Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

620 resultaten - Pagina 36 van 42

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42
[4] Ook op aarde heeft de weliswaar onvolmaakte muziek een soortgelijke uitwerking. De toehoorders worden in hun gemoed vaak onwillekeurig naar geheel vreemde regionen verplaatst. Het komt hun dan voor alsof ze hier of daar zouden zijn. Dat bewerkstelligen de beelden, die door de verschillende klankcombinaties in de ziel worden opgeroepen en de ziel dan geestelijk naar zulke regionen verplaatst. Zou de organist nu geheel nieuwe klankcombinaties ten gehore brengen, waar geen overeenkomstig voor- en tussenspel aan vooraf ging, dan zouden deze beelden dadelijk ophouden en jullie zouden dan slechts prachtige klanken horen zonder dat daarin beelden tevoorschijn zouden komen.
Hoofdstuk 142: Orgelconcert met lichtbeelden. Geheimen over het wezen van klank en beeld. Grondwet van alle openbaring van krachten: kracht en tegenkracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] In de hoofdstad echter zijn de huizen zo ingericht dat iedere bewoner door twaalf in het vertrek aangebrachte deuren naar alle hemellichamen van de gehele oneindigheid kan gaan en weer terugkomen wanneer de bewoner maar wil. Maar zulke deuren die naar de hemellichamen voeren zijn in elk huis slechts aangebracht in de vertrekken van de begane grond; nooit in hogere verdiepingen. Daarom heeft dan ook ieder vertrek van een hogere verdieping een overeenkomstig vertrek op de begane grond. Het wonderbaarlijke van zo'n inrichting zul je echter pas later beter leren kennen, naargelang jouw innerlijk zich meer en meer zal ontplooien.
Hoofdstuk 141: Groot hemelmaal en hemelconcert in het Vaderhuis. David als dirigent en componist. Hemelse verblijfplaats van andere musici. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Ik zeg: 'De Heer van de wereld heeft het recht zich op te houden waar het Hem belieft en hoeft de wereldlijke, schijnbare eigenaars nooit genadig om toestemming te vragen. Daarom heeft Hij zich nu dan ook het recht verschaft hier plaats te nemen, en wel omdat deze heuvel vergeleken bij alle andere in de omgeving van deze stad het minst door schandelijke daden van slechte mensen werd ontheiligd. Ik ben Christus, de Heer, en ben gekomen om de slechte wereld te oordelen en Mijn trouwe volgelingen Mijn genade, vergeving van hun zonden en het eeuwige leven te schenken. Wie Mij erkent, aanneemt en zich niet aan Mij ergert, zal niet te gronde gaan, maar wie zich aan Mij ergert en niet gelooft dat Ik de eerste en de laatste ben, het begin en het einde, de Alfa en de Omega, die zal verloren gaan. Nu weten jullie alles wat je weten moet. Wat gaan jullie nu doen?'
Hoofdstuk 115: Over natuurgeesten en de sterrenelementen van mensenzielen. Hoe zich, uit God ook onzuivere wezens kunnen ontwikkelen. Bezoek van de zeventien oude prelaten van Rein. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] De officier zegt: 'Hou alsjeblieft op met dat 'heer'! God alleen is de Heer; wij zijn allemaal broeders en zusters. O Heer, hoe ontzettend dom zijn Uw mensen toch geworden! Het gebed, de zalige verheffing van ons hart tot U, heilige Vader, houden ze voor een soort boetedoening, een drukkend kruis! O, dat is toch al te gek! Maar helaas, hun in hoge mate zinloze manier van bidden, waardoor de geest slechts gedood wordt, is in wezen ook niets anders. Die lieden oordelen tenminste heel juist over hun manier van bidden en daarom moet men geduld met hen hebben, maar men moet hen wel een beetje wakker schudden, anders zakken zij steeds verder weg in hun domheid. Heer, heb geduld met de domheid van de armen! Slecht zijn ze bepaald niet, maar wel dom als een ezel! Dat mag echter niets uitmaken, want ze laten zich immers beleren. Alleen moet men hen vaak tegen wil en dank een wat flinkere duw geven; dan laten ze hun domheid eerder varen. Misschien komen er nog zo'n paar oude vrouwen hierheen?'
Hoofdstuk 89: Vragen en wensen van het volk. Het geduld van de officier wordt op de proef gesteld. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] De vrouwen zeggen: 'Maar beste vriend, er staat toch uitdrukkelijk in de Heilige Schrift dat na de opstanding allen in het dal van Josafat bij elkaar worden gedreven, vanaf Adam tot aan de laatste mensen toe. Daar zullen zij de Zoon Gods zien aankomen temidden van Zijn heilige apostelen, alle heiligen en martelaren, begeleid door talloze engelen scharen. Daar zal de verschrikkelijke Rechter op Zijn rechterstoel gaan zitten en doden en levenden oordelen. Kijk, dat staat ook in de Heilige Schrift! Hoe verklaar jij zulke verschrikkelijke woorden?'
Hoofdstuk 88: De officier als heilsverkondiger. Hij neemt hun twijfels weg en leidt hen tot de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Als de Heer Zelf echter zegt, dat Hij niet gekomen is om de wereld te oordelen, maar om allen die door het geloof in Hem zalig willen worden, zalig te maken, waar hebben jullie dan het recht vandaan gehaald om jullie zwakke broeders te veroordelen en voor eeuwig naar de hel te verdoemen? Kijk, dat hebben jullie jezelf aangematigd uit heerszucht en grenzeloze geldzucht. De Heer doet nu ook met jullie wat jullie wederrechtelijk met je arme broeders hebben gedaan, want met de maat waarmee jullie hebben gemeten, worden ook jullie op jullie beurt gemeten.'
Hoofdstuk 82: De Heer neemt de koster op. Geweldige vlammenkuur voor zijn vervloekers. Einde van de scène in de Stefanusdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Maar de officier spreekt hen krachtig toe en zegt: 'O, jullie domme vrouwen en kwezels! Hoe komen jullie op zoiets doms? Geloven jullie soms dat de jongste dag er zo uit moet zien als de priesters hen jullie hebben afgeschilderd? Het is hier ongetwijfeld een jongste dag voor ons allen, omdat wij tot nu toe in een duistere nacht hebben geleefd, maar God de Heer Zelf heeft ons opgewekt op deze dag en dat is een echte jongste dag, waarop ons voor eeuwig het heil is wedervaren. Er bestaat ook wel een oordeel ten dode, waarin wij ons tot op dit uur met huid en haar bevonden, maar dat is een oordeel uit onszelf en niet uit God. Het Godswoord zelf en de ons verleende wilsvrijheid zijn het, die ons oordelen, anders zouden wij stenen zonder leven zijn. Hebben wij onszelf echter uit vrije wil de doodsteek gegeven en kunnen we ons zelf dan niet meer helpen, dan komt de Vader van boven met Zijn engelen en brengt de doden weer tot leven! Als de 'doden in de geest' dan weer tot eeuwig leven in en bij God ontwaken, dan is dat voor iedere opgewekte geest een waarachtige jongste dag. Wees daarom niet meer zo kinderlijk bang voor een zekere dag des oordeels die zich in deze geestelijke wereld nooit zal voordoen. Staat er dan niet in de Schrift, voorzover ik mij nog herinner: 'En Ik, zegt de Heer, zal hem op de jongste dag opwekken!', en niet: 'Ik zal hem op de jongste dag ombrengen en verdoemen!'?
Hoofdstuk 88: De officier als heilsverkondiger. Hij neemt hun twijfels weg en leidt hen tot de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] De officier zegt: 'Nee, kindjelief, zo bedoel ik het niet! Ik vind alleen dat men in een beschaafde, goede wereld tenminste zou moeten spreken zoals men schrijft, maar niet zo vreselijk provinciaals. Kijk, je bent zo'n mooi kind; een mooier wezen heb ik in mijn hele leven nog nooit gezien. Zou je ook nog een beschaafdere taal gebruiken, dan was je een echte godin. Maar als jij spreekt, haal je de hele hemelse schoonheidsnimbus omlaag, en men belandt daardoor van de verhevenste poëzie in het meest alledaagse proza. Kijk, je hebt je daarnet voor een hemelbewoonster uitgegeven, wat ik je, naar je gestalte te oordelen, ook helemaal niet wil betwisten. Als je echter met alle geweld een hemels wezen wilt zijn, dan moet je ook hemels zijn in je manier van spreken, anders gelooft geen mens dat je een bewoonster van de ether bent.'
Hoofdstuk 86: Antwoord van de ongelovige officier. Helena bemoeit zich ermee. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Dan geef Ik de geesten een wenk om de priesters niet verder te drijven. Nu treedt Petrus naar voren en zegt tegen de priesters: 'Kijk mij aan! Ik ben de echte Petrus in levende lijve, de rots van het geloof, welke de Heer van de hemel en van alle werelden daartoe heeft uitverkoren. Jullie en jullie paus noemen zich mijn opvolgers. Hoe zou ik ooit een rechterambt op jullie hebben kunnen overdragen, dat ik zelf nooit van de Heer heb gekregen! De Heer heeft ons toch allen het oordelen verboden op straffe van een oordeel over onszelf, omdat Hij uitdrukkelijk zei: 'Oordeel niet, opdat je later niet zelf geoordeeld zult worden!' Als de Heer ons dat Zelf zo leerde, waarom zou Hij ons dan tot rechters over onze broeders hebben gemaakt? Als wij echter nooit ofte nimmer het rechterambt hebben uitgeoefend, hoe zouden we het dan op jullie hebben kunnen overdragen! Wanneer jullie mijn opvolgers willen zijn, hoe kunnen jullie dan meer van mij geërfd hebben dan ik jullie kon nalaten?
Hoofdstuk 82: De Heer neemt de koster op. Geweldige vlammenkuur voor zijn vervloekers. Einde van de scène in de Stefanusdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Ik wil en mag niet over jullie oordelen; moge de Heer jullie behandelen naar je schandalige verdiensten! Zou ik over jullie moeten rechtspreken, werkelijk, ik zeg het hier hardop voor het aangezicht van God: ik zou jullie een tuchtiging opleggen die de gehele oneindigheid zou verbazen! O Heer, bij Uw almachtige Naam, U kent mij, ik heb altijd alle geduld en begrip voor de zwakheden van de aan mij onderschikte broeders opgebracht, maar ik huiver voor dit gebroed uit de hel en al mijn geduld en begrip is ten einde!
Hoofdstuk 74: Machteloze woede van de roomsen. Hun onbarmhartigheid, hebzucht en bedriegerijen. Donderwoorden van de 'ketterse keizer'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Jijzelf, mijn anders zeer achtenswaardige vriend, hebt echter als vorst in plaats van met de priesters hand in hand te gaan, hun een diepe wond toegebracht, die de tijd moeilijk zal helen. Hoe moet een waarachtige aartsbisschop over jou oordelen? Ja, welk oordeel moet de hele verstandige mensheid over jou vellen? Jij ontnam haar het ene en gaf haar daar niets beters voor in de plaats!
Hoofdstuk 69: De ware aard van aartsbisschop Migatzi. Gesprek tussen hem en Jozef. Een blik in de duisternis van het priesterdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Bedenk daarbij dat tussen een keizer en een gewoon mens toch steeds een hemelsbreed verschil bestaat. Onder invloed van de sfeer waarin iemand leeft, ontwikkelt zich tijdens dat leven ook zijn eigenlijke natuur. Wanneer ik hier dus tegen jou spreek overeenkomstig mijn hoge zielennatuur, kan dat toch niet zo verkeerd zijn als wanneer een gewoon mens zich zou verstouten zo te spreken!
Hoofdstuk 63: Paulus' toespraak tot de hardnekkige keizer. Koppige repliek. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Cado zegt: 'Lieve mensen, jullie oordelen weliswaar heel verstandig, maar desalniettemin kan ik mij niet bij jullie standpunt aansluiten, daar ik niet twijfel aan de mogelijkheid dat deze poort kan worden geopend. Hebben wij dan al alles geprobeerd? Nee, dat hebben we echt niet! Als de poort nu toch eens open zou zijn en jullie haar daarom niet konden openen, omdat jullie probeerden haar naar de verkeerde kant te openen?
Hoofdstuk 46: Ergernis van Robert en Helena voor de hemelpoort. Cado' s wijze raad. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Wie zij n dan de weliswaar wat zeldzaam geworden gieren? Dat zijn de weinigen die Degene die u dit hier verkondigt, van ganser harte liefhebben. Deze weinigen, die liefhebben, bezitten een scherp gezicht en een scherpe neus; of ze hebben een diep levend gevoel en als gevolg daarvan een onbedrieglijk vermogen om te oordelen, wat bij elkaar genomen het levende geloof is.
Hoofdstuk 14: 'Als zij dan tot u zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen. Zie, (Hij is) in de binnenkamers, gelooft het niet!' (Matth. 24 : 26) 'Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen'. (Matth.24:28) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[6] Dat was het vaste geloof van deze sommigen. Daarom werd ook tot hen gezegd dat ze de dood niet zouden smaken, voordat ze het koninkrijk van God zouden hebben zien komen; weliswaar niet op de wijze waarop zij het geloofden, maar slechts overeenkomstig hun geloof.
Hoofdstuk 22: 'En Hij zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn van hen die hier staan, die de dood geenszins zullen smaken, voordat zij hebben gezien dat het koninkrijk van God is gekomen met kracht!' (Mark. 9 : 11) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42