Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36880 resultaten - Pagina 36 van 2459

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[3] Daar beneden ligt de tempel, waarvoor de grote David als de man naar Gods hart reeds de materialen bijeengebracht heeft. Salomo, zijn zoon, heeft hem gebouwd, opdat het hele joodse volk zich op de vastgestelde tijden daar zou verzamelen en God eer zou geven. Maar wie eist nu de eer van de mensen op ? O, God allang niet meer, maar die ellendige Farizeeën, schriftgeleerden en de hogepriesters! De oude, wonderbare ark des verbonds is al sinds bijna vierentwintig jaar overgegaan naar het archief van de dode, krachteloze relikwieën, en de nieuwe is dood en heeft geen kracht meer; maar toch offeren de blinde Joden daaraan nog meer dan zij ooit aan de oude, echte geofferd hebben.
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Daaraan zie je toch wel heel duidelijk hoe de miserabele tempelheren het arme, onschuldige volk bewerken, en dat zij helemaal niet aan een echte en enige God geloven, omdat zij Zijn wetten, die hij aan Mozes en alle andere profeten gegeven heeft, zo schandelijk met voeten treden, en in plaats daarvan het volk onder bedreiging met de dood hun eigen voorschriften opleggen, die als zuivere waanzin door geen enkel verstandig mens meer geloofd kunnen worden. O wat een grote schande! Alles zucht onder de ondragelijke last, die voornamelijk van de kant van de tempelheren komt, en toch heeft niemand de moed deze overduidelijke volksbedriegers in hun gezicht te spuwen, en hen te wijzen op de grote misdaden die zij tegen de mensheid bedrijven.
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Maar voordat het gericht over al deze goddelozen zal komen, zullen eerst nog vele, grote tekenen aan de hemel en op aarde gebeuren. Dan zal het gericht en het eind van deze stad echter nog niet komen; want er zal gewacht worden of er zich iemand zal verbeteren of bekeren. En slaat men geen acht op de tekenen, dan zal er een grote beproeving toegelaten worden, opdat de mensen zich tot God zullen bekeren. Als echter ook dat geen uitwerking zal hebben, zal Ik nog profeten sturen, die met hun luide stemmen, die klinken als oorlogsbazuinen, in alle vier de windstreken zullen proberen om degenen die echt geestelijk dood zijn, te wekken. Zij, die zich laten wekken tot het licht des levens, zullen ook tot het eeuwige leven opstaan; maar degenen, die op die bazuin roep van Mijn boden alleen zullen ontwaken in hun toorn en woede tegen Mij en Mijn woord, zullen opstaan -maar niet tot het leven, maar tot de dood door het gericht, -en naar die plaats verworpen worden, waar de eeuwige duisternis heerst in het gericht, waar veel gehuil zal zijn en tandengeknars.
Hoofdstuk 173: De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Maar het teken verlamt het menselijk verstand voor lange tijd, en schrikt alleen de liefde en haar wil tot handelen op. Dit handelen is echter als een weggeworpen steen, die zich slechts zolang door de lucht beweegt als de kracht van het werpen reikt; zodra deze echter ophoudt, valt de steen door zijn gewicht weer dood en onbeweeglijk op de grond en blijft daar in zijn oude gericht liggen.
Hoofdstuk 178: Twee soorten mensen op aarde: zielen van boven en zielen van beneden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] LAZARUS zei toen: 'Daar hoeven de Romeinen bij Hem beslist nooit of te nimmer bang voor te zijn; want ten eerste is Hij een groot vriend van de Romeinen, en ten tweede moet de voorspelling van de oude profeten zo opgevat worden dat Hij in de verste verte niet van plan is om als Messias, die nu naar waarheid volgens de oude profetieën gekomen is, een aards rijk op deze aarde te vestigen, maar om een geestelijk rijk van liefde en ware wijsheid van God te vestigen voor alle mensen van de aarde die Zijn leer over God, over Zijn hemelrijk en het eeuwige leven van de ziel na de lichamelijke dood aannemen en volgens Zijn bekendgemaakte wil zullen leven en werken. Kijk, dat is Zijn zuivere en ware bedoeling; maar van een verdrijving van de Romeinen uit dit land is bij Hem al heel zeker nooit sprake!
Hoofdstuk 184: Lazarus vertelt de Romeinen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] DE ROMEIN zei: 'Meester, onze lijfspreuk is: Si totus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae!* (* Al zou de hele wereld verwoest worden, dan zullen de onverschrokkenen op de ruïnes verder leven!) Wie geen vrees heeft voor de dood, is ook niet bang voor de goede geesten en nog minder voor de kwade, die wel eens niet al te veel macht zouden kunnen hebben! Wij zijn volledig op alles voorbereid, ook al is het nog zo buitengewoon, en U kunt uw teken wel laten beginnen. Wij zijn er allemaal erg benieuwd naar!'
Hoofdstuk 188: De waarde van het denken en de lichtgelovigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE ENGEL zei met heldere stem: 'Wij zijn veel meer werkelijkheid dan jullie mensen; want jullie lichamen zijn beslist geen werkelijkheid, omdat zij niet zijn wat zij schijnen te zijn. Ze hebben wel een menselijke vorm, die zich met haar ledematen volgens de wil van de ziel laat bewegen, maar als deze vorm vergaat, gaat zij meteen weer in talloze andere vormen over. Alleen de zuivere waarheid* (*In het manuscript werd 'waarheid' in een ander handschrift toegevoegd omdat Lorber het betreffende woord had weggelaten) is een echte werkelijkheid, al het andere aan jullie mensen die nog aards zijn, is schijn en noodzakelijk zinsbedrog. Want zolang een mens terwille van zijn lichaam werkt om zich schatten van deze wereld te verzamelen, zolang bevindt zich ook zijn ziel door de begoocheling van haar lichaam zelf in de grootste begoocheling; want degene die het lichamelijke leven, leven noemt en ook denkt dat het dat is, diens ziel is als dood te beschouwen zolang zij zelfniet beseft dat het leven van het materiële lichaam de eigenlijke dood is.
Hoofdstuk 189: De Romeinen zien de engelenwereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Om ou, als denkende Romein, daarvan nog meer te overtuigen, moet je die steen pakken en zo hard mogelijk naar mijn hoofd werpen, en dat zal me helemaal niets doen! Als ik echter bij jou hetzelfde zou doen, zou je ogenblikkelijk lichamelijk dood zijn. Probeer het maar, en overtuig je zelf dat het zo is en niet anders!'
Hoofdstuk 189: De Romeinen zien de engelenwereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Wij zijn echter volledig werkelijkheid omdat wij geen veranderlijk lichaam hebben maar de totale levenskracht zelf zijn die nooit veranderd of op enige wijze vernietigd kan worden. Alles wat jullie als lichamelijke mensen op de wereld ook maar waarnemen of zien, kan jullie lichaam verwoesten en veranderen. Als een steen op je hoofd valt, doodt hij je. Als je in het water of in het vuur valt, ben je dood. Kort en goed, je lichaam kan in alle elementen een zekere dood vinden. Maar bij ons is dat nooit mogelijk, want wij zijn zelf volledig uit God, de levenskracht zelf, en doordringen alles, en geen enkel stoffelijk element kan ons ooit deren. In ons hebben wij de onoverwinnelijke macht en kracht om alle stoffelijke elementen in een oogwenk te vernietigen, of een wereld te scheppen uit de elementen. Wij beheersen alles; maar wijzelf kunnen eeuwig nooit door iets anders beheerst worden dan alleen door ons zelf, omdat wij de volmaakte uitdrukking van Gods wil zijn.
Hoofdstuk 189: De Romeinen zien de engelenwereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] En de avond tenslotte, als zinnebeeld van de aardse dood en het vergaan van alle dingen, kan op een juist aanvoelend hart geen andere dan slechts een duistere indruk maken, hoewel de avond ook net zo noodzakelijk is als de ochtend en de middag. Want als er voor de mens geen levensavond zou zijn, dan zou voor hem ook de eeuwige levensmorgen nooit te voorschijn komen en tot eeuwige waarheid worden.
Hoofdstuk 193: De geestelijke overeenkomst van de dagtijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Omdat het geen verschil maakt of Ik die woorden in jullie gezicht zeg of in die kist, die nu leeg en dood is! De kist heeft de woorden tenminste geduldig aanvaard, wat bij jullie niet het geval geweest zou zijn.'
Hoofdstuk 198: De Heer maakt Zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei tegen het volk: 'Houd je rustig, want Ik moet immers ook deze mensen zeggen wie Ik ben, opdat zij zich eens niet verontschuldigen kunnen dat het hun niet gezegd en hun er niet op gewezen zou zijn! Ik heb al tegen hen gezegd dat Ik Mijn eer niet zoek, en bij deze mensen al helemaal niet, en dat er Eén is die hen zoekt en richt. (Joh. 8,50) Maar deze blinde en verkeerde soort zal dat nooit inzien en begrijpen, tot de bijl aan hun wortels gelegd zal worden. Daarom zeg Ik echter nog eenmaal tegen hen: Waarlijk, waarlijk, als iemand Mijn woord zal houden, zal hij de dood eeuwiglijk niet zien! ' {Joh. 8,51)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen zeiden de JODEN die nu al helemaal blind van woede waren: 'Nu beseffen we pas goed dat je de duivel in je hebt! Als jouw woord gelijk is aan Gods woord, dan was het toch ook Gods woord waaraan Abraham, Izaak en Jacob en alle profeten zich gehouden hebben, en toch zijn zij allemaal gestorven! Is dan jouw woord goddelijker dan dat van de Vader en de profeten, zodat je kunt zeggen: 'Wie Mijn woord zal houden, zal de dood in eeuwigheid niet smaken!' (Joh.8,52) Ben je dan meer dan onze vader Abraham, die gestorven is, en de profeten, die allen gestorven zijn? Wie denk je wel dat je bent?' (Joh.8,53)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Daarom laten wij hen daar beneden hun gang gaan, ook al willen zij niet in Mij geloven; want daarnaast zijn er immers al zeer velen die in Mij geloven en daardoor het ware, eeuwige leven reeds nu volledig in zich hebben; want heus, er zijn er reeds die de dood niet voelen en smaken zullen! Ik ben een echte bruidegom, en wie in Mij gelooft en Mij liefheeft is waarachtig Mijn bruid! En de bruid zal het eeuwige leven net zo in zich hebben als Ik het in Mijzelf heb en het ook kan geven aan wie Ik het geven wil. - Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 204: Het opvoeden van de mensheid in de kennis van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Dat jullie vanwege jullie ambt de tempel en zijn diensten niet bezoeken, zal heus niet jullie grootste zonde zijn; maar heel vaak hebben jullie de armen die jullie tolhuis moesten passeren, te zwaar belast, en vaak hebben jullie degenen die voor jullie werkten het loon voor hun diensten onthouden. Kijk, dat is waarachtig zonde en wie die begaat, komt niet in de hemel, maar in het gericht en de dood!
Hoofdstuk 206: Over zonde en offer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...