Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 34 van 342

...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...
[6] Met dit antwoord gaat de bode weer terug en brengt het aan de genezen MENSEN over. Maar die zeggen: " Als men iemand eer en lof wil geven, moet men het niet vooruit aan hem vragen! Men moet erheen gaan en hem naar waarheid en welvoeglijkheid de hem toekomende lof en dank brengen, dan kan men pas met een goed geweten vertrekken! Laten we daarom maar moedig gaan, dan zal hij ons, omdat wij met de beste bedoelingen ter wereld naar hem toekomen, de toegang niet weigeren!"
Hoofdstuk 154: De zieken in de herberg bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Wij treffen de acht bemanningsleden juist aan terwijl zij de psalmen van David lezen. Als ze ons zien, staan ze op van de grond, begroeten ons en hun BAAS komt naar Mij toe en zegt: "Heer, alleen U zou ons ergens mee kunnen helpen! Gisteren tegen de avond kwam een groepje Farizeeën en schriftgeleerden naar ons toe en eiste een overvaart naar Zebulon en Chorazin, en wij weigerden hen dat door te zeggen dat wij geen eigenaars, maar slechts knechten zijn en nu op de voorsabbat de psalmen moesten lezen. Toen verlangde een jonge schriftgeleerde de rol der psalmen, zocht de 47e psalm op en las:
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De KNECHTEN zeggen: "Heer en Meester! Als U werkelijk diegene bent, die U volgens de wijze toespraak van deze lieve engel van een meisje moet zijn, dan is het ook geen wonder meer dat dit meisje zo wijs is, want Hij die in Bileams tijd de ezel liet spreken zodat hij voor Bileam kon profeteren, Die moet het nog gemakkelijker zijn om de aan het spreken gewende tong van een veertienjarig meisje, voor het profeteren geschikt te maken!
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] ALLEN zeggen nu: "Ja Heer, wij begrijpen het nu allemaal heel goed! Alles is dus helemaal in orde, en wij zullen ons ook alle mogelijke moeite geven om alles woordelijk na te volgen, maar het zal ons zeker in het begin veel moeite kosten!"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Nu zeggen de SCHIPPERSKNECHTEN: "Wij kunnen U, o Heer, voor dit alles slechts alleen maar eenvoudig dank zeggen en wij zien nu overduidelijk, dat de mens aan God de Heer niets kan geven, wat hij eerder niet van Hem zou hebben ontvangen. Maar neem U, o Heer, deze dank van ons toch zo aan, als zou het voor U iets zijn, en zeg ons wat wij voor Uw eer en liefde moeten doen!"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] De BAAS van de schippersknechten vraagt verder: "Heer, stel dat morgen de Farizeeën, die gisteren vermoedelijk als missionarissen en bekeerders naar Jesaïra zijn getrokken, om de daar merendeels naar het hellenisme overgegane Joden weer voor de tempel te winnen, hier weer terug zouden komen. En stel dat ze dan met ons een twistgesprek willen beginnen over de 47e psalm, zoals ze ons beloofd hebben, wat moeten we dan tegen hen zeggen?"
Hoofdstuk 164: Over het volgen van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De HOOFDMAN zegt: Heer, ik heb wat mij betreft, alles goed begrepen en geloof dat er zich onder ons niemand meer bevindt, die deze zonneklare hemelse waarheden niet begrepen zou hebben. Daarvoor zeggen wij u dank en geven wij u alle eer!"
Hoofdstuk 166: Slim als slangen en zacht als duiven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] IK zeg: "Jullie kunnen de leer van liefde, zachtmoedigheid en geduld voorlopig wel op een apart blad opschrijven, - maar niet bij het in het hoofdboek reeds geschrevene, want Ik zal nog vaker daarover spreken en zal het jullie wel zeggen wanneer je het moet opschrijven. - Laten we nu echter gaan rusten en ons nogmaals oefenen in de innerlijke zelfbeschouwing, die gelijk staat aan een echte sabbatviering in God!"
Hoofdstuk 166: Slim als slangen en zacht als duiven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Omdat het gehele wezen van zulke kinderen uit satan genomen is, lopen zij altijd min of meer gevaar om door de een of andere boze geest, dat wil zeggen door de zwarte ziel van een eens op deze aarde al lichamelijk geleefd hebbende duivel van een mens, bezeten te worden. Dat gebeurt vooral dan, als zo'n jonge uit de satanische aardedeeltjes gevormde ziel een goede en hemelse richting inslaat. Omdat daardoor een levensdeel zich losscheurt van de helse sfeer, veroorzaakt dat een onverdraaglijke pijn aan de gezamenlijke hel, en daarom stelt zij alles in het werk om zo'n verwonding te verhinderen.
Hoofdstuk 169: Over de bezetenheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De LEERLINGEN zeggen: "Heer, wij hebben gedurende de gehele ruim twee uur lange tocht geen mens gezien, maar daarom willen we nog niet beweren dat niemand ons gezien zou hebben!"
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De LEERLINGEN zeggen: "Heer, wij zijn nog niet zo moe, laten wij daarom na middernacht deze berg verlaten en ergens anders heengaan, waar dat steeds zo hinderlijke volk ons niet kan vinden. Dan kunnen we op die manier een paar dagen uitrusten!"
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Toen kwamen PETRUS en Mijn JOHANNES naar Mij toe en zeiden beiden: "Heer, U bent méér dan Mozes! Als U tegen dit mooie witte rotsblok zou zeggen, dat het water moest geven, dan zou beslist meteen het zuiverste water opwellen!"
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] IK antwoord: "Omdat jullie geloof zo hier en daar nog wat wormstekig is en de ware kracht mist. Maar Ik zeg jullie: Als jullie echt zouden geloven en niet zouden twijfelen aan wat je wilt laten gebeuren, waarlijk, dan zouden jullie je handen op een hele berg kunnen leggen en hem bevelen, en hij zou net als deze vrij zware steen zijn plaats verlaten en zich ergens anders heen bewegen. Maar daarvoor is jullie geloof nog veel te zwak! Ja, Ik zeg jullie nog meer! Als jullie een echt onwankelbaar geloof zouden hebben, dan zouden jullie tegen die hoge berg, die wij bij Genezareth beklommen hebben, van hier uit kunnen zeggen: 'Verhef je en val in de zee!', en de berg zou zich verheffen en in zee vallen zoals jullie gezegd en gewild zouden hebben! Maar, wat jullie nu nog niet kunnen, dat zullen jullie eens toch kunnen! - Laten we nu echter ons ochtendbrood eten, want dan zal het echt niet zo lang meer duren of we worden door de mensenmassa bijna platgedrukt! Leg de voorraad brood en vissen op die steen, die jullie hier weggeschoven hebben!"
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Dan zegt de wijze NATHÁNAËL: "Dat zou nu eens een verstandige zet van jou zijn, iets wat ik altijd nog bij je gemist heb. Ja, spreken op het juiste moment is een goede zaak voor iemand, die iets te zeggen heeft en spreken kan, maar voor een domme is volmaakt zwijgen nog veel beter!"
Hoofdstuk 171: Het wonder van de genezing op de berg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Eerst merkten de blinden het, omdat zij nu zo goed en zuiver konden Zien alsof zij pas waren geboren, Meteen daarna merkten de stommen het en gaven op iedere vraag antwoord. Toen pas probeerden de lammen en kreupelen of hun verlamde en voor een deel totaal verdroogde ledematen in orde waren. En onder hen was er ook niet één die kon zeggen: 'Ik ben toch niet helemaal geholpen!' Zo werden ook alle andere zieken volledig gezond.
Hoofdstuk 171: Het wonder van de genezing op de berg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47  ...