Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

7380 resultaten - Pagina 35 van 493

...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...
[6] JARAH richt zich echter meteen op en zegt: "Luister eens, beste oude vriend! Wie Hem eenmaal vast heeft, mag Hem nooit meer loslaten; want laat hij Hem los, dan heeft hij daarmee ook zijn eeuwige leven losgelaten en het daardoor voor altijd verloren. Dat wat ik lichamelijk doe, dat moesten jullie allen in je hart doen, zoals ik het ook merendeels in mijn hart doe!
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Wie zijn leven liefheeft, maar de Heer van het leven, vaak lichtzinnig genoeg terwille van de wereld, laat varen, zal zijn leven verliezen omdat hij de Heer van het leven verloren heeft. Maar wie zijn leven niet acht, en alleen maar dat in zijn hart 'leven' noemt, wat bestaat uit een leven alleen voor de Heer van alle leven, die zal het leven eeuwig behouden, ook al stierf hij lichamelijk wel duizendmaal!
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk, ik heb de Heer toen Hij naar ons toekwam, het eerst in mijn hart herkend en ik houd boven alles van Hem, Ja, als HIJ nu van mij zou verlangen voor Hem te sterven, zou de dood een verkwikking voor mij zijn! Want ik weet en voel duidelijk, dat de liefde tot Hem nooit in der eeuwigheid sterven kan, omdat het haar onmogelijk is een zonde te begaan, en dat is de echte dood van de ziel. Als de ziel van de mens echter dood is, dan is ook de gehele mens dood. Bedenk dat wel, oude man want ik kom uit de school des hemels, die de liefde en de waarheld en het leven is. Wat ik je nu gezegd heb, is een hemelse les, en je kunt haar daarom beter goed in je opnemen!"
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "O Heer van al het leven, dit lieftallige meisje is zeker al lang geen aards meisje meer; zij is een gepersonifieerd hemellicht van de eerste grootte, waartegenover ik nauwelijks een heel klein sterretje ben! Ook ik heb wel, als weinig andere stervelingen, door Uw genade ervaringen opgedaan, -want het is geen grapje om volgens je gevoel bijna twee jaar in de wereld van de geesten en tevens met een vergaan lichaam in het graf doorgebracht te hebben, en tenslotte bij je volle bewustzijn, door Uw genade en door Uw wonderbaarlijk mededogen, op deze aarde terug te komen. Maar toch geef ik nu hardop toe, dat ik mij nauwelijks geschikt acht om een zwakke en talentloze leerling van dit meisje te zijn. Als zij zo vriendelijk wil zijn om mij over veel zaken maar iets te Ieren, dan zal ik dat met de grootste dank van de wereld bereidwillig aanvaarden."
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Het MEISJE zegt een beetje glimlachend: "Heus, het verwondert mij erg, dat de anders zo wijze Josoë op deze gemakkelijke vraag niet direkt bij zichzelf een deugdelijk en bevredigend antwoord heeft gevonden! Wat kan nu anders de volle eeuwige waarheid zijn dan God Zelf, die, altijd al alle volmaaktheid in Zichzelf bevattend, in de geest steeds één en dezelfde is en dus voor eeuwig in en door Zichzelf onveranderlijk is, omdat in Hem, als de eindeloze volmaaktheid Zelf, geen verdere veranderlijkheid denkbaar is. God is de enige en eeuwige oergrond van al het zijn. Alles wat er is, bestaat uit niets anders dan Zijn vastgelegde ideeën; hun bestaan is daarom ook een bestaan in God en hun leven is Gods leven.
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar ook al gebeurt dit, dan is dat in zijn algemeenheid, maar ook in de speciale gevallen, toch niet tegen de goddelijke orde en tegen de goddelijke wijsheid. Want kijk, als de edele vrucht rijp wordt, wordt al het stro en worden alle vruchten verzameld en in de schuren gebracht; maar het onkruid blijft achter op het veld en bemest zonder het te willen de aarde, zodat die daardoor voor een volgende uitzaai krachten krijgt, en verlangt om weldra een nieuw edel zaad in zich op te nemen en tot leven te brengen.
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] God de Heer ziet dat echter van te voren en laat daarom toe dat de afgestompte mensheid een tijdlang met varkensvoer gevoerd wordt, en dat hun bodem door het onkruid een hoge voedingswaarde krijgt. Dan pas smaakt de in de nacht naar licht smachtende mensheid de reine en edele vrucht van het zuivere woord van God. En in die gelukzalige situatie leven wij nu."
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als het woord, door het horen, in het hart van de mens komt, moet het door daden, die zijn als de leven gevende voedingskracht van de aardbodem, -en die, zoals in Gods woord staat, gericht moeten zijn op onze broeders en zusters, -levend worden. En daardoor moet het ook op de juiste manier gaan ontkiemen en een zegenrijke en daardoor rijpe vrucht worden, voor de echte en volgroeide vrucht van het geestelijke leven in God! Mensen zoals profeten en priesters, die voorbestemd zijn om het woord het eerst op te nemen, om het, zodra het in hen tot rijpheid is gekomen, weer geheel zuiver voor alle tijden der tijden verder uit te zaaien op de grote mensenakker van deze aarde, maar die het alleen maar als een middel gebruiken om er zelf vet van te worden, lijken op de aarde die de edele zaadkorrel laat verrotten om zich daarmee vet te mesten. In die omstandigheden is het niet te verwonderen, dat op de akker van zulke zichtbaar valse profeten en priesters, voor de grote akker der lekenmensen uiteindelijk niets dan slecht onkruid, dorens en distels ontkiemen en tot kwade wasdom komen!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] En kijk, zulke vragen zijn goed, want zij zijn de eerste drijfveren waardoor de mensheid tot echte zelfstandigheid komt. Zonder deze zelfstandigheid kan zij nooit door een goede en nog minder door een slechte, in zekere zin helse dwang, tot de ware geestelijke vrijheid komen; en zonder die vrijheid is er voor de ziel en haar geest geen eeuwig leven.
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Kijk, als de Heer de mensen goed van allerlei aardse goederen voorziet, worden ze al gauw overmoedig en beginnen ze te veel voor hun lichaam te zorgen. Zoals de edele zaadkorrel door de haar omgevende, teveel op verzadiging uitzijnde bodem snel verteert, zo verteert hun ziel, waarin de goddelijke geest woont, omdat zij van het lichaam de juiste hoeveelheid kracht niet ontvangt om de goddelijke geest in haar te laten ontkiemen tot het eeuwige leven. En dat is nu juist door God voorgeschreven en God heeft dan ook oorspronkelijk voor dit einddoel de ziel aan het lichaam gegeven. Maar waar de ziel door haar lichaam is verteerd, komen natuurlijk in plaats van de edele vruchten ook alleen maar dorens, distels en allerlei slecht onkruid te voorschijn, waarvan men heus geen druiven en vijgen kan oogsten!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "O ja, Heer, mijn liefde! Eigen kinderen hebben een gedegener opvoeding nodig dan de kinderen van slaven. Want de kinderen van het huis worden net als hun ouders, of ook wel in de huishoudelijke zorgen van de ouders delend, opgevoed, terwijl de slavenkinderen slechts zoveel moeten weten als hun onveranderlijke en eentonige dienst vereist! Natuurlijk dringt zich daarbij de vraag op, waarom God de Heer het toelaat dat op deze aarde de ene mens de andere als een beklagenswaardige slaaf moet dienen, en de keizer zelfs de macht over leven of dood van de slaaf in handen van zijn meester heeft gegeven."
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar om deze heel belangrijke zaak nog aanschouwelijker te maken, wijs Ik je op de delen van het menselijk lichaam, waarvan ook ieder lid een andere vorm, en dus een andere behandeling en, in geval van ziekte, natuurlijk ook een ander geneesmiddel nodig heeft. Als iemand oogpijn heeft, moet hij daarvoor zeker een ander geneesmiddel gebruiken dan bij pijn in een voet. Wie pijn in zijn buik heeft, moet die anders behandelen dan een pijn in een hand. Ook moet er bij lichamelijke ziekten naar gekeken worden of het nieuwe, of oude en hardnekkige kwalen zijn. Een nieuwe kwaal kan meestal door een eenvoudig middel genezen, terwijl een oude kwaal vaak met een krachtig medicijn op leven en dood bestreden moet worden om haar uit het lichaam te verdrijven. De zielen van de mensen lijken ook altijd op de aparte ledematen van hun lichaam. Naar gelang een ziel meer op een edel of op een onedel deel van haar lichaam lijkt, des te meer moet zij net als dat enkele deel waar zij op lijkt, behandeld worden.
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Mijn beste Josoë, gelijk en toch niet helemaal gelijk; want, wanneer Ik iets van je verlang, weet Ik beslist waarom! En als je je heil volledig in alles ondersteund wilt zien, moet je Mij in alle dingen gehoorzamen, wat dat ook mag zijn. Zelfs als Ik het leven van jouw lichaam zou eisen, dan zou je het met vreugde moeten geven; want Ik zal van niemand het leven van het lichaam vragen tot nadeel van degene, die het voor Mij zou geven!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Natuurlijk is het wel te wensen dat de mensen allen volgens Uw leer zouden leven, want dan was de slavernij een vreemd onding, en een misdaad tegen de rechten van de mensheid. Maar zolang dat ergens nog niet het geval is en misschien nog lang niet zal zijn, is en blijft de slavernij voor de hoogmoedige mensheid een evangelie uit de hemelen, dat ter verbetering der mensheid op de aarde ingesteld is.
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Luister! Een meisje uit het gewone volk liep 's nachts nog langs de weg. Terwijl zij ergens aan het werk was voor haar werkgever, had zij zich zo verlaat, dat zij op de terugweg door de nacht werd overvallen. Maar halverwege komt zij langs een plaats waar een vrome kluizenaar woont. Verspreid over heel Judéa vind je meer van zulke mensen, die vanwege het rijk van God, zoals zij voorgeven en ook werkelijk in hun leven willen toepassen, een zogeheten streng leven leiden. Het huiswaarts kerende meisje in de al donkere en stormachtige nacht klopt aan bij het huis van de kluizenaar en vraagt om binnen te mogen komen en om onderdak voor de nacht.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48  ...