te vernietigen! Een mooi leven is dat en een logica zonder weerga! Had een almachtige God dan geen middelen genoeg om de volkeren die hij haat, van de aardbodem te verdelgen? Waarom moest dan tegen het aan Mozes voor alle mensen gegeven gebod in, een mens met vele duizenden krijgsknechten opgeroepen worden er op uit te trekken en niet slechts één, maar vele honderdduizenden alleen maar dáárom te doden, omdat zij volgens het woord van een ziener, aanstoot gaven tegenover God. Wat de bedoeling is van zulke zieners en van zulke koningen, die God aanstelde om hele volkeren gewoonweg van de aarde te verdelgen, zal hij wel het beste weten en dat zullen waarschijnlijk de zieners en de koningen heimelijk óók wel!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als echter alles langs deze natuurlijke weg is ontstaan, dan zijn er dus alleen maar levenspotenties in alle soorten levensgradaties, van de kleinste bladluis tot aan dat volmaakte leven dat de meer volmaakte mens het goddelijke noemt. Op deze wijze heeft zich waarschijnlijk sinds ondenkbaar lange tijden een goede, maar daartegenover ook een slechte godheid ontwikkeld. Als de beide godheden zich ooit ontwikkeld hebben, moeten zij als tegengestelde krachten ook zólang ongenaakbaar tegenover elkaar staan, tot zeer waarschijnlijk de, volgens onze morele begrippen, kwade kracht door de sterkere, goede kracht als een binnen haar orde vallende tegenstelling in zich wordt opgenomen. Uit dit samengaan zal dan na ondenkbaar lange wereldtijden alles wat nu nog stom, zonder bewustzijn en dood is, overgaan in een volkomen leven met een vrije wil en een vrij inzicht!
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar je moet in 't vervolg wat redelijker zijn, zodat je ons Romeinen met zo zonder meer voor duivels aanziet, zij het dan van de wat betere soort en meteen goede duivels noemt zoals je mijn oude, rechtschapen Marcus deed! Wij zijn toch net zo goed mensen als jullie. Dat jullie, weliswaar om ons nog onbekende redenen van het goddelijk raadsbesluit grote beproevingen hebben moeten doorstaan en daardoor ook ongehoorde pijnen hebben geleden, waardoor jullie zielen echter, naar het mij toeschijnt, zeer zijn gelouterd, dat kunnen wij, die door jullie voor duivels worden aangezien, niet helpen. Maar je genezing hebben jullie nu aan ons te danken en in het bijzonder aan één van ons, die een zogezegd almachtige Heiland is en je ziet dus wel dat wij ons absoluut niet duivels tegenovér jullie hebben gedragen!?
Hoofdstuk 26: Toespraak over de strijd in de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Neem een pot en vul hem met water. Het water zal rustig in de pot blijven staan en je zult de dampgeesten in het rustige water niet ontdekken. Ook al roer je nog zo ijverig in het water en breng je het in beweging, dan zullen ook daarbij de machtige dampgeesten zich niet aan je vertonen. Zet je het water echter op het vuur dan zal het weldra gaan koken en zodra het kookt zullen de machtige dampgeesten zich boven de heet borrelende oppervlakte van het water gaan verheffen. De nog in het kokende water rustende geesten zullen nu pas de machtige dampgeesten herkennen, die toen het water koud was heel rustig en zonder een.spoor van bestaan in het water rustten en die nu met vele ogen eerst zichzelf bekijken en vervolgens bekijken zij onder zich het door de hitte bewogen water dat hen heeft gedragen. En de nog in het kokende water rustende geesten zullen beseffen dat de dampgeesten voorheen geen andere gewaarwording hadden dan een volkomen een zijn met het koude water.
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Het is daarom zaak, je levenswater niet steeds maar in de voor het lichaam behaaglijke koelte te laten staan, máar naar het vuur te brengen om het te koken, opdat het in machtige dampwolken opstijgt en zich vormt tot een nieuw leven. Anders is alles voor niets. Laat mijn woord nóg zo onaangenaam voor je zijn, toch blijft de waarheid eeuwig waarheid, -en alle~n door haar kan men de ware en volle levensvrijheid bereiken, zonder welke geen echt, eeuwig leven denkbaar is!"
Hoofdstuk 32: De eenheid van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Zij zullen ook voor de grote schepen de levenskracht van het water spannen en zij zal de schepen sneller dan de stormwind over de watergolven jagen, ja, tenslotte zelfs aan iedere storm het hoofd bieden en door zijn vergramde gezicht varen zonder enige schade van betekenis op te lopen. Slechts rotsen en zandbanken zullen voor zulke snelle schepen altijd nog gevaar en schade kunnen opleveren.
Hoofdstuk 33: De voorspelling van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] CYRENIUS zegt: "O, hoe buitengewoon en zonder weerga! Nu wil ik jullie voor geen koninkrijk op aarde meer onder mijn zorgzame handen weg laten gaan! Hopelijk zullen wij elkaar steeds beter begrijpen en elkaar ook steeds minder kunnen missen! Maar nu moeten wij de ene Heer alleen alle lof en al onze liefde brengen, omdat Hij Zich over jullie heeft ontfermd en jullie daardoor bij mij heeft gebracht. Want zonder Hem zouden wij allen zo goed als voor eeuwig verloren zijn!"
Hoofdstuk 33: De voorspelling van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Wie dat doet, bidt in de eerste plaats zonder ophouden en in de tweede plaats bidt hij zo in geest en waarheid tot God. Want zonder daden is ieder lippengebed een pure leugen, waarmee God als de eeuwige waarheid niet vereerd wordt, maar alleen oneer wordt aangedaan!
Hoofdstuk 36: De ware aanbidding van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Waarin wij tekort schieten, zult u vast allang weten. Hoeveel schuld wij daaraan hebben, zult u hopelijk wel duidelijk af kunnen lezen uit alles wat wij zonder vrees en zonder iets achter te houden over onszelf hebben verteld! Als u echter nog meer andere zaken over ons bekend zijn, beschuldig ons dan, dan zullen wij u onbevreesd rekenschap geven, want wie moedig kan sterven, kan ook moedig spreken!"
Hoofdstuk 39: Suetal vertelt over de kennis van de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL, die deze woorden wel had gehoord, zegt: "Bevrijd je ziel zoveel mogelijk van alle wereldse banden, dan zul je spoedig zonder veel moeite begrijpen hoe een ziel op de snelste wijze aan die grote wijsheid kan komen! Maar zolang de ziel nog te diep in de oude modderpoel van de dood vastzit, waarbij die modderpoel bestaat uit haar lichaam, kan er nog lang geen sprake zijn van -en geen zicht zijn op -een speciale, goddelijke wijsheid!
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...