Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11264 resultaten - Pagina 35 van 751

...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...
[8] Hadden zij, die de zetels van Mozes en Aäron bezet houden, net zo gehandeld, dan zouden zij nooit onder uw Romeinse juk terecht gekomen zijn. Maar doordat zij hun oude en beproefde wetten niet hebben in stand gehouden, terwijl die toch voor alle mensen moesten gelden, maar zij zich daarentegen willekeurig wetten maakten naar eigen smaak, daarom heeft God Zijn blik van hen afgewend en hen overgeleverd aan de harde tuchtroede van de heidenen; en omwille van hun grote en grove halsstarrigheid zullen zij daaraan overgeleverd blijven.
Hoofdstuk 22: De Romeinse rechter spreekt woorden van waardering. Jezus voert het woord over de maatschappelijke wetten van de staat en over de goddelijke wet van de naastenliefde. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[21] Hij alleen is in staat om het rijk van Zieners en Kenners uit de tijd van David, dat jullie soort reeds zo lang geleden verwoest heeft, weer tot leven te wekken en er een heerschappij te vestigen, waaraan alle vorsten der aarde, ondanks hun vele scepters en kronen, voor goed onderdanig zullen zijn; want het rijk, waar zuiver inzicht heerst, is en blijft steeds het machtigste van de wereld, zodat het nooit door enige andere macht volledig zal kunnen worden onderworpen. Want waar het Licht heerst dat alles transparant maakt, daar zal tevens een zuiver oordeel kunnen worden gevormd, en daar zal de rechtspraak dienovereenkomstig open en eerlijk zijn !
Hoofdstuk 23: De Romeinse rechter leest Jesaja 9:5-6 en geeft daar zijn toelichting op. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[22] Ik antwoordde: 'O ja, je zou groot gelijk hebben als alle mensen zuiver waren en goed! Maar omdat er op aarde allerlei verschillende mensen zijn, waarvan er maar weinige goed, en vele anderen slecht, meinedig en misdadig zijn, zou het voor een rechtvaardig en eerlijk mens een erg moeilijke opgaaf wezen, zich zo op te stellen dat iedereen evenveel van hem zou kunnen houden! je zou dan slecht met de slechten en tegelijk goed met de goeden moeten zijn, en dat is net zo onmogelijk als tegelijk licht te zijn van uitzonderlijke helderheid, en allerdiepste duisternis, op een en dezelfde plaats!
Hoofdstuk 29: De strikvraag van de opperpriester. Het afwijzend antwoord van de jeugdige Jezus. Verzoek van Barnabas om uitleg van Jesaja 54:4-9 en de inwilliging daarvan door de Heer . - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[23] Het is zoals Ik al zei: de echte vrienden van de eeuwig onveranderlijke Waarheid uit God, die zullen heus wel van Mij houden, zelfs uitzinnig veel. Maar mensen die de goddelijke wetten en waarheden met voeten treden en leven alsof er geen God meer bestond, die hebben inderdaad altijd reden om bang voor Mij te zijn! Want mensen van dat soort zullen Mij dan, evenals de wereldgezinde godloochenaars, leren kennen als iemand die beslist geen grapjes maakt, en die aan een ieder vergeldt naar diens werken; want Ik alleen bezit daartoe de absolute macht in eeuwigheid!'
Hoofdstuk 29: De strikvraag van de opperpriester. Het afwijzend antwoord van de jeugdige Jezus. Verzoek van Barnabas om uitleg van Jesaja 54:4-9 en de inwilliging daarvan door de Heer . - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[3] Als nu op die manier de gassen, die zich onderaards hebben verzameld, door kleine spleten tot de grote waterreservoirs zijn doorgedrongen, vullen ze langzamerhand, opstijgend door het water, de oppervlakte daarboven zozeer op, dat dit water, waar alle onderaardse bronnen meestal vandaan komen, zijn verbinding met de bovenste aderen kwijtraakt en de buitenste aardkorst dan ook vaak honderdvijftig, tweehonderd, ja ook wel bijna vierhonderd meter hoger wordt. Bij deze gelegenheid houden dan natuurlijk alle bronnen die daar ontspringen op, evenals dan ook wellen droog komen te liggen. En de zee, die steeds in verbinding met deze onderaardse wateren staat, en ook andere grote meren zullen van hun oevers terugwijken; dat moet natuurlijk gebeuren, omdat de grote waterreservoirs door zulke daartussen komende gassen gescheiden worden van de bovenaardse wateren.
Hoofdstuk 10: Over aardschokken en weersverschijnselen - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[2] De materiële middelen hebben hier* (* Bij de zonnegeneeswijze ) als zodanig geen werking; ze nemen alleen maar onder de aangegeven omstandigheden de zonnestralen op en houden ze vast. Hebben deze materiële middelen aan dit doel voldaan en worden ze in ziektegevallen met het aangegeven dieet en met het juiste geloof in de aangegeven hoeveelheid gebruikt, dan zullen zij hun werking niet missen.
Hoofdstuk 2: Algemene beschouwing over de geneeskracht van de zon - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[16] Er zijn echter nog verschillende manieren om uit zulk geconcentreerd zuiver zwavelzuur kristallen te vormen. Wanneer men dit zuur in schone, uit goede klei gebakken en niet geglazuurde potten doet en deze goed afsluit, dan zullen zich spoedig aan de buitenkant van de kleipotten kristallen beginnen te vormen. Deze kristallen zijn dan ook net zo te gebruiken als de andere, die men nog op andere manieren wint.
Hoofdstuk 6: Derde manier om de zonnestralen op te vangen - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[3] Het is helder en duidelijk, dat hij in zulk een gestalte ten jongste dage zal wederkomen met een goddelijk en verheerlijkt Lichaam, als een vorst van de heilige Engelen, zoals de mensen ook eenmaal zullen zijn. De geest toont ook helder en duidelijk aan, dat de Engelen en de mensen een beeltenis hebben, want God heeft in de plaats van de verstoten Engel Lucifer, uit dezelfde substantie waaruit Lucifer gemaakt was, een andere Engel geschapen; dat was Adam, wanneer hij slechts zuiver gebleven ware. Maar dit is de zekere verwachting der opstanding: wij zullen wederom de reinheid en zuiverheid der Engelen verkrijgen. Nu vraagt ge: Hoe zijn dan de Engelen naar het Beeld van God gemaakt? Antwoord: Ten eerste is er het Lichaam, dat is gevormd, niet te scheiden en niet te verwoesten en voor de mensen onbegrijpelijk; dit is uit de Goddelijke Kracht geschapen en deze Kracht kan in de eeuwigheid niet teniet gedaan worden. Zo min als iemand of iets in staat is de Godheid te niet te doen, zo min kan ook iemand of iets een Engel teniet doen, omdat deze uit God is gemaakt, niet met menselijk vlees en bloed, maar uit Goddelijke Kracht. In deze zelfde kracht bestaat het Licht van God, de Zoon. Nu scheppen deze Krachten, die in de Vader en in de Zoon zijn en zich in de Engel manifesteren, een verstandige geest, die weer van de Engel uitgaat. In het begin doen de Krachten des Vaders een Licht ontstaan, waardoor een Engel de Vader ziet en waardoor hij de uiterlijke Kracht en Werking Gods, die buiten zijn lichaam liggen, zien kan en ook zijn medebroeders, evenals de heerlijke vruchten Gods; deze kan hij genieten en daaraan zijn vreugde hebben. En ditzelfde Licht is oorspronkelijk afkomstig van de Zoon van God, en heeft gestalte aange­nomen in het Lichaam van de Engel en is het eigendom van de Engel; het kan hem door niets ontnomen worden, slechts door hem zelf, zoals bij Lucifer het geval is geweest. Alle kracht nu, die in de Engel is, veroorzaakt dat Licht. Zoals God de Vader Zijn Zoon geboren doet worden, en Hij als het ware het hart des Vaders is, zo doet de Kracht van de Engel ook diens Zoon geboren worden, dat ook als zijn hart is, en zo worden alle Krachten in de Engel verlicht. Daarna ontspringt er een bron uit die Krachten en dit is Zijn Geest, die in alle eeuwigheid opstijgt; de weten­schap en het inzicht omtrent de goddelijke dingen zetelen in die geest. Deze geest komt tot uiting in het gemoed, hij vindt hier vijf open deuren en kan zien, wat in God is en ook, wat in hemzelf is. Merk nu op: Er zijn ook twee dingen te onderscheiden in het wezen van een Engel. Ten eerste is er de kracht; in de kracht is de toon, de klank, die zetelt in het hoofd, in het gemoed, zoals bij de mensen in de her­senen, en in het gemoed heeft hij zijn open poorten, in het hart heeft hij zijn oorsprong en zijn zetel; uit het hart ontspringen immers alle krachten en zij keren ook weder terug tot het hart, zoals ook bij de mens; in het hoofd heeft hij zijn vorstelijke verblijfplaats, daar ziet hij alles, wat buiten hem is, en hoort alles, proeft alles, ruikt alles en voelt alles. En als hij nu de Goddelijke Toon en galm, die buiten hem is, ziet opstijgen en hoort, dan wordt zijn geest aangestoken met vreugde, en verheft zich in zijn vorstelijk stoel en zingt vol vreugde de verrukkelijke woorden van de heiligheid Gods en van de vruchten en het gewas van het eeuwige leven, van de lieflijkheid en de kleuren van het eeuwige, en van de volzalige aan­blik van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Maar de Salniter, die verborgen is in de boze dieren zal, vol van de toorn Gods, eeuwig boze en verderfelijke vrucht voortbrengen. Want wanneer de aarde aangestoken wordt, zo brandt het vuur des toorns, maar het licht schijnt in de liefde. Dan zal er scheiding komen tussen deze beiden en zij zullen elkander niet meer kunnen verstaan. In deze tijd echter heeft alles een tweevoudige bron. Wat ge hier in de geest zaait, zij het met gedachten, woorden of werken, dat zult ge ook hebben en dat zal uw woning voor immer zijn. Zo kunt ge hieruit ook opmaken, waaruit de aarde en de stenen voortgekomen zijn. Zo echter deze zelfde Salniter in het ganse gebied van deze wereld zou zijn ge­bleven, zo zou alles geweest zijn als een donker dal, want het Licht zou mede, in de derde geboorte, gevangen zijn gehouden. Het Licht van het Goddelijk Hart is niet gevangen gehouden in de innerlijke geboorte, maar het uiterlijke licht. Dewijl echter de gehele ruimte, het gehele gebied, wegens de verdorven Salniter der aarde en de stenen zeer donker was, zo kon de godheid dit niet verdragen, maar hij voegde aarde en stenen tot een klomp tezamen. Daarover schrijft Mozes in 1 Gen. 1 : 1 : In den beginne schiep God Hemel en aarde. Deze woorden moet men goed beschouwen en overdenken, wat zij te betekenen hebben. Het woord am = in, wordt in het hart geboren en vindt zijn weg, tot het de lippen bereikt. Daar wordt het gevangen ge­houden en gaat, vol klank, terug naar de plaats van uitgang. Dat wil zeggen, dat het geluid, de klank is voortgekomen uit het Goddelijk Hart en het gehele gebied dezer wereld heeft omvat. Toen het echter boos bevonden werd, is het wederom teruggekeerd naar zijn plaats van uit­gang.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] (En dit is het getuigenis van Johannes aan de Joden, toen deze priesters en levieten uit Jeruzalem naar hem toezonden, opdat ze hem zouden vragen: Wie bent u? 1:19) Dit vers geeft een zuiver uiterlijke gebeurtenis weer en heeft daarom geen innerlijke betekenis. Wel kan men uit deze zending duidelijk zien, dat het hoogheidsgevoel der Joden al begon te vermoeden dat de bron van alle licht of de diepste grond van het leven de aardse mensen begon te naderen en al op aarde moest zijn, en het nam aan, dat deze diepste grond van al het leven zich in Johannes bevond en dat hij misschien de beloofde Messias was.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Met recht zou je hier kunnen vragen, waarom Johannes dat in de woestijn deed, waarvan je toch vooruit kunt weten, dat zich daar zeker zeer weinig mensen zullen bevinden, en dat het daarom verstandiger zou zijn, om als voorloper een plaats op te zoeken met veel mensen. Wat kan in de dode woestijn zo'n geroep, al is het nog zo luid, voor nut hebben, als het geluid van het geroep veel eerder verklinkt, dan dat het waar dan ook een oor bereikt? En bereikt het toch toevalligerwijs een mensenoor, dan is dat resultaat toch veel te mager voor een zaak, die toch voor alle mensen van het grootste belang is!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Op deze voorliggende vraag moet gezegd worden, dat met de uitdrukking -woestijn -niet zozeer de kleine woestenij van Bethabara aan de overzijde van de Jordaan gelegen, bedoeld werd, maar veel eerder de geestelijke woestijn in de harten van de mensen. De woestijn van Bethabara, waar Johannes inderdaad leefde, predikte en doopte, was voor dit doel slechts daarom gekozen, opdat de mensen konden zien hoe het er in hun eigen hart uit zag, namelijk net zo woest, leeg, zonder edele vruchten, maar vol dorens en distels, allerlei onkruid en vol adders en ander verwerpelijk kruipend gedierte. En in die menselijke woestijn treedt Johannes op als een ontwaakt geweten, wat hij zuiver geestelijk gezien ook is, en predikt boetedoening ter vergeving van de zonden en bereidt zo voor de Heer de weg naar de harten van de tot een woestijn geworden mensen.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Terwijl Ik hem nader, maakt hij de leider van de onderzoekers, die 's nachts datgene wat hij van Johannes gehoord heeft grondig overdacht heeft, op Mij opmerkzaam en zegt: 'Zie, Degene, die daar aankomt is het Godslam, dat alle zwakheden der mensen op zijn schouders genomen heeft, opdat de mensen, die Hem zullen aannemen, een nieuw leven van Hem krijgen en zelf de macht zullen hebben om met dit nieuwe leven Gods kinderen te zijn; want Jehova toont zich niet in de storm of in het vuur, maar slechts in het zachtste fluisteren van de wind.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Maar zij schudden hun hoofden en zeiden: ' Johannes is je meester en jullie zijn leerlingen van hem, daarom bevestigen jullie wat hij heeft gezegd. Wij zijn daarentegen geleerd en wijs in alle zaken van de Schrift die door Mozes en de profeten van God is ontvangen, en wij zien aan jullie manier van doen dat jullie en je meester dwazen zijn, die niets zien en niets weten en met je dwaasheid veel mensen het hoofd op hol brengt op een manier, die al geruime tijd hoogst ongewenst lijkt, blijkens de verhalen die de hoogsten uit de tempel daarover horen. Het beste zal zijn als jullie gedwongen worden hiermee op te houden.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Johannes wond zich echter op en zei: 'Jullie addergebroed, jullie slangengebroed! Denken jullie daarmee het gericht te ontgaan? Zie de bijl, waarmee jullie ons zouden willen vernietigen, ligt reeds aan jullie wortel; ziet toe hoe je het verderf ontlopen zult! Als je niet in zak en as boete doet en je niet laat dopen, dan zullen jullie te gronde gericht worden!
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...