Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1915 resultaten - Pagina 36 van 128

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[13] IK zei: 'Zijn ook jullie dan nog blind, en onthouden jullie niets van wat Ik jullie zeg? Heb je vorig jaar niet die rijke jongeman gezien? Hij vroeg Mij wat hij moest doen om het eeuwige leven te bereiken. En Ik zei tegen hem dat hij de geboden moest houden en God boven alles en de naaste als zichzelf moest liefhebben. Toen bezwoer de jonge man dat hij dat al vanaf zijn kinderjaren had gedaan. Maar Ik zei daarop:'Goed dan, als je meer wilt, verkoop dan je hele bezit, verdeel de opbrengst onder de armen, en kom dan en volg Mij, dan zul je je daardoor een grote schat in het hemelrijk verwerven!' Meteen werd de jongeman treurig, keerde ons de rug toe en ging weer verder. Maar Ik maakte toen tegen jullie de opmerking, dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald* (* Een smalle neveningang bij de hoofdpoort van Jeruzalem ten tijde van Jezus) gaat, dan dat een rijke in de hemel komt. Toen waren jullie daar verbaasd over en dachten dat er dan maar heel weinigen in het hemelrijk zouden komen. En Ik zei tegen jullie, dat voor de mensen veelonmogelijk lijkt wat echter bij God nog altijd heel goed mogelijk is.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] Toen zei PETRUS heel geërgerd: 'Ah, in dat geval zou ik veelliever varkenshoeder van een Griek zijn dan prediker voor zulke mensen! Nu begrijp ik pas goed Uw toorn vorig jaar in de tempel! Die mensen moet men op een andere wijze toespreken, met touwen en knuppels, zoals U het in de tempel heeft gedaan! Dit gebroed is uiteindelijk nog slechter dan de meest jaloerse Farizeeër in de tempel; die bezit in ieder geval nog een geestelijk schijnsel -dat weliswaar ook nergens toe dient -, maar dit gebroed bezit enkel en alleen de pure en meest materiële wereld! O, het is goed dat U, o Heer, ons allen daar zo op gewezen heeft! Waarlijk, met dit sloppenstof moeten onze voeten nooit meer bestoven worden! Maar wat doen we nu?'
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei: 'Doe dat vandaag maar niet, want morgen is er ook nog tijd genoeg voor! Dat j e bedienden zich daarover zeer zullen verbazen, is zeker; maar zij zullen van die verbazing voor hun nog zeer zinnelijke zielen erg weinig nut hebben, want het zijn merendeels Grieken en daarom nog echt duistere en zeer bijgelovige mensen, en zij zullen het gebeurde meteen aan de een of andere zogenaamde halfgod toeschrijven. Zij zullen jou over de oorzaak van dit verschijnsel nog eerder gaan beleren dan jij hen; en als je hun zegt dat Ik, de timmerman uit Nazareth, dat gedaan heb, dan zullen zij je uitlachen of zeggen dat Ik Zelf met een halfgod in verbinding sta en daarom best zoiets tot stand kan brengen.
Hoofdstuk 72: Invloed van geesten bij natuurlijke gebeurtenissen als toelatingen van de voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Ook jij leeft en denkt, wilt en doet volgens je denken en willen; maar je weet niet wat het leven is, hoe het denkt en wil, en hoe het vervolgens alle ledematen in een overeenkomstige actieve beweging brengt. Maar wie dat in zichzelf heeft gevonden en goed heeft onderkend, is vanaf dat moment een ware meester van zijn leven zoals ook van het leven van zijn medemens geworden en hij kan dan ook doen wat Ik voor je zoon gedaan heb. Ja, hij kan nog meer: Kijk, hij kan zichzelf helemaal onsterfelijk maken!
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar Ik heb dat leven uit God niet vanuit het moederlichaam in deze wereld gebracht! De kiem lag wel in Mij, maar die moest eerst ontwikkeld worden, wat Mij bijna volle dertig jaar tijd en moeite gekost heeft. Nu sta Ik echter volmaakt voor jullie en kan jullie zeggen dat Mij alle kracht en macht gegeven is in de hemel en op aarde, en dat de geest in Mij volledig één is met de geest van God, waardoor Ik dan ook zulke tekenen kan doen die vóór Mij nog nooit een mens gedaan heeft. Maar in het vervolg is dat geen bijzonder privilege uitsluitend van Mij, maar ook van ieder mens die gelooft dat Ik door God in de wereld ben gezonden om de mensen, die nu allen in het duister gaan, het licht des levens te geven, en die vervolgens handelt volgens Mijn leer die de mensen zonneklaar de wil van Gods geest toont, welke werkelijk volledig in Mij woont.
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Goede godmens, willig daarom deze oprechte wens van mij in, dat zal beslist even gemakkelijk voor u zijn als wat u eerder met de drie godenbeelden heeft gedaan! Ik weet wel dat wij u toen beledigd hebben door de door u ontmaskerde sprekers te willen loochenen, -maar daarmee hadden wij toch niets slechts of kwaads in de zin; wij wisten immers niet wie u was. Uw wonderdaad heeft ons toen evenwel meteen op andere gedachten gebracht, maar toen was het al te laat. Maar nu u nog hier bent, vragen wij om vergeving voor onze overhaaste reactie, en tevens vragen wij of u zo genadig wilt zijn het door mij uit ons aller naam gedane verzoek in te willigen!'
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Nadat zij opgestaan waren, stelde hij hen voor aan zijn uit de dood opgewekte zoon en vertelde hun hoe dat gegaan was. T oen drongen deze mensen naar Mij toe tot aan de plaats waar Ik met de dokter vlak bij het water stond, en begonnen Mij te loven en uitbundig te prijzen omdat Ik Joreds zoon uit de dood had opgewekt waardoor Jored hun nu zeker die grote weldaad bewezen had, wat hij anders, hoewel hij altijd heel goed en billijk was, toch zeker niet gedaan zou hebben.
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Bovendien hebben we ook uit politiek, staatkundig oogpunt dat wat wij deden, moeten doen. Zouden we iets tegengestelds gedaan hebben, dan zouden de Romeinse rechtbanken ons al gauw gevraagd hebben waarom we de oude leer der goden tegenwerkten en het volk een andere leer gaven die nergens door de staat gesanctioneerd wordt. Wij zouden dan zeker ons ambt kwijtgeraakt zijn, en jullie zouden priesters gekregen hebben die beslist niet zo redelijk met jullie omgegaan zouden zijn als wij. En wie staat er voor in dat, als wij aftreden, jullie van de staat niet al gauw nieuwe priesters hier krijgen die het jullie dan heel erg lastig kunnen maken?
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Weliswaar hebben wij ouden het nu gemakkelijker, omdat wij nu zo veel getuigen hebben voor datgene wat hier door een waarachtige, levende god gedaan werd, en als wij van nu af aan onwrikbaar vast geloven en doen wat de nieuwe leer ons zal laten zien, en dan zelf met onze gelouterde wil tot iets bijzonders in staat zijn, dan zullen wij ons door dat alles tegenover de rechtbanken die mogelijkerwijs op ons opmerkzaam geworden zijn, gemakkelijker kunnen verantwoorden, en het recht kan dan haar zwaard weer in de schede steken.
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[26] Daarop draaide IK Mij om en zei tegen de priester: 'Luister, dom persoon, hoe kun jij over de goddelijke wijsheid, kracht en macht oordelen?! Wie heeft dan, zonder verwekking en moederlichaam, de eerste mens op de wereld geplaatst en hem die er eerder niet was, al zijn ledematen zo volmaakt mogelijk gegeven? Kijk dat was Hij die nu in Mij werkt, waarvan je je hebt kunnen overtuigen bij de vele tekenen die Ik hier al tot stand gebracht heb! Zie je dan niet in dat een puur mens uit zichzelf niet kan doen wat Ik hier nu tot stand breng, maar dat dat alleen maar gedaan kan worden door de geest van God die in Mij is en één is met Mijn wil?! Priester zijn, en dan niet op het eerste gezicht zien hoe zulke daden die Ik nu doe, mogelijk zijn, is werkelijk voor een Zeuspriester die toch alle mogelijke scholen doorlopen heeft en Plato, Socrates e.a. bestudeerd heeft, niet erg prijzenswaardig! Zeg mij eens, of je in alle ernst meent dat Ik niet in staat ben om de man zonder armen zijn armen terug te geven!'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] DE PRIESTER zei: 'Beste vriend, in de eerste plaats hebben wij jullie de kennis van de goden niet gegeven, maar jullie zijn daarin geboren en getogen, en in de tweede plaats vraag ik je nu, watje dan met ons gedaan zou hebben als wij opeens opgestaan zouden zijn en jullie duidelijk hadden uitgelegd dat jullie oude goden niets en niemendal waard waren. Wij moesten dus wat wij deden alleen terwille van jullie doen, en indien mogelijk proberen jullie oude bijgeloof aan de goden in stand te houden omdat jullie ons in het tegenovergestelde geval beslist niet erg vriendelijk te lijf gegaan zouden zijn. Zolang dus het oude geloof aan de vele goden bestond, waren wij genoodzaakt jullie als dwazen te dienen en wij waren zodoende, omdat wij toch wetenschappelijk onderlegde mensen zijn, ons loon dubbel waard.
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Maar onze Thomas kon toch niet nalaten een opmerking te plaatsen omdat hij door Mij wist, dat Judas Iskariot zich in het nieuwe dorp duchtig te goed gedaan had aan de daar aanwezige wonderwijn. Ditmaal deed Judas Iskariot echter net of hij Thomas helemaal niet gehoord had, maar hij ging toch, nadat hij een flinke beker wijn leeggedronken had, naar buiten, en wij zagen hem deze nacht niet terug. Buiten had hij een burger aangetroffen die met hem sprak over de gebeurtenissen van deze dag en hem toen ook mee naar huis nam, waar hem een goede en rijkelijke avondmaaltijd ten deel viel.
Hoofdstuk 100: De terugkeer naar Chotinodora - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Wat zouden jullie ervan zeggen als Ik jullie meedeelde dat het over ongeveer 2000 jaar vanaf nu gerekend, met Mijn leer in het algemeen nog veel slechter gesteld zal zijn dan met het ergste heidendom van nu, en nog erger zal zijn dan het domste wat de Farizeeën nu voorschrijven in Jeruzalem, dat vanaf heden geen vijftig jaar meer zal bestaan?! Wat zullen jullie zeggen als Ik jullie openbaar dat de mensen in die tijd grote kunstmatige ogen zullen uitvinden en maken, waarmee zij in de diepste diepten van de sterrenhemel kunnen kijken, en heel andere berekeningen zullen maken dan de Egyptenaren gedaan hebben?! Ja, de mensen zullen ijzeren wegen aanleggen en met stoom en vuur in ijzeren wagens rijden zo snel als een afgeschoten pijl door de lucht vliegt! Zij zullen elkaar met metalen vuurwapens bevechten, en hun brieven door de bliksem over de hele wereld laten verspreiden, en hun schepen zullen zonder zeilen of roeiriemen door de kracht van het vuur over de grote wereldzee varen zo snel en gemakkelijk als de arend door de lucht vliegt; -en nog duizend en één andere dingen waarvan jullie je geen voorstelling kunnen maken.
Hoofdstuk 101: De Heer verklaart de geschiedenis van Daniël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Laat de maaltijd opdienen, en de priesters en de dokter hier komen, en natuurlijk ook jouw familie, die Mij erg dierbaar is geworden! Maar het nieuwsgierige volk moet wachten, want dat wordt er voorlopig niet beter of slechter van als het Mij bekijkt. Doe dat dus; na de maaltijd zullen we wel zien wat er gedaan kan worden!'
Hoofdstuk 102: De listige vrouwen van de heidense priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] EEN VAN DE VROUWEN, namelijk die van de priester van Minerva, was nog het flinkst, en zei tegen haar echtgenoot: ' Ach, kijk, we hebben gisteren een list voor jullie uitgedacht om jullie weer terug te brengen tot het oude godendom, dat veel opbracht! Je ziet hier een paar jammeraars en weeklagers op de takken van de bomen zitten en in de bosjes een aantal katten, die allemaal gisternacht bij jullie aankomst dat gehuil moesten aanheffen om jullie schrik aan te jagen, omdat jullie vanwege de grote toverkunsten van de vreemde kunstenaar die eergisteren hier is aangekomen, de goden hebben verlaten en onze goede, zeer winstgevende baan met één klap helemaal hebben teniet gedaan.
Hoofdstuk 103: Het goede getuigenis van de priestervrouwen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...