Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3506 resultaten - Pagina 35 van 234

...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...
[15] Op die manier was nu deze berg ook voor altijd voorzien (en is dat nog tot op dit uur) van zeer goed water. Maar Petrus noch Johannes begrepen hoe de steen door het alleen maar opleggen van hun handen, zichzelf op de een of andere manier had kunnen verplaatsen. Later legden ook alle andere leerlingen hun handen op de steen om te zien of hij nog verder zou schuiven. Maar zij konden met de steen niets aanvangen.
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Als Petrus en Johannes hun handen echter weer op de steen legden, schoof deze meteen weer verder. Toen vroegen de andere LEERLINGEN Mij: "Heer, waarom gebeurt dat bij ons niet?"
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Daarop zocht ieder voor zich een plaatsje, dat hem het makkelijkst leek om te rusten en zo werd het weldra stil op de berg. Alle leerlingen sliepen snel in, alleen Ik bleef wakker en sliep pas tegen de ochtend wat in. Toen Ik bij zonsopgang ontwaakte, was Petrus al ter plaatse met een hoeveelheid brood. Hij ging drie uur voor zonsopgang al de berg af en vond beneden aan de oever van de zee een met brood beladen schip, dat uit Magdala afkomstig was en naar Jesaïra koers wilde zetten. Petrus kocht bijna een kwart van de lading van het schip, en Matthéus, de jonge tollenaar, betaalde alles. Tevens vervoerde het schip goede vers gebakken vissen, waarvan de brave Petrus een hele kist vol kocht, die Matthéus ook betaalde. De bergtop was nu met dit alles voorzien, maar er mankeerde één ding en dat was een goede bron. Op de hele berg, die tamelijk uitgestrekt was, was geen druppel water te vinden en de geringe wijnvoorraad was nauwelijks voldoende voor een halve dag.
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De GRIEK zegt: "Heer en Meester, dat is voor mensen zoals wij te moeilijk! Dat kunnen U en Uw leerlingen wel begrijpen, maar voor mij is dat wat te onbegrijpelijk en te ondoorgrondelijk wijs!"
Hoofdstuk 172: Het leven kan slechts door strijd behouden blijven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Omdat Ik dat heel goed merkte, riep IK de leerlingen bij Mij en zei tegen hen: "Luister! Ik heb met het volk te doen, want het is al drie dagen bij mij gebleven en heeft nu niets meer te eten. Ik wil het niet hongerig wegsturen, want dan zou het op weg naar huis kunnen omkomen (Matth. 15:32), want er zijn er uit dit volk die van ver gekomen zijn. Geven jullie hen te eten!"
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De LEERLINGEN zeggen: "Heer, U weet toch hoe ver onze voorraad al geslonken is! Hier in de buurt is niets, waar moeten wij zoveel brood vandaan halen om dit volk voldoende te geven?" (Matth. 15:33)
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Daarop vroeg IK aan de leerlingen: "Hoeveel broden hebben jullie nog in voorraad?"
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Wij aten toen ons ochtendbrood, en nadat we er nog wat vissen bij gegeten hadden, legden de leerlingen de nog behoorlijk grote voorraad op de grote witte steen, waarna wij naar de mooie omgeving keken, die zich voor ons naar alle kanten wijd uitstrekte. Men kon vanaf deze berg bij helder weer heel goed hier en daar de oever van de grote Middellandse zee zien, en de torens van Sidon en Tyrus en nog een heleboel andere plaatsen. Kortom, het uitzicht vanaf deze berg was prachtig en wedijverde met verscheidene veel hogere bergen, waarvoor men vaak een volle dag nodig had om die te beklimmen. De totale hoogte boven het oppervlak van de zee bedroeg volgens de maten van deze tijd ongeveer vierduizend voet. Het plateau was zo groot en ruim, dat men er een behoorlijk grote stad had kunnen bouwen, alleen de toegangen waren aan alle zijden tamelijk steil en men moest er op verscheidene plaatsen vrij veel moeite voor over hebben om omhoog te komen. Op een aantal plaatsen was deze berg zelfs onbeklimbaar, maar van de kant waar wij hem beklommen hadden, was hij tamelijk goed te beklimmen. En uit die richting hoorde,n wij dan ook, nadat wij ongeveer een uur genoten hadden van het mooie uitzicht, veel mensenstemmen, met daar tussendoor veel kreten van pijn van jong en oud en van mannen en vrouwen.
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Terecht kan men zich daarbij afvragen wat deze volksmassa gedurende de twee andere dagen op de berg gedaan heeft. - In 't kort is het antwoord hierop, dat al die duizenden mensen van beiderlei kunne zich door Mij en de leerlingen hebben laten onderwijzen in Mijn leer. Het was echter merkwaardig dat onder die duizenden er niet één was, die partij koos voor de Farizeeën en schriftgeleerden. Daarentegen wisten zij nog een aantal sterke staaltjes te vertellen, die zij bij verschillende gelegenheden met de tempeldienaars beleefd hadden. Maar ook hadden zij maar al te vaak de bitterste ervaringen met hen gehad, waarbij zij zich diep beklaagd hadden ooit met deze blinde ijveraars in aanraking te zijn gekomen.
Hoofdstuk 171: Het wonder van de genezing op de berg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] En de LEERLINGEN antwoordden: "Nog zeven broden en wat visjes, die nog goed zijn." (Matth. 15:34)
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Toen zei IK tegen de leerlingen: "Breng de broden en de vissen hier!"
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] En de leerlingen haalden de broden en de vissen. Ik zegende beide, brood en vissen. Daarop gaf ik opdracht dat het volk op de grond moest gaan zitten. (Matth. 15:35) Toen het volk was gaan zitten, nam Ik het brood en de vissen, dankte de Vader, die in alle volheid in Mijn hart woonde, voor de zegen, brak daarop zowel het brood als de vissen in stukken en gaf deze aan de leerlingen en die gaven ze aan het volk. (Matth.15:36) En zie, allen aten naar hartelust en zoveel als hun maag vroeg en werden verzadigd. Meer dan dat konden zij niet eten en er bleven zoveel stukken over dat men daarvan zeven grote korven vol inzamelde. (Matth. 15:37) Het aantal mensen dat gevoed werd was vierduizend mannen en eens zoveel vrouwen en kinderen, die niet meegeteld werden. (Matth. 15:38)
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Toen het volk na een half uur al helemaal weggestroomd was en er zich buiten Mij en de leerlingen niemand meer op de bergtop bevond, ging Ik met de leerlingen ook van de berg af, naar de oever van de zee, waar juist een schip vrij was en op een vracht wachtte. Dus kwamen wij zeer gelegen. Maar toen de schippers Mij herkenden, bogen zij diep voor Mij, want zij kenden Mij van Kana in Galiléa. Zij vroegen daarom ook geen loon, maar smeekten Mij om een zegen voor hun nieuw begonnen bedrijf.
Hoofdstuk 173: Wonderbare spijziging van de vierduizend. In de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Aan de grens lag een grote herberg, waar zich doorlopend mensen van allerlei slag ophielden - zoals Joden, Grieken, Romeinen, Egyptenaren, Samaritanen, Sadduceeën, Essenen, en ook een aantal Farizeeën en schriftgeleerden. Toen Ik daar met Mijn leerlingen aankwam wonnen natuurlijk vooral de Farizeeën en schriftgeleerden inlichtingen in over Mij en Mijn leerlingen. Maar deze avond kwam niemand te weten wie wij waren.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Op de avond van Mijn aankomst lieten ze Mij en Mijn leerlingen met rust, maar onder elkaar overlegden zij met de Sadduceeën gedurende de gehele nacht, hoe ze Mij de volgende dag, die juist een na-sabbatdag was, met woorden en daden zouden kunnen vangen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...