Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

614 resultaten - Pagina 36 van 41

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41
[11] Maar zolang u de steen niet wegschuift van het graf, zult u te zeer gevangenen van de dood zijn en Ik kan roepen als een nachtwaker en dan nog kan uw Lazarus Mij niet horen; want door de steen dringt de stem van de liefde niet heen, omdat de steen zelf het symbool van de ware liefdeloosheid is. Een steen kan slechts door de stem van Mijn toorn verbrijzeld en vernietigd worden; maar Mijn liefde bedient zich niet van een steen voor de mond in plaats van een bazuin.
Hoofdstuk 16: 'Jezus zei: Neemt de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei tot Hem: Heer, hij riekt al, want hij is (daar) vierdagen!' (Joh. 11 :39) (Bijzonder bijvoegsel bij 'De Geestelijke Zon') - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[12] Zo'n steen is uw wereldgeleerdheid die zich baseert op het verstand; hij is log en zwaar en er is veel krachtsinspanning voor nodig om hem van het graf weg te wentelen. Maar niettegenstaande dat, moet hij toch weg, anders dringt Mijn levenwekkende stem niet tot de dode Lazarus in u door.
Hoofdstuk 16: 'Jezus zei: Neemt de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei tot Hem: Heer, hij riekt al, want hij is (daar) vierdagen!' (Joh. 11 :39) (Bijzonder bijvoegsel bij 'De Geestelijke Zon') - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[13] De steen verhindert wel, dat de wereldse neusgaten de bedorven lucht van de wegrottende Lazarus in u gewaar wordt. Ik zeg u echter: Het is goed voor degene, bij wie de steen van het graf wordt gewenteld, om in zijn wereldse neusgaten de bedorven lucht van de vergane Lazarus op te vangen; want als dat niet gebeurt, als de mens nadat de steen is weg gewenteld niet in werkelijk berouw huivert over de toestand waarin zijn Lazarus verkeert, dan zal Mijn roep tot opwekking niet tot in het graf van de ontbindende Lazarus doordringen, hem opwekken en hem dan verlossen van de banden des doods!
Hoofdstuk 16: 'Jezus zei: Neemt de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei tot Hem: Heer, hij riekt al, want hij is (daar) vierdagen!' (Joh. 11 :39) (Bijzonder bijvoegsel bij 'De Geestelijke Zon') - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[2] Toen onze man welgemoed naar buiten kwam als iemand die na een lange leerperiode voor de eerste maal een betaalde functie krijgt, ging hij zitten op een met mos bedekte steen en keek om zich heen, waar de schapen en lammeren waren. Hij ontdekte echter nu niets meer van deze nuttige huisdieren, maar wel een groot aantal aanvallige, mooie meisjes, die op een uitgestrekt grasveld monter rondhuppelden om bloemen te plukken en daarvan de mooiste kransen vlochten.
Hoofdstuk 6: Bisschop Martinus' aangename, maar gevaarlijke verrassing in zijn nieuwe werkkring - De kudde schapen - een menigte mooie meisjes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] DE BISSCHOP zegt: 'Waarom heb je mij dan niet verteld, dat deze schapen en lammeren gezien vanuit jouw huis eigenlijk de allermooiste en bekoorlijkste meisjes zijn, bij wie alleen een steen onverschillig kan blijven? Je ziet dat ik eigenlijk voor de mal gehouden ben, en je zult om deze voor-de-gek-houderij toch niet vreselijk veel drukte maken?'
Hoofdstuk 7: Bisschop Martinus' beproeving en zijn onderricht door de engel Petrus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Dit leven in de geestenwereld is toch een echt hondenleven! Men kan hier werkelijk geen kant meer uit. Alles is hier zo wazig; nergens goed licht. En alles is niet dàt, wat het lijkt. De steen, waarop ik nu al een hele tijd op de schapen en lammeren zit te wachten, is zeker ook heel wat anders dan hij lijkt te zijn. Ook die lieve engeltjes: God weet waar en wat zij eigenlijk zijn? Waarschijnlijk niets, want waren zij iets, dan moesten zij er al zijn! Ja, ja, alles wat er is, is niets! Mijn gids ook; anders had hij onmogelijk zo snel in het niets kunnen verdwijnen!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Hij kijkt naar alle kanten om zich heen en wacht en wacht; maar nog steeds geen spoor van schapen en lammeren. Hij staat op, klimt op de steen en kijkt van dit verhoogde punt uit naar de schapen; maar ook van daaruit is niets te zien.
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Trof ik hier maar een mij gelijkgezind mens aan, hoe heerlijk zou dat zijn. Wat zouden wij op deze waardeloze geestenwereld afgeven, dat het een lust zou zijn; nu moet ik deze vreugde alleen met mijzelf delen! Maar vooruit, er is geen tijd meer te verliezen, wil ik op deze steen niet zelf steen worden!
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Straks zal ik nog deze steen om vergeving moeten vragen, omdat ik zolang mijn onwaardig persoon op hem heb laten rusten, anders verdwijnt hij ook nog. En als ik nu op weg ga door deze heerlijke nevelvlakten en mosvelden bij dubbele schemerbelichting, dan zal ik zeker ook dat mos eerst om toestemming moeten vragen, mijn voeten daarop te mogen zetten om verder te gaan.
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] O, dat is toch ver -, stop, nu niet vloeken! Dat is erg dom. Kijk daar: God zij dank! - ook het lutherse huis met de tempel is God weet waarheen aan de wandel gegaan. Vooruit maar, straks gaat alles er nog aan, - alleen de steen is er nog, als het waar is? Het ziet er naar uit, alsof de steen er nog is, maar ik ga eerst eens goed poolshoogte nemen. Juist, juist, mijnheer de steen is er ook vandoor!
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Wel is hem alles ontnomen wat hem daaraan kon herinneren: het boek, de weide, de steen (des aanstoots) alsmede de schapen en lammeren, die voor hem eens op aarde zeer betoverend en bekoorlijk waren en hem veel genot verschaften. Daarom toonde de engel Petrus hem deze ook hoofdzakelijk, om zijn zwakheden te onthullen en hem er daardoor meer van los te maken.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Wel heb jij een grote angst voor de hel, daar je geweten jou zegt dat je haar verdient en denkt, dat God je daar in zal werpen als een steen in de afgrond. Je beseft echter niet, dat je alleen je ingebeelde hel vreest, maar in de echte vind je een groot welbehagen en je wilt daar helemaal niet uit!
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[29] Doch wee ieder van jullie, die in het geheim in zichzelf arglistig en van kwade wil zou zijn en alleen maar uiterlijk doet, alsof hij van goede wil is. Ik zeg jullie uit de kracht van de Heer, die nu door mij heen waait als een machtige orkaan door het bos: zo iemand zou plotseling de hel in worden gedreven en in de poel van het eeuwige verderf worden geworpen - zoals een steen valt vanuit de hemel in de afgrond van de zee, waaruit hij ook niet meer zal worden teruggehaald, doch blijft liggen in de poel en het slijk van het oordeel!
Hoofdstuk 68: Borems onderwijzende woorden over de weg naar de zaligheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] O jullie gemeen rapaille! Nee maar, ik vraag je broeder, kijk daar nu eens! Daar zie ik nu juist de schurk die in China wegens verraad tussen twee platen steen werd verbrand, hoe hij nu juist de mooie Chinese op een ontzettende manier mishandelt! Zie, zie, hoe hij nu als een aasgier het arme kind verscheurt! Ach, dat is toch iets om razend te worden! Bij God, dat kunnen we toch niet zo door laten gaan!'
Hoofdstuk 69: Een nieuw wonder voor bisschop Martinus: beproevingsscène van de Minderbroeders en Jezuïeten - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] En nu is het uit! Geen kikker en geen klein kikkertje meer te zien. Alleen de ouders staan nog aan de oever en staren naar beneden in de diepte, om van hun dochters misschien toch nog het laatste puntje schorpioenstaart te ontdekken. Maar ze ontdekken niets, evenmin als de eerste die nog steeds op het water rondloopt en zijn dochter zoekt. Hij roept enkelen naar zich toe en zegt, dat het water zo vast is als steen.
Hoofdstuk 81: Het verdwijnen van de kikvorsen in de zee en het op de zee wandelen van de zoekende ouders - Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41