Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1060 resultaten - Pagina 35 van 71

...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...
[15] O vaderen, als wij in onze woning reeds de onmogelijkheid inzien, voor God het eerste het beste zonnestofje elegant en welgevallig te begroeten en Hem te bedanken voor de kennis over dat laatste, - waar moeten wij dan beginnen, als wij uit onze woning zouden stappen en daar op de wijde aarde de eindeloze hoeveelheid stof zouden zien?!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Maar wanneer de geest zijn eigen beeld in de druppel zal aanschouwen, O vader, dan pas zal deze voor het vat van het leven beginnen te verzamelen en dan zal hij zich pas echt verwonderen, omdat hij volgens de vroegere zonneleer zowel in zichzelf als in zijn broeders het grootste wonder zal ontdekken, namelijk de eeuwige, oneindige liefde van God vol van de grootste deemoed! - O vader, zie, zo ben ik dan aan het einde gekomen; neem het genadig op en wijs mij zeer genadig aan wat je verder wilt! Amen."
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Nogmaals stond Adam op en zei, terwijl hij zich tot Henoch wendde: "Henoch, nu laten wij meteen Asmahaël beginnen, ten eerste, omdat hij aan de beurt is en ten tweede, opdat hij ons daarmee zijn opvatting over het fraaie tafereel dat deze omgeving biedt laat weten en tenslotte ons zegt hoe hij dit alles heeft ervaren. Daarna zullen wij ons onmiddellijk gereedmaken om verder te reizen en we zullen nog een korte uitnodiging aan de kinderen van de avond en die van middernacht uit laten gaan, om ons tenslotte op weg naar huis te begeven. Amen."
Hoofdstuk 72: De wijsheid van Sethlahem en de wijsheid van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En zie, zo dreef de regen hen uit elkaar en naar hun tenten, die waren gemaakt van twijgen, gras en witte leem, en zelfs daar prezen zij gelukzalig Mijn naam in engere kring tot midden in de nacht en zij zouden niet opgehouden hebben met hun loftuitingen als Ik niet een welverdiende, rustige, zoete slaap over hen had laten komen. (N.B. Ik heb jullie, als je ware Vader, al grotere dingen gegeven, verdiend en onverdiend, maar sedert de overste van de Romeinen en de Kanaïtische vrouw in het evangelie en, op een enkele uitzondering na, bij de apostelen en enige martelaren, heb Ik sindsdien nog nooit zo'n grote vreugde gevonden, maar bij jullie al helemaal niet. Ik verlang het weliswaar ook niet, maar zeg jullie alleen, dat je Mij steeds meer moet beginnen lief te hebben; dat wil Ik van jullie. Daarover hoef je geen hartzeer te hebben; want wat niet is, kan toch nog wel eens komen als jullie Mij nader leren kennen en daardoor jullie harten verruimd zullen worden, zodat Ik met al Mijn genade daar in zal kunnen trekken. Dat is iets wat jullie je allemaal boven alles zouden moeten wensen, maar niet moeten vrezen, zoals enigen onder jullie dat doen, want in de liefde mag zoiets niet. Amen.)
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "O vaderen! De grote genade van God, onze meest heilige Vader, is onder ons gekomen als een verkoelend zuchtje, ontvloden aan de verre morgen. Ja, de heilige, eeuwige Vader is onder ons! Jij, aartsvader Adam, zult misschien zeggen: Henoch, luister, dat kan niet waar zijn; want de Heer heeft tegen mij gezegd: 'Zien zul je Mij niet meer, maar Ik zal een engel aanstellen die je zal leiden, voeren en beproeven tot aan de tijd die Mij welgevallig is!' Maar vader Adam, stel dat een van de mannen een zwakke vrouw zou hebben, die op een zonnige morgen het van liefde verblijde gezicht van de haar diep beminnende echtgenoot zou hebben verduisterd omdat zij hem niet in het vertrek wilde volgen, opdat zij de zegen van God zou ontvangen, waarna de zon op zou gaan en uit God de aarde zegenen met de heldere stralen van Gods barmhartige liefde! Als dan de echtgenoot deze ongehoorzaamheid aan de liefde bemerkt, zal hij zeggen: 'Vrouw, wat moet ik met jou beginnen, wanneer jij Gods genade en kracht in mij verafschuwt en je boven Gods zegen verheven voelt?! Zie, ten einde te voldoen aan Gods heiligheid in mijn kracht, verlaat ik jou en je zult niet eerder een zegen ontvangen, dan dat de zon je zeven duizendmaal heeft aangezien en je steeds badend in tranen van berouw heeft aangetroffen! Dan zal ik in mijn plaats iemand sturen, opdat hij je uit mijn naam zal zegenen; en als jij een nieuw mens geworden zult zijn, zal ik terugkomen en je van verre aanzien of je het waard geworden bent, dat ik je met mijn zegenende kracht zal aanraken. De herinnering aan mij zal je omringen en op je akker zullen doornen en distels groeien; maar het zaad waaruit een spruit uit God zou kunnen komen, zal dan niet meer binnenin je zijn!'
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Nadat de echtgenoot dat gezegd zou hebben, zou hij zijn vrouw verlaten. En als dan de vrouw een dergelijke heilige ernst zou bemerken, zou zij zich op de grond werpen en beginnen te huilen en te weeklagen over haarzelf en haar onvergeeflijke ongehoorzaamheid tegenover haar echtgenoots heilige kracht uit God en zij zou zich van treurigheid in het stof van de aarde wentelen. Daar de echtgenoot nu de grote ernst van het berouw van de vrouw zag, zou hij bij zichzelf zeggen: 'Zij heeft een geweldig berouw over haar zonde en weet zich geen raad en weet niet wat ze moet doen tegenover mijn gestrengheid die een bescherming vormt voor de heilige, vanuit God bij mij horende kracht, en haar gejammer doet de stem van mijn afgezant verstommen. Daarom zal ik het harde woord in mijn hart breken en mij alleen door mijn zeer toegevende liefde laten leiden en vóór de tijd naar haar toegaan en haar troosten en ik wil haar aanraken en haar tranen drogen en haar weer als mijn vrouw aannemen!'
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Toen zij na korte tijd daar aankwamen, gingen Adam en Henoch meteen naar binnen, waar moeder Eva hen reeds bezorgd opwachtte. Maar Seth haastte zich onmiddellijk naar zijn woning en gaf zijn vrouw te kennen het klaargemaakte ochtendmaal vlug naar de woning van Adam te brengen, - hij en Enos, Kenan, Mahalaleël en de zeer verheugde Jared loofden eerst Mijn naam en begaven zich vervolgens vol eerbied naar Adam's woning om hem de verschuldigde morgengroet te brengen en hun (20 jan.1841) dank voor de zegen te betuigen. Toen zij daarop vol eerbied Adams woonstede betraden en aan hun verplichtingen wilden voldoen, gebood Adam hen een tijdje te wachten, totdat Henoch het gebed voor het ontbijt, waarmee hij juist wilde beginnen, zou hebben beëindigd. En toen ze deze wens vernomen hadden, zwegen zij, traden iets terug en terwijl zij hun ogen, oren en hart op de woorden uit de mond van Henoch gevestigd hadden, begon deze getrouw het volgende kleine gebed tot Mij te richten. Hij zei:
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En Henoch verzocht Asmahaël om aan zijn deel te beginnen.
Hoofdstuk 72: De wijsheid van Sethlahem en de wijsheid van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] De geest van de eeuwige liefde zal hem dan vervullen; hij zal de toekomst, het heden en het verleden overal zien en de naderbij komende dood van zijn lichaam zal hem met een onuitsprekelijk zalige vreugde vervullen, omdat hij dan pas glashelder zal beginnen in te zien dat de dood van het lichaam geen dood, maar een volledig ontwaken tot het eeuwige leven is.
Hoofdstuk 80: De gulden regel van de profetenscholen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Waarlijk, de kinderen van de avond en van de middernacht zullen beginnen te spreken alsof zij uit het midden van de zon voortgekomen waren; maar ik zal stommer zijn dan een steen in het diepst van de zee, omdat ik mijn tong gebruikt heb om tegen te spreken, daar waar ik haar tot eeuwige dank had moeten benutten! Niet eens het levende woord van boven zal Henoch nog tot mij spreken, maar dat moet Asmahaël doen! O grote God, hoe geweldig groot moet mijn zonde voor U wel zijn, dat zelfs U als Heer van al het leven vanwege mijn hardnekkigheid Henoch gebood niets tegen mij te zeggen, maar alleen Asmahaël moest mij over al mijn vergissingen onderrichten!
Hoofdstuk 83: Henochs woorden over Seths vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Maar toen het drietal uit Asmahaëls mond een dergelijk getuigenis over Hemzelf ontvangen had, werden zij bevreesd en bang en zij wisten niet wat zij nu moesten beginnen. Moesten zij terstond voor Asmahaël neervallen en Hem aanbidden? Maar dan zou Hij immers worden verraden omdat de andere vaderen dat zouden merken!
Hoofdstuk 92: Het getuigenis van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Maar ik wil je niet meer vragen wat de oorzaak is; daarom mag Asmahaël beginnen en maken dat wij spoedig bij hen aankomen die in de middernacht wonen! Amen."
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Het hart is de aarde, de liefde is de mest en Gods liefde is de vruchtbare regen; het daarop volgende licht der genade is de warme zonneschijn. Deze vier dingen tezamen bewerken in de eerste plaats dat de graankorrel vergaat. Deze toestand is gelijk aan de nacht of aan de vruchteloze winter. In deze toestand weet de mens niets, begrijpt niets en ziet niets en het gevoel van de vernietiging is zijn begeleider; maar wanneer dan de lente of de morgen komt, beginnen uit de vergane vrucht worteltjes in de aarde te groeien en waar zij zich in liefde tot een bundel samenvoegen, verheft zich vol leven een nieuwe stam en deze bouwt onvervaard een nieuwe woning voor de toekomstige rijping van een honderdvoudig leven.
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze bekentenis van Adam stond ook Seth terstond op en wilde met spreken beginnen; maar Asmahaël gaf hem een teken, dat hij moest zwijgen en voegde er aan toe:
Hoofdstuk 98: Het zwijgen van de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Wat zal er wel gebeuren als blinden beginnen te oordelen?! Wie overdag al niets ziet, hoe kan die willen dat de nacht voor hem tot een licht zal worden?
Hoofdstuk 113: Henochs woorden tot Methusalah en Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...