Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 36 van 111

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[1] (HIRAM:) 'Ja, een ware messias van de volkeren zou een zuivere leer zijn, waardoor de mensen zichzelf wat hun hele wezen betreft zouden leren kennen en daardoor dan ook God als de opperwijze, almachtige en liefdevolste grondslag van alles wat is; en die dan ook boven alles zouden moeten proberen hun nakomelingen deze kennis te laten behouden! En dat is het nu juist wat de wereld altijd weer ondermijnt, dat geen enkele leer, al is zij nog zo zuiver, ook maar vijfhonderd jaar zuiver kan blijven, en wel om die reden, dat ze door al te veel valse en onzuivere leren maar al te gauw vertroebeld wordt en omdat er zich bij iedere nieuwe leer, al is ze nog zo zuiver en levenswaar, ook maar al te gauw bepaalde oudsten en voorgangers vormen, waaruit een priesterkaste ontstaat die geen ploeg en geen spade meer aanraakt, maar alleen onderricht geeft, daardoor dan ook steeds meer gaat heersen en zorgeloos en zeer goed wil leven. Wel, hoe zo'n geprivilegieerde kaste dan de zuivere leer hanteert, laten ons de voorbeelden van alle ons nu bekende volkeren zien en het zou jammer zijn om daar ook nog maar één woord aan te verspillen! En zo is het mijn tegenover uw wijsheid natuurlijk zeer bescheiden mening, dat een mens, zoals u of ook deze jonge man hier, de eigenlijke echte messiassen van volkeren zouden kunnen zijn, omdat jullie de juiste levensware wijsheid daarvoor bezitten en meer dan genoeg hieruit voortvloeiende macht.
Hoofdstuk 203: Hirams voorstelling van de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Ongeveer tweeduizend jaar geleden was er een uiterst heerszuchtige en wrede koning die uit louter moordlust duizenden mensen op de meest gruwelijke wijze liet terechtstellen en zich ook verder aan alle mogelijke kwaad overgaf. Waar diens ziel na zijn lichamelijke dood terecht is gekomen, zal gemakkelijk te raden zijn!
Hoofdstuk 232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] En zie, er verschenen twee profeten, Mozes en Elia, en zij spraken duidelijk met Mij over hetgeen er over een paar jaar met Mij zou gebeuren en of dit niet veranderd zou kunnen worden. (Matth. 17,3) Ik verzekerde hun echter dat Ik onmogelijk iets anders zou kunnen doen dan alleen datgene wat de Vader, die in Mij is en woont, wil.
Hoofdstuk 235: De Heer in gesprek met Mozes en Elia (Ev. Matth. 17,3) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar IK zei: 'Ga weg van hier en doe boete voor je vele gruwelen, die je tachtig jaar geleden hier op aarde in het vlees hebt begaan, in de kale afgronden van de dalen op de maan waar je eerder was!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar IK kalmeerde hen en zei: 'Vrees niet; want Mij is alle macht gegeven in de hemel alsook op deze aarde, en deze geest die de knaap zeven jaar lang gepijnigd heeft, zal voortaan nooit meer in de buurt van deze aarde komen!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] De ziel van jouw zoon stamt van één van die grote werelden waarvan er talloos vele boven en onder deze aarde het oneindig grote hemelruim vullen. Omwille van haar heil was naast de beproeving van het dragen van het vlees ook deze noodzakelijk, waardoor ze nu reeds in de jeugd die kracht verwierf die menig andere ziel niet verkrijgt, ook al zou ze honderd jaar lang de druk van haar zware vlees te verduren hebben.
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Deze boze geest echter was tachtig jaar geleden een varkenshandelaar, die op grote schaal woekerhandel dreef, hij werd zeer rijk en dreef als jood tenslotte zelfs slavenhandel, waarbij hij grote gruwelijkheden beging. Uiteindelijk stierf hij een ellendige dood en het was zijn lot om, zelf duivel, in het rijk der duivels te komen.
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onze vermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ook het schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een groot aantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want op deze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over het algemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veel Grieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steeds doorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel en stonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goede zaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toe te gaan en er verder voor te zorgen.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] IK zei: 'ik heb jullie toch al bij de oude Romein Marcus en nog eens bij de arme vissers meegedeeld, en ook al eerder toen we naar Caesarea gingen, wat er met Mij vanaf nu over ongeveer een paar jaar in Jeruzalem zal gebeuren. Waarom vragen jullie er nu dan toch weer naar? Ja, jullie hebben er een grote angst voor en daarom vragen jullie vanwege je angst; maar opdat jullie zielen zich daaraan zullen wennen zeg Ik jullie nu weer:
Hoofdstuk 242: De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Hierop verliet DE WAARD snel de oever, spoedde zich naar huis en bracht zijn veertien jaar oude, geheel blinde zoon mee, leidde hem voor Mij en zei: 'Hier beste vriend, is mijn blinde zoon! Zo blind als hij nu voor u staat werd hij geboren. Alle artsen en magiërs hebben al geprobeerd hem te genezen; maar alles was puur tevergeefs! Nu, zoals u zojuist hebt opgemerkt, is er een werkelijke wonderdokter uit Jeruzalem bij mij in huis; maar hij kan precies zoveel als de vorigen! Nu komt het op u aan, beste vriend! Waarlijk, als u hem geneest, behoort mijn halve vermogen u toe!'
Hoofdstuk 253: De genezing van de blindgeborene en van andere zieken (Ev. Matth. 19,2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zei: 'Mijn beste zoon Simon Juda, daarom zeker niet; maar wanneer iemand van jullie denkt dat hij beter is alleen omdat Ik hem het eerst heb uitverkoren, dan zou hij daardoor immers al in een hoogmoedswaan verkeren waarmee hij in het hemelrijk zeker nooit tot de eersten zou kunnen behoren. Iemand die Ik over meer dan duizend jaar zou hebben opgewekt en uitverkoren, zou wat de uitverkiezing betreft zeker een van de laatsten zijn; maar als hij in hoge mate deemoedig zou zijn in zijn roeping, zodat hij zichzelf steeds als de onwaardigste beschouwt voor die genade, maar desondanks toch trouwen volhardend zou zijn in zijn roeping, -ofschoon hij geen bewijzen zou hebben van de volledige echtheid ervan, maar het enkel en alleen met het geloof zou moeten stellen, -zou zo'n geroepene dan niet tot de eersten behoren in het hemelrijk?
Hoofdstuk 259: De leerlingen vragen naar het hemelse loon (Ev. Matth. 19, 27 -30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar er was ook nog een andere reden voor het feit dat kleine plaatsen daar vaak geen naam hadden en dat was de volgende: Om het koloniseren en cultiveren van de onherbergzame en woeste streken te vergemakkelijken en sneller te laten verlopen was het bij de Romeinen gebruikelijk, dat een nieuwe kolonisatie met de bijbehorende nieuw gebouwde plaatsen gedurende twintig, dertig, veertig tot vijftig jaar geen belasting hoefde te betalen, al naargelang een streek meer of minder tijd nodig had voor de volledige cultivering. Wel, dat de joden en Grieken, die nooit bijzonder goede vrienden van het betalen van belastingen waren, deze humane Romeinse wet zeer in hun voordeel wisten uit te buiten, zal zeker niemand ook maar enigszins betwijfelen. Daarom gaven ze een nieuw gebouwde plaats geen naam, en als een Romeinse commissaris hun er ooit naar zou vragen, zou de plaats pas tien jaar oud zijn, ook al had deze er al meer dan een halve eeuw op zitten. Nadat zo'n plaats dan door een commissaris bezichtigd was kreeg hij een nummer maar nog geen naam; pas vanaf dat moment werd de nieuwe plaats na het verstrijken van de wettelijke temlijn belastingplichtig en kreeg een naam.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] DE LEIDER sprak: 'Jullie zijn geen slechte mensen, dat heb ik op het eerste gezicht gezien; maar jullie zijn een soort avonturiers en dat geeft niets, daarom kunnen jullie wel onderdak krijgen in mijn woning. Maar jullie moeten mij heel veel vertellen over hoe het er nu in de wereld aan toe gaat; want ik ben nu al ongeveer twintig jaar lang niet naar beneden geweest, naar de zondige wereld en weet er dus weinig of helemaal niets van! Ook de bewoners van dit plaatsje gaan maar af en toe naar het in de buurt gelegen stadje of plaatsje Nahima, vanwege het zout dat wij hier niet hebben. Maar in Jeruzalem zijn we, ofschoon we overtuigde joden zijn, al in geen twintig jaar meer geweest. Want daar heerste toentertijd al niets anders dan leugen, bedrog, heerszucht en de stinkendste hoogmoed vanuit de tempel tot in alle lagen van het volk. Hoe zal het er nu dan wel niet uitzien?
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] IK keek de arme zieke aan en zei tegen haar: 'Dochter, zou je weer zo gezond willen zijn als je een jaar geleden nog was?'
Hoofdstuk 262: De genezing van de kreupele dochter van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Ziet u, ongeveer twintig jaar geleden was ik in Jeruzalem nog leviet en eigenlijk al een aankomend Farizeeër (VARIZAR = herder, ook leider van de herders). Het gebeurde op een keer - zoals daarvoor en daarna nooit meer dat ons bij de gebruikelijke toetsing van de twaalfjarige jongens een knaap met de naam Jezus uit Nazareth in Galilea werd voorgeleid. Deze knaap wist toen reeds meer dan alle tempeldienaren samen en hij was eigenlijk de belangrijkste reden waarom ik spoedig daarna de tempel voor altijd heb verlaten.
Hoofdstuk 263: Barnabe herinnert zich de twaalfjarige Jezus in de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...