Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1562 resultaten - Pagina 35 van 105

...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...
[16] David heeft eens de wens uitgesproken dat zijn ziel, zijn lichaam en zijn geest in de ogen van God onberispelijk bevonden mochten worden. Wanneer de woorden van de oude, wijze koning echter zo luidden, zou men dan ook niet kunnen vragen: wat? Bestaat de mens dan uit drie personen of uit drie mensen? Als dat echter bij de mens al niet kan opgaan, bij wie de splitsing van de drie vanwege zijn ontwikkeling en ware levensvoleinding noodzakelijkerwijs toch duidelijk voelbaar bestaat - hoe zou dan God, die in Zichzelf eeuwig geheel en al volmaakt slechts Eén is, in drie verschillende personen of zelfs in drie goden verdeeld kunnen worden?'
Hoofdstuk 25: De activiteiten van de drie lichamen van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wanneer jullie Mijn leer verder verspreiden, kunnen jullie het beste het verstand en daarmee het gemoed van de mensen bewerken. Want waar eenmaal het verstand en het gemoed doordrongen zijn, daar wordt door de goede wil het geloof levend en met succes werkzaam; zonder de juiste verlichting van verstand en gemoed bestaat het geloof slechts uit een stom en blind aannemen van hetgeen de mens van een of andere autoriteit gehoord heeft. Een dergelijk geloof is echter zo goed als geen geloof; het wekt het gemoed niet op tot vrijwillige en het hart gelukkig makende werkzaamheid en is dan ook dood, omdat het zonder vrije, vreugde verwekkende werken is.
Hoofdstuk 27: De Heer als Zoon (10.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Maar Ik zie toch nog een bepaalde donkere klip in jullie, en jullie zijn nog niet in staat daar overheen te komen. Kijk, deze klip bestaat uit het feit dat jullie je de eindeloze en eeuwige ruimte voorstellen als op zichzelf dood en zonder enige levensintelligentie, en daarom ook niet kunnen begrijpen hoe God als het enige levensbeginsel Zichzelf in die eeuwige en eindeloze dood in zekere zin gevonden heeft en Zichzelf als het meest volmaakte Leven heeft herkend en begrepen.
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Wat derhalve bestaat en in jullie ogen dood lijkt te zijn, is alleen maar zo door God gericht en kan weer in het volledig vrije leven terugkeren zodra God bij een dergelijk gericht ding de vaste banden van Zijn wil losmaakt.
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wanneer de mens echter volkomen doordrongen is van de geest van alle leven en licht, zal hij een dergelijke orde in zichzelf waarnemen zoals Ik die eeuwig en altijd in Mijzelf waarneem, namelijk dat alles uit Mij bestaat en Ik alles in alles ben. -En zeg Mij nu, vriend Lazarus, of jij dat nu allemaal ook goed begrepen hebt! En het staat ook een ieder van jullie vrij om zijn gedachten daarover te kennen te geven.'
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Deze voorvallen, die optreden in tijden dat het geloof steeds minder wordt en die er op zichzelf erg verontrustend uitzien, worden toegelaten opdat de ongelovigen daarmee een krachtige vermaning krijgen dat hun ongeloof vruchteloos is, en dat er na het afvallen van het lichaam een zeker voortleven van de ziel van de mens bestaat en zeker ook een God, die ook aan gene zijde heel goed in staat is de slechtheid en domheid van de mensen te tuchtigen.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Voor God bestaat er evenwel niets onzuivers, niets slechts en niets kwaads; want voor de Reine is alles rein. Alles wat God geschapen heeft is goed, en voor God bestaat er dan ook geen satan, geen duivel en bijgevolg ook geen hel. Alleen het geschapene als zodanig is dat allemaal, zolang het iets geschapens en gerichts moet blijven en zolang het uiteindelijk in het bezit van de vrije wil, hetzij goed of slecht wil blijven.
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Zelfs de ziel van de mens, als de hoogst gepotentieerde vermenging van mineralen-, planten en dierenzielen, heeft geen herinnering aan haar vorige bestaansvormen, omdat de specifieke zielsdelen in de eerder genoemde drie rijken geen eigen en strikt afgezonderde intelligentie bezaten, maar ten behoeve van hun soort alleen een soort intelligentie, die aan het algemene goddelijke leven in de ruimte ontleend was. Weliswaar zijn in een mensenziel al die talloze specifieke voor-intelligenties met elkaar verenigd, en dat leidt ertoe dat de menselijke ziel uit zichzelf alle dingen zeker kan herkennen en verstandig kan beoordelen, maar een specifieke herinnering aan de vroegere niveaus van bestaan is niet denkbaar of mogelijk, omdat in de menselijke ziel maar één mens ontstaan is uit de eindeloos vele afzonderlijke zielen.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'De hele geestenwereld heeft weliswaar, zoals Ik reeds enige keren uiteengezet heb, met de ruimte en de tijd van deze materiële, gerichte en bijgevolg onvrije wereld absoluut niets meer te maken; maar de ruimte, als een buitenste omhulsel, is uiteindelijk toch de drager van alle hemelen en alle geestenwerelden, omdat die zich op geen enkele wijze ergens buiten de oneindige scheppingsruimte kunnen bevinden. En zo moeten er, om helder en voor jullie begrijpelijk te spreken, ook bepaalde ruimtelijkheden bestaan, waarin de geestenwerelden zich als het ware op een plaats bevinden, alhoewel de plaats van de ruimte met name een voleindigde geest net zo weinig interesseert als jou nu deze Olijfberg, wanneer jij je Rome of Athene voor de geest wilt halen, want voor de geest bestaat er in die vorm noch een bepaalde ruimte noch gemeten tijd.
Hoofdstuk 33: De plaats van de geestenwereld (19.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Satan is de optelsom van het totale gericht van de materie, en wat zijn persoonlijkheid betreft, deze bestaat als zodanig nergens; maar wel is die te beschouwen als een vereniging van duivels van iedere aard en soort, niet alleen van deze aarde maar van alle werelden in de eindeloze scheppingsruimte, zoals volgens Mijn reeds aan jullie gegeven uitleg ook al de talloos vele hulsglobes allemaal samen uiteindelijk een immens grote scheppingsmens voorstellen.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Kijk, jij bestaat nu, en talloze myriadenmaal myriaden scheppingen, zoals deze, liggen reeds voltooid achter ons, volgens de natuurlijke tijdrekening! Hoe zou je Mij kunnen verwijten, dat Ik jou nu pas in deze jongste tijd geboren heb laten worden? En welk verwijt zullen vervolgens diegenen tegen Mij kunnen inbrengen, die Ik pas na verloop van aeonenmaal aeonen lange tijden en eeuwigheden geboren zal laten worden?
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Allen die behept zijn met deze kwalen zullen het rijk Gods niet binnen gaan, - hoe zouden ze dat ook kunnen? Hun ziel is immers te diep begraven in het zinnelijk vlees van hun lichaam en kan niets geestelijks meer vatten en voelen! Daarom komen zulke wellustelingen moeilijk of nauwelijks in Gods rijk. Want waaruit het eigenlijke rijk van God bestaat heb Ik jullie allemaal al meer dan voldoende uitgelegd.
Hoofdstuk 41: Veelwijverij - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Die zijn net zo min nodig als het nu van jullie kant ook niet nodig was Mij daarnaar te vragen, aangezien Ik jullie toch al voldoende duidelijk gezegd heb, waaruit de ware en bij Mij enige waardevolle boetedoening van een zondaar bestaat. Wat voor heiliging moeten zak en as de mens dan bieden voor zijn ziel? Zak en as werden bij de ouden ingesteld als symbolische beelden, waaronder de juiste boetedoening verstaan moest worden; want de zak staat voor de uiterlijke deemoed en de as voor de ware innerlijke deemoed van de ziel. Maar enkel het dragen van een zak en het bestrooien van het hoofd met as heeft een mens evenmin heiliging gebracht als vasten en kastijden, -evenals een soldaat, die uit angst en vrees voor de vijand in een veilig hol wegkruipt in plaats van moedig een gevecht met hem aan te gaan, zeer waarschijnlijk niet met een zegekrans gekroond wordt.
Hoofdstuk 42: De juiste boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Zo bestaat er bij de joden een oude gewoonte, volgens welke zij tegenover een priester een belijdenis moeten afleggen, zodat hij zowel hun zonden als hun goede werken kent, ze tegen elkaar afweegt en vergelijkt, om aan de hand daarvan ter verzoening van de zonden de boetedoeningen en de reinigingsoffers vast te stellen. Degene nu die zich zo aan een priester heeft getoond en vervolgens ook datgene gedaan en volbracht heeft wat hem door de priester was opgelegd, beschouwt zichzelf daarna als volkomen gereinigd en voor God gerechtvaardigd; maar als men hem nader beschouwt, dan is en blijft hij na een dergelijke reiniging nog altijd helemaal dezelfde onverbeterlijke mens en begaat hij tot zijn volgende biecht niet alleen weer de oude zonden, maar dikwijls ook nog een paar nieuwe, en daaruit blijkt duidelijk dat dit oude reinigingsgebruik de mens niet alleen niet beter, maar vaak alleen nog maar slechter maakt dan hij voorheen was.
Hoofdstuk 42: De juiste boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Dat het hiermee beslist zo gesteld is, lijdt geen twijfel; aan het 'hoe' is ons echter voorlopig, als geestelijk nog onmondige kinderen van Uw liefde en genade, niet zoveel gelegen. Want U, die het grote 'hoe' zeker al sinds eeuwigheid maar al te duidelijk kent, bent immers bij ons en zult ook met name in de geest bij ons blijven, niet alleen tot aan het einde der tijden, maar naar mijn mening voor eeuwig! Als U nu eeuwig bij en onder ons blijft, dan kunnen de onderlinge verhoudingen met betrekking tot bestaan en ontwikkeling in de hele oneindigheid immers ook nooit veranderen, omdat de verhouding die er nu bestaat, dat wil zeggen die tussen U en ons, immers ook nooit kan veranderen.
Hoofdstuk 60: De betekenis van onze aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...