Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

644 resultaten - Pagina 36 van 43

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43
[16] Kijk, Heer, zo staan de zaken er nu voor bij de arme mensheid op aarde! Is het een wonder, dat zij dan tenslotte toch in opstand komt en wraak neemt op degenen die al zo vele eeuwen hun kwelgeesten en uitzuigers waren? Nu ik dan toch moet spreken, beken ik openlijk dat de arme mensheid het volste recht heeft zich op deze manier te verzetten, en dat het ook de allerhoogste tijd is om de groten, die geen sprankje liefde voelen voor de mensen, hun verderfelijke machtspositie te ontnemen om deze voorgoed van de aardbodem te verbannen. De groten moeten afdalen en wat ze te veel hebben, delen met hun arme broeders. Van hun veel te ruime kastelen moeten armenhuizen worden gemaakt en van henzelf mensen! Voor de armen echter moeten er scholen komen en onderwijzers die goed zijn opgeleid in Uw geest, o Heer, anders wordt het nooit beter op aarde, maar alleen maar van dag tot dag slechter. Want de groten worden steeds hardvochtiger en tirannieker en de haat van de geringen zal groeien als een rollende lawine. Wanneer U, Heer, op aarde niet gauw op een beslissende manier ingrijpt, dan is het, tenminste aards gezien, in de mij bekende landen met alle mensen volkomen gedaan, wat toch zeker niet Uw wil kan zijn!
Hoofdstuk 84: Helena's mening over de weg tot heil voor de mensen op aarde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] De generaal staat verbaasd, als hij achter Dismas de hem bekende monnik Thomas in lichtende kleren en in een vriendelijke houding ziet staan. Hij reikt hun beiden meteen de hand en zegt: 'Gegroet, beste vrienden! Duizend keer welkom! Maar vriend Thomas, hoe ziet u er uit? Toen mijn gezelschap u daarnet tegen mijn eigenlijke wil vastgreep vanwege het mislukken van het 'Onze Vader', de voorgestelde mis en nog menig woord dat niet meer vermeld behoeft te worden, was u zo zwart als een oude moriaan en nu straalt u als een zon! Hoe bent u tot zo'n enorme verheerlijking gekomen? Hebt u dat dan toch door het mislezen en door het latijnse 'Onze Vader' gekregen? Hebt u daardoor misschien zelfs de Godheid gevonden? O zeg mij welke weg u bent ingeslagen, waardoor u zo'n ware staat van zaligheid hebt bereikt?'
Hoofdstuk 129: 129 Thomas en Dismas bij de generaal en zijn drieduizend zielen tellend gezelschap. Uitleg over Jezus en de weg tot het heil. Rede van de generaal. De Heer bij de deur van de zaal des levens - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Ik zeg: 'Mijn beste Theowald, de levensverhoudingen op aarde zijn anders dan die in de geestelijke, onvergankelijke wereld, maar zij moeten zo zijn, opdat daaruit dit ware, volkomen leven kan ontstaan. Weliswaar is ieder mens al tijdens zijn aardse leven geroepen door het nauwkeurig naleven van Mijn woord, dat hoofdzakelijk in de vier bekende evangeliën geschreven staat, de weg vrij te maken om zich van dit volmaakte leven te verzekeren, maar omdat ieder mens, om een eeuwig levende geest te worden, over zijn volledig vrije wil moet kunnen beschikken, gebeurt het dan ook maar al te vaak, vooral bij het voortschrijden van deze tijden, dat de mensen zich hun oren door de wereldse sirenenstem doof laten maken en hun ogen door het bedrieglijke licht van de glans van de wereld laten verblinden.
Hoofdstuk 130: De menigte voor de Heer. Generaal Theowalds levensweg naar God. Wat tijdens het aardse leven een mysterie was, wordt opgehelderd in het hiernamaals. Jezus' woorden over licht en leven - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] De nieuwe gasten kunnen zich er maar niet genoeg over verbazen hoe het toch mogelijk was, dat zij allen zo vlug werden bediend. Een naaste vriend van generaal Theowald zegt daarop het volgende: 'Beste vriend, wat voor een indruk krijg jij ervan dat wij allen, zeker meer dan drieduizend in getal, slechts door twee broeders, namelijk de voormalige monnik en de ons bekende Dismas, eensklaps rijkelijk van brood en wijn konden worden voorzien? Daarvóór bracht slechts, als ik me niet vergis, de beruchte Robert Blum met een paar dozijn ongelofelijk mooie meisjes enkele flessen wijn en ook enkele broden. Toen de beide broeders begonnen uit te delen, dacht ik bij mezelf: nou, voordat die twee dit geringe aantal flessen en broden aan allen mathematisch nauwkeurig hebben uitgedeeld zoals in het leger, zullen de eersten wel weer honger en dorst hebben voordat de laatsten aan de beurt komen! Maar het ging heel anders. Als bij toverslag had iedereen een beker wijn en een respectabel stuk goed smakend hemelbrood in zijn handen; de ongeveer dertig flessen wijn waren helemaal leeg en van het brood was het laatste stuk tot op de laatste kruimel verdeeld. Zeg mij nu eens, hoe deze zaak op een ook maar enigszins begrijpelijke, natuurlijke wijze mogelijk kon zijn. Voor mij is dat een volslagen raadsel!'
Hoofdstuk 131: De grote maaltijd. De generaal en zijn vriend Kernbeiss. Thomas dankt hen voor de eerdere kuur. Blik op de aardse hel - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Robert vraagt Mij: 'Heer, dat is weer een heel nieuwe verschijning. Wat moet er met deze geesten gebeuren? In Uw heilige naam, het gaat er daar bijna net zo aan toe als in het bekende 'Duizend en één nacht'! Wat komen deze roden met hun vaandels hier doen?'
Hoofdstuk 124: Rode oorlogsgeesten en blauwgrijze praatjesmakers. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Nu verheffen allen zich en binnen enkele minuten zijn we bij de bekende plaats en worden door iedereen eerbiedig begroet. Als we ons allen op de Reinerkogel bevinden en deze berg door ons tot in het dal in beslag wordt genomen, zegen Ik alle nieuwkomers en laat hun het waarachtige brood en de ware wijn uit de hemelen aanreiken.
Hoofdstuk 119: De Heer stelt zich voor aan de liefhebbende. Het blinde hart begrijpt meer dan het ontwikkelde verstand. Grote zegening op de berg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] De officier zegt: 'Je bent weliswaar een goed mens, maar een rare snuiter! Je zei dat we allang gestorven zouden zijn en hier nu als geesten rondwandelen, maar kijk: daar staat de prachtige Stefanusdom met de hoge gotische toren, net zoals hij er altijd heeft uitgezien! Zelfs het zwaluwnest onder zijn vele richels en versieringen ontbreekt niet. Rondom staan de vanouds maar al te bekende huizen. Dat zou dan ook allemaal ziel en geest moeten hebben en op aarde gestorven en niet meer aanwezig moeten zijn, om hier in jouw geestenwereld te kunnen voortbestaan! Kijk, voor zo dom moet je ons toch niet houden en verlangen dat wij zoiets zouden geloven.
Hoofdstuk 86: Antwoord van de ongelovige officier. Helena bemoeit zich ermee. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Daarop zeg Ik: 'Vriend en broeder, bezigheid is weliswaar het wezenlijke hoofdkenmerk van de geest. Af en toe is het echter ook goed dat hij wat rust. Want tijdens de rust herstellen zich de uitgeputte krachten van de ziel, die een orgaan van de geest is, voor nieuwe activiteiten. Daarom hebben jullie ook wat rust nodig, opdat jullie allemaal weer sterk worden voor grote, nieuwe activiteiten in Mijn rijk. De sabbat loopt ten einde. Wat hier nodig moest worden beslecht, hebben we beslecht en zodoende hebben we op deze aarde een dagtaak volbracht. Kijk eens daar, in het oosten! De bekende poort, die jij niet kon openen, staat open en alle vroegere vrienden verwachten ons al met groot verlangen. Daarom, lieve vrienden, broeders en kinderen, zullen we ons gereed maken om van deze aardse heuvel te vertrekken en door gindse poort binnen te gaan in Mijn rijk, dat nu als een nieuwe vereniging is voortgekomen uit jouw hart, lieve broeder Robert-Uraniël!
Hoofdstuk 131: Vertrek naar het hemelrijk uit het gerijpte hart van Robert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Op dat moment sta Ik voor de dertig en wel op de bekende heuvel, waar zij, zonder het te merken, samen met hun leraren naartoe getrokken zijn. De dertig herkennen Mij meteen en staan ineengedoken en bevend van angst voor Mij. Maar Ik zeg eerst tegen de drie: 'Jullie hebben je opdracht in het klein goed volbracht, daarom zal jullie ook meer worden toevertrouwd. Ook jullie beiden, die zich het eerst bij de drie hebben aangesloten, zijn in staat om in gelijke mate samen met hen voor Mijn zaken zorg te dragen. Jullie dertig echter staan weliswaar zwaar bij Mij in het krijt, maar omdat jullie je schuld trouwhartig hebben toegegeven, scheld Ik haar jullie ook helemaal kwijt! Ga nu dan ook met de vijf mee en bewerk Mijn wijngaard; Ik zal jullie dan geven wat je toekomt. Zijn jullie daarmee tevreden?'
Hoofdstuk 123: Goede missietoespraak van de vijf. Schroom om met zonden beladen voor de Heer te verschijnen. De genadezon van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] De tocht wordt nu voortgezet en in korte tijd wordt de top van de berg bereikt, waar het bekende grensmonument staat. Hier wordt weer een korte pauze gehouden. Nu treedt keizer Karel naar voren en zegt: 'Heer en Vader, kijk eens naar dit gedenkteken. Het is een werk uit mijn aardse tijd. De reden om het daar te plaatsten waren de aanhoudende schermutselingen aan de grens. Om daar een eind aan te maken heb ik op bijzonder omstreden plaatsen grenspalen laten zetten. Hier en daar heeft men ze dan ook ter ere van mij geplaatst. Zegt U mij, arme zondaar, of ik daarmee wel goed heb gehandeld?'
Hoofdstuk 106: Het heilige gezelschap verlaat Wenen en trekt in de richting van de Alpen. Bij de Semmering. De Heer over grenspalen en over het land en het volk van Stiermarken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Paulus zegt: 'Ik heb ingezien dat jullie nog voor een lange tijd ongeneeslijk zijn! Daarom zullen we jullie ook zo laten als we jullie hebben aangetroffen. Ik ben weliswaar Paulus, de bekende apostel van de Heer; de twee achter mij zijn Petrus en Johannes en tussen hen in staat Christus, de Heer Zelf, die jullie wilde helpen, maar jullie zijn daarvoor nog veel te blind. Alleen het gat van de diepste duisternis, waar gehuil en tandengeknars is, zal jullie genezen! Over enkele honderden aardjaren zullen we elkaar weerzien!'
Hoofdstuk 66: Geldzuchtige bedelmonniken bij de uitgang van de grafkelder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Seppl zegt: 'Nou ja, iedereen zal toch wel weten dat er in zo'n lijkkist geen vermakelijke danspartijtjes worden gegeven. Dat deze oude vorsten door hun vaak zeer tirannieke heerschappij menig stuk treurige geschiedenis over de arme volkeren hebben gebracht, weet ik evengoed als jij. En in hoeverre deze lijkkisten eerbiedwaardig zijn of niet, weet ik ook. Of echter die eenvoudige jood, waar de zogenaamde Paulus mee staat te praten, al dan niet Jezus, de bekende Godszoon is, is een andere kwestie! Alles is mogelijk, maar hier ontbreekt het ons nog echt aan zekerheid over wat men liever voor waar dan voor onwaar zou willen houden. Denk jij soms dat ik een vijand van Christus ben of niet in Hem geloof? O, dan vergis je je ten zeerste! Ik vereer Hem bovenmate en juist daarom heb ik nog steeds mijn bedenkingen tegen die jood daar. Ik let op alles, maar als ik zie dat Hij het misschien toch is, dan zul je wonderen beleven wat mijn gedrag ten opzichte van Hem betreft! Want weet je, ik heb Hem mateloos lief!'
Hoofdstuk 56: In de keizerlijke grafkelder bij de kapucijnen. Veel doods in de sarcofagen. De voornaamste vraag betreft Jezus. Verschillende opvattingen over Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Petrus zegt: 'Geduld, ik heb alleen een korte vraag: zeg eens, kan er niemand ook geen inwoner, zonder pas de stad in?' De sergeant van de wacht zegt: 'Bekende inwoners wel, maar vreemdelingen nooit! Zijn jullie geen burgers van deze stad, dan moeten jullie een pas hebben, anders komen jullie er niet in. Horen jullie echter in deze stad thuis, dan moeten jullie je laten verhoren, opdat ik kan zien welke gezindheid jullie hebben.'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Maar omdat U het bent, Heer, wat door de grenzeloze ontroering van dit hele gezelschap wordt aangetoond, laat mij en Helena dan nu voor Uw heilige voeten neervallen en U onze meest verschuldigde dank brengen in de volle deemoed van ons hart! Helena, kijk eens hier! Onze begeleider, deze meer dan 'Wijze, hemelse Cado is niet de echte Cado; alleen zijn kleding is zoals die van de jou bekende Cado, maar daarin bevindt zich helemaal onherkenbaar de Heer Zelf! Begrijp je, de Heer Zelf!'
Hoofdstuk 48: Merkwaardig gedrag van het gezelschap tegenover de ogenschijnlijke Cado. Robert herkent samen met Helena de hoge, goddelijke Vriend. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Op wie lijkt de wijze bouwheer? - Zeker op degene, die zich al eerder door de twee bekende geboden volkomen zeker heeft gesteld. En als dan de stormen en de hevige regens komen, dan kunnen deze niet alleen de bouwheer geen schade berokkenen, maar ze maken zijn huis op de rots nog steviger, want de winden drogen het gemetselde huis uit en maken het dorstig naar vocht. Komt dan de regen, dan wordt die door de droge muren van het huis opgezogen, lost hier en daar in de voegen kleine deeltjes op die lijmachtig worden en die dan als dit zich vaker herhaalt, het metselwerk steeds vaster maken.
Hoofdstuk 3: De gelijkenis van de wijze en de dwaze bouwmeester en de verklaring daarvan (Matth. 7:24 - 27) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43