Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 34 van 1490

...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...
[9] Ik zeg: 'Mijn beste Thomas! Wat je Mij nu hebt verteld, wist Ik allang; maar toch blijf Ik erbij: Als hij wil gaan, dan gaat hij; als hij echter wil blijven, dan blijft hij! Ik weet nog veel meer van hem en weet zelfs, wat hij Mij Zelf aan zal doen; maar toch moet hij blijven, als hij wil blijven! Want zijn ziel is een duivel en wil van God de wijsheid leren; maar die gedachte zal deze ziel niet veel goeds brengen! Maar nu houden we erover op! Er komt binnen niet al te lange tijd nog wel een gelegenheid, waarbij we bij hem de vinger op de zere plek zullen leggen! -We zijn nu inmiddels voor de muren van Kapérnaum gekomen, en Ik zie door de stadspoort een Romeins hoofdman ons tegemoet snellen, vergezeld van overste Cornelius en zijn koninklijke familielid, er moet weer een zieke genezen worden.
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nadat we ons van de waarheid van al deze dingen overtuigd hadden, schoot ons een goede gedachte te binnen, en wij dachten aan u en zeiden tegen elkaar: 'Waarom vinden wij dat zo bijzonder?! We hebben toch ook priesters en schriftgeleerden die in alle Godsgeheimen ingewijd zijn, die zeker net als deze Jezus slechts door iets te zeggen een zieke kunnen genezen, als ze dat willen!' We waren eigenlijk al onderweg om onze zieken naar de Nazareeër te brengen; maar dachten toen aan de besnijdenis en het verbond, en dat willen wij niet loslaten zolang dat ons ook datgene kan geven, wat wij lichamelijk en geestelijk nodig hebben. Omdat deze Jezus nu echter zulke uitermate wonderbaarlijke tekenen doet, dreigt er voor ons gevaar als we niet dezelfde krachtige tekenen daar tegenover kunnen stellen!
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen zei Ik: 'Hun kwaadaardige plannen met Mij zullen wel een keer lukken, maar nu is het de tijd nog niet. Opdat ze nu echter niet te veel gelegenheid zullen hebben om hun wraak uit te voeren, zal Ik voor een poosje naar een andere plaats gaan en dan later, als de woede van deze godloochenaars wat bekoeld zal zijn, weer hierheen komen.
Hoofdstuk 99: Bethabara. De schoondochter van Petrus. ( 18.10, 1851) Aan en op het meer van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Hoewel hij Mij erg graag bij zich gehouden had, gaf de overste Mij toch gelijk, omdat ook hij zelf voor deze priesters, schriftgeleerden en Farizeeën behoorlijk bang was, want hij wist maar al te goed, hoe dit addergebroed de kunst verstond om iemand in 't geheim in Rome aan te klagen.
Hoofdstuk 99: Bethabara. De schoondochter van Petrus. ( 18.10, 1851) Aan en op het meer van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Binnenkort komen we toch weer in het huis van deze overste als zijn liefste dochter sterven zal, Ik zal haar dan opwekken en weer aan hem teruggeven. Schrijf dan zo over hem en het teken, dat je geen namen behoeft te noemen, - anders zouden wij hem schaden in zijn wereldse betrekkingen, en dat zullen en willen we natuurlijk niet; het priesterdom houdt hem namelijk ook in het oog.
Hoofdstuk 100: De wonderbare visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Tot aan het volgende feest in Jeruzalem zal Ik echter hier aan het meer in deze streek, die Mij het beste bevalt, nog veel tekenen doen en veellessen geven; dat zul je allemaal geheel op moeten schrijven!'
Hoofdstuk 100: De wonderbare visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Petrus ophield met zingen, sprak hij op heel feestelijke toon: 'Mijne vrienden en broeders! Wat ligt er een hemelsbreed verschil tussen ons zingen hier en dat van David eertijds, toen hij het volk deze heerlijke lofzang gaf! Toen hij zong, hief hij zijn ogen op naar de sterren! Want in die tijd woonde Jehova volgens de menselijke begrippen in het ontoegankelijke licht boven alle sterren. Wat zou David hier echter gedaan hebben, nu Diegene, tot Wie hij zijn ogen ophief boven alle sterren, - 'Stop! Vriend Petrus!', zeg Ik, 'zo is het al weer genoeg; denk er wel aan, wie hier allemaal bij ons zijn!'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Petrus zegt: 'Er is er Eén onder ons, Die in Kana op de bruiloft van Simon, die ook hier bij ons is, water in wijn heeft veranderd. Deze Ene zou ook nu, als dat nodig was, hetzelfde kunnen doen. Maar omdat het nu beslist niet nodig is, kunnen we ons ook met het bijzonder goede water behelpen, dat mijn zuivere huisbron ons biedt. ,
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Judas zegt: 'Heel goed, heel goed, -ik ben daar ook wel tevreden mee, omdat ik zelf ook erg van goed water houd; maar juist bij zo'n gelegenheid als deze zou een wijntje toch ook niet te versmaden zijn! Als die zekere Ene, Die ik nu ook wel denk te kennen, echter toch uit water wijn kan maken, dan zou Hij dat voor jou nu toch ook wel kunnen doen!?'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen ging Judas naar de bron en putte. En bij het drinken van het geputte water, bleek het zeer goede wijn te zijn en hij bedronk zich, zodat hij bij de bron bleef liggen en in de diepe bron gevallen zou zijn als een paar knechten van Petrus hem niet gevonden en in huis op een bed hadden neergelegd. Zo was het goed geregeld; want Ik heb op deze avond veel mensen genezen die last hadden van allerlei kwalen en besmettelijke ziektes, en bij velen boze geesten uitgedreven, - en daarbij zou Judas ons veel moeilijkheden hebben opgeleverd.
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik vroeg ze echter met liefdevolle ernst, of ze wel geloofden, dat de timmermanszoon uit Nazareth zo iets zou kunnen doen. Want deze mensen kenden Mij zogezegd al vanaf Mijn geboorte.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De vol arglist en streken zittende tempelknechten sliepen ook, net als een addergebroed in de winter, maar met jullie gewaagde vraag heb je hen gewelddadig uit hun slaap gehaald. Let er daarom goed op, dat ze voor jullie nu niet gevaarlijk worden! Want deze overspelige soort geniet wellustig als ze ergens schade aan kan richten!'
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Hij ging nu voor de groep staan en zei heel ernstig: 'Luister, beste vrienden en broeders! Voor mij steekt er veel meer achter wat hier heeft plaatsgevonden, dan alleen maar jullie conclusie: 'Zie deze man is een echte profeet'. Ik geloof dat wat hier nu heeft plaatsgevonden, de vervulling is van wat de profeet Jesaja voorspeld heeft toen hij zei: 'Hij heeft onze zwakheden op zich genomen, en onze ziekten heeft Hij gedragen!' (Jes. 53,4) Dringt het niet tot jullie door? Begrijp je echt niet waar dat op slaat?'
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De spreker neemt genoegen met dit antwoord, en het volk, waarvan Ik op deze avond de bezetenen en zieken genezen heb, gaat weer naar huis met hun geheel genezenen.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Voordat Ik echter met de leerlingen het schip betrad, kwam een schriftgeleerde uit Kapérnaum op Mij af en zei: 'Meester sta mij. toe, dat ook ik u volg op uw tocht!' (Matth. 8,19) Ik doorzag echter direkt zijn geheime reden, die echt niet zo lofwaardig was. Het was hem daarbij niet om Mijn leer en al Mijn daden te doen, maar meer om de verzorging van zijn buik en zo mogelijk, als daarmee iets te verdienen zou zijn, heimelijke spionage. Daarom schudde Ik Mijn hoofd en zei tegen hem: 'De vossen hebben holen, en de vogels onder de hemel hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets, zelfs geen steen in deze wereld als bezit, zodat Hij daarop Zijn hoofd neer kan leggen!' (Matth. 8,20)
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...