Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 36 van 108

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[8] Als een stuk grond of zo 'n meer niet geschikt is voor het natuurlijke leven van planten, dieren en mensen, dan is dat daarom met. slecht. De mens heeft hersens en verstand en kan dergelijke plaatsen, die nog met geschikt zijn voor bewoning, mijden. De aarde heeft gebieden in overvloed die rijp zijn om te bewonen en de mensen kunnen daar volkomen tevreden mee zijn. De zee beslaat als geheel nog een veel groter oppervlak dan het droge land. Wie zal er zeggen: 'Kijk, wat onwijs heeft God daar gehandeld door niet liever het grootste deel van de aarde tot vruchtbaar land in plaats van tot zoveel onbruikbaar water te maken! Wij mensen, en zeker ook de meeste landdieren en ook de meeste planten, zouden aan de meren, stromen, rivieren, beken, bronnen en de regen en sneeuw meer dan genoeg hebben!'
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De herders zeiden: 'Heer, we hebben zelf al zorgen genoeg om het hoofd boven water te houden! Hoe moeten we dan ook nog voor andere armen zorgen? Onze opdrachtgever is zo'n zuinig mens, dat hij ons, zijn dienaren, niet zoveel geeft, dat wij daarvan ook nog wat aan andere armen kunnen afstaan. Wij kunnen zelf nauwelijks leven, - hoe zouden we dan anderen nog in leven kunnen houden?'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] In de middelste grot zul je een grote hoeveelheid zout vinden; gebruik dit om de vissen te zouten die de arenden voor jullie uit de Nijl zullen halen! Leg deze op stenen platen die sterk door de zon verhit zijn en eet ze dan! Bij de uitgang van de eerste grot bevindt zich onder een grijswitte steen een bron die fris water geeft; sla de vrij zachte steen stuk, dan zullen jullie meteen een behoorlijke hoeveelheid goed drinkwater krijgen! Achtervolg geen leeuwen en panters of andere dieren uit deze streek, dan zullen zij jullie dienen, wanneer je hun dienst nodig hebt!'
Hoofdstuk 161: De innerlijke openbaring van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Ik geef jullie ook macht over de kwade geesten in de lucht, over die in het water en over de boze geesten in de spelonken der aarde. Verder geef Ik jullie macht om op schorpioenen te treden en over slangen te gaan, en ook om iedere vijand van jullie te verdrijven, en niets zal in staat zijn jullie kwaad te doen.
Hoofdstuk 166: Het uitzenden van de zeventig arbeiders als boden van de Heiland (Ev.Lucas, Hfdst.10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Het eerste vers van de profeet heeft een diepe betekenis en luidt aldus: 'Kijk, de Heer, Heer Zebaoth zal uit Jeruzalem allerlei voorraden wegnemen, en eveneens uit heel Juda, de hele voorraad brood en de hele voorraad water!' (Jes.3:1)
Hoofdstuk 175: Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Wanneer bij de mensen een volledig gebrek aan het levende water uit de hemelen is ingetreden en alle vlees zich met zijn ziel in de dikste duisternis bevindt, wie zal dan bij de mensen als een waar en rechtvaardig rechter optreden? Wie zal de gave van de profetie hebben? En mocht iemand die nog voor zichzelf bezitten, wie zal hem dan zonder innerlijk begrip geloven dat het zo is?! Wie zal voor de geestelijk blinden en - doven kunnen profeteren? En wie zal door de duistere mensheid vanwege zijn uitmuntende wijsheid tot een waar Oudste verkozen worden om hem tot haar herder te maken? Begrijp dit nu goed!
Hoofdstuk 175: Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Zijn dood was voor mij een verlies van duizend levens. Ik trok daarom met mijn metgezellen zo ver als maar mogelijk was Nijl opwaarts. Daar vonden wij grotten, die ons voldoende beschutting gaven tegen de gloeiende zonnestralen. De grotten lagen dicht bij de Nijl, die met duizend watervallen tussen de machtige rotswanden doorkronkelt. Verder dan tot daar kon je langs de rivier niet meer gaan, tenzij wij veel verder naar beneden naar rechts zouden zijn afgebogen de grote woestijn in en dan de weg van de Nubiƫrs hadden gevolgd; maar zonder water zouden wij daar, samen met de geiten die we hadden meegenomen, al gauw versmacht zijn. Kortom, bij de grotten vonden we nog een laatste plaatsje waar wat gras groeide en onze dieren voldoende voedsel vonden. En zo besloten wij om daar met onze kleine gezinnen te blijven.
Hoofdstuk 160: Geloven en schouwen De geestelijke ontwikkelingsgang van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Iemand aan wie brood en water in geestelijke zin is ontnomen, is daardoor alles kwijt; want wie door God met geestelijke blindheid wordt gestraft en getuchtigd, die is het ergst gestraft en getuchtigd. Want hij is daardoor alles kwijt, en hij is volledig radeloos en hulpeloos. Dat is dan ook wel het uiterste middel waarmee de traagheid van de mensen die te veel de overhand gekregen heeft en al hun ondeugden, steeds het best bestreden kan worden.
Hoofdstuk 175: Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Dat de mensen zich echter door het wegnemen van het geestelijke brood en water werkelijk in de grootste ellende zullen bevinden, en wat hun daardoor nog allemaal ontnomen is, legt de profeet nog verder uit in het derde vers, waar hij uitdrukkelijk zegt: 'De mensen zullen daardoor de raadslieden of raadgevers en wijze werklieden in alle takken van menselijke behoeften moeten missen, dus ook verstandige sprekers, die anders met hun wijsheid heel veel goeds tot stand zouden hebben gebracht.
Hoofdstuk 175: Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] En hij zei: 'Hij legde modder op mijn ogen; daarna waste ik mij op zijn aanraden met het water van de vijver Siloam en werd ziende, zoals ik ook nu ziende voor jullie sta!' (Joh. 9,15)
Hoofdstuk 186: De blindgeborene wordt voor de tempel genezen (Joh.9, 1-34) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] Ik zei tegen hem: 'Zeg dan tegen een vanje dienaren, dat hij met een vaartuig op het water hier naartoe moet komen, dan zal Ik hem van daaraf wel aanwijzen welke exemplaren, die al volwassen zijn, hij uit het water moet halen!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[26] Dat gebeurde onmiddellijk. Binnen enkele ogenblikken roeiden onder de vooruitstekende rotspunt drie flinke vaartuigen en de handige vissers haalden alle door Mij aangewezen prachtexemplaren uit het water en vulden hun boten daarmee.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Toen zei Ik tegen Cyrenius: 'Laat ze voor vannacht in kalkhoudend water leggen, haal morgen ieder exemplaar er behoedzaam uit en reinig de mooie schelp van de vlezige inhoud, droog hem goed af en wrijf hem dan aan de binnenkant in met wat nardusolie! Dan kunnen ze in je schatkamer als aandenken worden bewaard!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Tenslotte meende een veldheer, die tot nog toe geen enkel woord had gesproken: 'Het zou met betrekking tot de bouwkunst ook vooral bekeken moeten worden of de zeeschepen niet zodanig geconstrueerd kunnen worden dat men ten eerste beter weerstand zou kunnen bieden aan stormen dan tot nu toe het geval is. En ten tweede lijkt het me goed, als er bij grotere schepen geen riemen nodig zouden zijn; want als de riemen te hoog boven boord zijn aangebracht, zijn daar te lange stelen voor nodig, die moeilijk te bedienen zijn. Er is een groot aantal krachtige roeiers voor nodig, terwijl de riemen toch maar weinig kracht uitoefenen in het water en als het stormt gemakkelijk breken. En als de riemen zoals dat bij kleinere schepen het geval is, lager zijn bevestigd, dringt het water bij slechts iets hogere golven door de roei-openingen het schip binnen en kan men niets anders dan aan een stuk door water scheppen om niet onder te gaan. En ten derde hebben onze grote schepen tenslotte nog de fout, dat ze vanwege de vele roeiers te weinig ruimte hebben om een flink aantal andere reizigers mee te nemen, terwijl men ondanks de vele roeiers, bij ook maar een beetje tegenwind, toch niet van zijn plaats komt.
Hoofdstuk 222: De schijnbare waarde van uiterlijke cultuurontwikkeling - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Terwijl er ijverig en flink geblust werd, zei jozef nog heimelijk tegen Mij: 'Heb je over dit alles verwoestende element niet ook dezelfde macht als over winden en water?'
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...