Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15547 resultaten - Pagina 35 van 1037

...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...
[7] Ik zeg: ' Jullie kennen Mij weliswaar voor zover Ik Mij aan jullie geopenbaard en getoond heb. Maar jullie missen nog veel. Pas wanneer jullie de Vader zult herkennen, zul je ook Mij helemaal kennen, en dat zal gebeuren wanneer Ik van deze aarde weer naar Mijn hemelen zal zijn opgevaren. Vanaf dat moment zal de Vader jullie naar Mij optrekken, zoals Ik jullie nu naar de Vader trek. En wie niet door de Vader getrokken wordt, die zal niet tot Mij, de Zoon, komen. Waarlijk Ik zeg je; In die tijd zal iedereen van God Zelf moeten leren Wie de Zoon is. En wie niet door God zal zijn geleerd, die zal niet tot de Zoon komen en zal niet het eeuwige leven in Hem hebben.
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Met wie zal Ik dit slechte geslacht vergelijken? Ken je de gelijkenis niet van de kinderen, die op de markt zitten en hun kameraadjes toeroepen (Matth. 11:16): 'We hebben voor jullie gefloten en je wilde niet dansen, en we hebben voor jullie geklaagd, en je wilde niet huilen!' (Matth. 11: 17) Maar Ik bedoel met die kinderen niet de Farizeeën en Joden die daar staan, maar degenen die hier staan; want die hier staan hebben getracht deze dwazen en volmaakte godloochenaars gisteren hier te houden, en de dwazen hebben met hen en Mij gespot; en de schippers wilden ze, omdat de wind goed was, over zee naar Kapérnaum brengen, en deze dwazen vertrouwden de schippers niet; ze gingen te voet, en een kwade storm dreef ze weer hierheen. Nu hebben jullie ze voor het middagmaal uitgenodigd, en ze vervloeken je!
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Op dit moment klinkt er vanaf het nabijgelegen gebergte een luid gebrul van veel beren. Bij het horen daarvan zoeken de Farizeeën en aartsjoden snel hun toevlucht aan zee, klimmen daar haastig in vissersboten en duwen ze van de oever. Maar een harde wind drijft ze weer naar de oever, waar zich hier en daar een paar beren vertonen. Wel twee uur vechten ze tegen de wind, die hen iedere keer hardnekkig weer tegen de oever duwt zo dikwijls ze bij het wegvallen van de wind een paar vadem daar vandaan zijn gekomen. Na twee uur vertwijfeld vechten met de wind en de zee komt er tenslotte een groter schip; dat neemt de bijna vertwijfelde en haast van vermoeidheid omvallende mensen op en vaart met hen weg onder een zware storm, waardoor het schip bijna ieder ogenblik dreigt te vergaan. Zo worden ze een hele dag en een hele nacht gepijnigd en ze bereiken pas tegen de middag van de volgende dag de oever in de buurt van Kapérnaum.
Hoofdstuk 150: De bestraffing van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Het was net na sabbat, wat nu zondag is, en tevens een bijzonder heldere en mooie dag, en Kisjonah kwam naar Mij toe en stelde Mij en alle aanwezigen voor om de dichtstbijzijnde hoge berg te beklimmen.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Bergen, die niet zoals de Tabor, de Libanon, de Ararat en de Sinaï op zichzelf stonden, maar die tot een grote en uitgestrekte bergketen behoorden, hadden gewoonlijk geen eigen naam, behalve een aantal dat een plaatselijke en van de tijd afhankelijke naam had. Dat was niet zelden de naam van de een of andere rijke bergbezitter, die daar zijn kudden liet weiden; als er een andere bezitter kwam, dan kreeg de berg ook een andere naam. Dat was ook het geval bij deze berg, die naar de tollenaar genoemd was en eigenlijk al bij Griekenland hoorde.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Daarom was dit plaatsje, omdat het op de grens tussen Galiléa en Griekenland lag, een belangrijke tolplaats, want van daaruit liep een tamelijk begaanbaar bergpad uit Galiléa over het gebergte naar Griekenland waarover vele duizenden kooplieden trokken en op kamelen, bergpaardjes en ezels hun veelsoortige waren vervoerden.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Kisjonah vond dat goed, en met van alles bij ons gingen we op weg naar boven.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De vijf dochters ontbraken niet en liepen als kuikens om Mij heen, ondervroegen Mij over zeer verschillende dingen van de oorspronkelijke schepping en over het ontstaan van zulke bergen, en Ik legde hun alles zodanig uit dat ze het begrijpen konden, Ook de vele leerlingen en veel mensen die ons begeleidden, luisterden als ze maar even konden mee naar Mijn uitleggingen en dat deed hun bijzonder veel genoegen.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De Farizeeën werden daarom erg bang en begonnen het volk te overreden om zich niet verder naar boven te wagen. Het zou best eens een van oudsher heilige berg kunnen zijn, die geen onwaardige betreden , mocht of de berg zou gaan beven en uitbarsten en vanwege die ene onwaardige allen vernietigen! .
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Toen begonnen de Farizeeën op het volk te mopperen. En de berg beefde weer tijdens het mopperen van de Farizeeën, en die keerden daarop snel om en liepen wat ze lopen konden, de berg af terug naar de vlakte, en op deze manier waren wij in één keer verlost van onze hinderlijke begeleiders.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Hoe groot was bij allen de verbazing, dat zij boven de aarde een grote wereld zagen vol met wezens die daar leefden en werkten, en daarbij onafzienbaar uitgestrekte streken en gebieden die er ten dele buitengewoon heerlijk, ten dele ook naar het noorden toe zeer woest en treurig uitzagen.
Hoofdstuk 152: De geestenwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik antwoord: 'Vriend! Jouw berekening lijkt nergens naar; want wij zijn nog een uur van het midden van de nacht verwijderd. Reken daarom maar liever niet, want de loop van de sterren is anders dan je denkt! Jouw manier van berekenen is onjuist, en daardoor is het vrijwel onmogelijk, dat je aan de stand en de loop van de sterren het midden van de nacht kunt bepalen. Mensen, die dat kunnen, zullen eenmaal wel geboren worden; maar nu is het nog lang niet zo ver.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] O, op de maan leeft men niet zo gelukkig als op jouwaarde! O, daar heerst veel kou en veelonverdraaglijke hitte, veel honger en vaak brandende dorst! Heb daarom geen verlangen naar die kleine, maar buitengewoon harde wereld, waar op de velden geen tarwe en geen koren en helemaal geen wijn groeit!
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] En Ik zeg: ' Ja, beste dochters, -het is precies zo en vaak nog veel erger! -Maar nu laten we de maan verder gaan, en kijk allen nu eens naar het oosten!
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zal nu enige hemelse engelen roepen, en je zult ze daar vandaan zien komen; kijk dus naar die kant!'
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...