Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9982 resultaten - Pagina 36 van 666

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[7] Vriend Kisjonah, ga jij vast en maak je grote schip klaar; want dat zullen we nodig hebben!' Kisjonah staat met de zijnen op, en gaat om aan Mijn wens te voldoen.
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] En Ik zeg: 'Net zo ver en net zo lang als je maar wilt! Want Ik heb nog nooit het eerlijke en echte verlangen van iemand afgewezen of onverhoord gelaten!' Baram regelt derhalve zijn zaken, geeft zijn vrouw en kinderen opdracht over wat zij tijdens zijn afwezigheid moeten doen, en hoe zij tegen slechte vijanden op moeten treden. Vervolgens neemt hij wat goud mee en gaat met ons allen naar buiten aan de zee, en een zeer grote volksmenigte volgt ons op de voet. (Matth. 13:1)
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De Farizeeën zeggen: 'Dat is niet onze vrucht, maar de vrucht van zulke landlopers zoals jij er een bent, die op gezette tijden uit alle windstreken als kunstenaars en tovenaars hierheen komen. Waar wij bij zijn beoefenen ze wel hun slechte kunst; maar 's nachts bekeren ze de mensen tot hun heidense filosofie en dan stellen ze met hun bijzonder grote welsprekendheid ons en de tempel en diens door God gegeven voorschriften in een afschuwelijk kwaad daglicht! Wel, deze Joodse heidenen, die hier in Jesaïra woonachtig zijn, zijn de vrucht van zulke individuen! Wij vertelden altijd het echte en het goede aan het volk en onderwezen hen juist en rechtvaardig volgens de wet van Mozes. Maar als Beëlzebub door middel van individuen van jouw soort het volk van ons aftroggelt, zijn wij daar dan verantwoordelijk voor?! Omdat satan de vruchten aan onze takken bederft en laat rotten, zijn wij toch zeker geen slechte boom. Ons onderwijs en wat wij zeggen is juist; maar jouw toespraken en jouw daden zijn afkomstig van de opperste duivel en verleiden het lichtgelovige volk! Deswege zou jij met je aanhang gestenigd en gedood moeten worden!'
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] De Griek zet grote ogen op na die uitleg en zegt: 'Meester, nu begrijp ik het! Dat kan alleen maar een God en geen mens weten. U bent Zelf God, of minstens Gods zoon en niet de zoon van een mens zoals wij ! Daarom zullen wij ons weer op de tempel richten, maar niet onder de tuchtroede van de Farizeeën, maar helemaal vrij! Maar deze Farizeeën moeten weg; want ze hebben ons te veel bedrogen en ons vrijwel al ons bezit ontnomen, geestelijk en lichamelijk! In naam blijven we dus Grieken, maar in waarheid in ons hart volmaakte belijders van Mozes en de profeten! We zullen ook jaarlijks naar Jeruzalem gaan en de tempel bezoeken; en als die afgesloten wordt, dan blijft de vreemdenzaal nog voor ons open, die toch ook bij de tempel behoort.'
Hoofdstuk 187: Jood of Griek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Daarop zagen de leerlingen elkaar met grote ogen aan en zeiden: 'Wat krijgen we nu? Wie begrijpt dat? Nu lijkt het hemelrijk zelfs al op een mosterdkool!'
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zie, zo sprak eens de grote profeet, en zo zong ook eenmaal David in zijn acht en zeventigste psalm in het tweede vers, en naast heel veel andere dingen slaat dat juist op Hem, en dan vragen jullie nog: Waarom zó, en wat betekent dat?', terwijl je toch al een behoorlijk lange tijd met Hem optrekt?! Als het noodzakelijk is dan zal Hij ons deze gelijkenissen wel uitleggen, en als het niet nodig is, -nu, dan mogen we ons allen wel heel gelukkig prijzen, dat wij nu zien en horen mogen, wat alle aartsvaders graag gezien en gehoord zouden hebben!'
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] En Ik gebood, net als toen, de wind en de zee, waarop ogenblikkelijk een grote windstilte intrad en de zee spiegelglad werd en al het volk op het schip hardop zei: 'Wie is hij, dat wind en zee hem gehoorzamen?!'
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar Ahab, die niet ingestemd had met deze vraag, zei tegen de leerlingen en verscheidene anderen: 'Vrienden, die vraag en die verwondering was weer echt dom en niet op zijn plaats! Jullie zijn toch al zo lang in Zijn omgeving, en toch verwonder je je nog net zo, alsof dit het eerste teken is dat je ziet gebeuren! Ik ben nog geen hele dag bij jullie, en voor mij is dat allemaal al net zo begrijpelijk, als wat dan ook maar voor een mens begrijpelijk kan zijn! Als Hij namelijk de grote beloofde Messias is, Die volgens David niets meer en niets minder is dan Jehova Zelf in vleselijke gedaante, dan zal het voor Hem toch erg eenvoudig zijn om aan een storm op zee een eind te maken, daar het voor Hem zeker niet moeilijk was de gehele wereld te scheppen! Als dat echter onweerlegbaar zo is en jullie Hem kennen, hoe kunnen jullie dan zo'n vraag en zo'n verwondering in je hart hebben?!'
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik vervolg: 'In aardse termen gesproken, trekken we nu weer bij Kisjonah in! In zijn huis zijn wij veilig; want het is een vrij huis en het betaalt daarvoor aan de keizer een grote schatting, en de Farizeeën zullen op een afstand worden gehouden. Maar na enige dagen zullen we van daaruit wel naar het aardse vaderland gaan en daar proberen recht te maken, wat erg krom is geworden.'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nadat we dit met elkaar besproken hadden, bereikten we ook de oever, en wel juist bij de landingsplaats van Kisjonah, waarvandaan men meteen door een grote en mooie tuin in de zeer ruime gebouwen en woonhuizen van Kisjonah kwam, waarin alles al voor onze ontvangst gereed was. Want Kisjonah had in het huis van Baram al in 't geheim van Mij gehoord dat Ik weer bij hem zou terugkomen, en zodoende had hij door middel van een kleiner vaartuig direkt boden met een bepaalde opdracht naar huis gestuurd.
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kisjonah zegt: 'Heer, dat alle dingen bij U mogelijk zijn, daar ben ik vast van overtuigd en daarover heb ik helemaal dezelfde mening en hetzelfde geloof als onze jonge Farizeeër Ahab; maar hoe deze heel teer gebouwde jongeman, die eigenlijk nog maar een knaap is, die grote hoeveelheid werk kan verrichten en ons allen zal bedienen, terwijl we toch met een paar honderd mensen hier aanwezig zijn, dat is, Heer, hoewel ik er niet in het geringste aan twijfel te raadselachtig voor mij!',
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik zeg: 'Vriend je hebt hier te weinig melk, kaas en boter; maar boven op je berg heb je een grote voorraad. Laat deze knaap eerst je hele voorraad van de berg halen; het is beter, dat je de voorraad hier hebt dan boven in de bergen, waar vannacht een horde wilde Scythen zal passeren op zoek naar buit.'
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Kisjonah proeft de spijzen en merkt dan, dat zijn koks en kokkinnen de zuivere waarheid gesproken hebben. Dan gaat hij weer in de grote kamer waar Ik was, en de jongeman vraagt hem: 'Wel, Kisjonah, ben je over mij tevreden?'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Dan vraagt Kisjonah: 'Heer, mijn enige liefde en leven, wat zou U er van denken, om toe te staan dat deze wonderbare jongeman ons bij het binnenbrengen van de grote hoeveelheid spijzen helpt; want mijn dienaren kost dat wel een uur!'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kisjonah kijkt vluchtig over de tafels en verbaast zich inwendig, maar zegt dan: 'Werkelijk, we zouden de wijn haast vergeten hebben! Wil je zo vriendelijk zijn, deze ook nog voor mij uit de grote kelder te halen?'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...