Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 36 van 902

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[4] En zie: als het volk gewetensvol volgens die verschillende leren leeft en handelt, dan heeft het in Mijn ogen geen of weinig zonde! Het leeft weliswaar in de duisternis van allerlei dwalingen, maar wanneer hun zielen aan gene zijde komen en daar over alles Mijn licht ontvangen, zal het hun net zo vergaan als iemand hier, die 's nachts ergens naar toe moet gaan en onderweg op allerlei voorwerpen stuit, die hij nu eens voor mensen, voor dieren en dan weer voor iets anders houdt, maar niet voor wat ze eigenlijk waren en nog zijn.
Hoofdstuk 154: De Heer motiveert Zijn genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] De twee tekenen die U hier hebt gedaan plaatsen de tekenen die U hiervoor hebt gedaan pas in het juiste licht, waardoor alle andere tekenen geen enkele betekenis meer hebben en maken U voor onze ogen in volle ernst tot Degene die, zoals David heeft aangekondigd, naar ons toe zou komen. Want ten eerste komen er in deze hele streek geen leeuwen voor, omdat deze dieren meestal alleen in Afrika thuishoren, en zo'n beest hoogst zelden naar Arabië afdwaalt en al gauw weer teruggaat als het in de uitgestrekte woestijnen geen voedsel vindt; maar op een wenk van U stonden er direct veertien van zulke beesten voor ons! Zoiets zou al heel moeilijk gaan als die beesten hier in het land in grote aantallen thuishoorden. U, die Heer over alle schepselen bent, moet ze dus werkelijk geschapen hebben, het kan niet anders!
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Voor mensen van jouw soort is dat inderdaad nauwelijks mogelijk, want die zijn vanaf het eerste begin te werelds ontwikkeld; ze hebben wel zoveel mogelijk hun natuurlijke gezichts- en begripsvermogen gescherpt, maar daardoor hun innerlijk geestelijk gezicht op de achtergrond geplaatst. Want het gaat hun met dat innerlijke geestelijke gezicht ongeveer zoals iemand die glazen ruiten in zijn huis heeft aangebracht. Hij bevindt zich echter buiten en hoort plotseling een hard geluid in het huis. Hij gaat dus onmiddellijk naar een venster en wil het inwendige van het huis zien; maar ondanks al zijn inspanning kan hij vrijwel niets ontdekken, want de weerspiegeling van het daglicht op de ruiten maakt dat onmogelijk. Als hij dus de oorzaak van het geluid te weten wil komen, blijft hem niets anders over dan de voordeur van het huis en alle tussendeuren open te doen en naar binnen te gaan, om te zien Wat de oorzaak van het geluid was; of hij moet een ruit kapotslaan en, als dat te weinig is, nog meerdere, om beter naar binnen te kunnen kijken naar wat het geluid heeft veroorzaakt.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Als het slechte verstand het goede ergert, moet je dat onderkennen en voor altijd afstand doen van het slechte verstand, en evenzo moet je met de wil doen; en het is natuurlijk ook beter om met je goede verstand en wil het hemelrijk binnen te gaan dan met twee verstanden en willen naar de hel te gaan. Want ik houd het er nu op dat iemand die zich al naargelang de gesteldheid van zijn liefde voor de wereld nu eens door zijn slechte verstand en zijn slechte wil en dan weer door zijn goede verstand en goede wil tot allerlei handelingen laat verleiden, reeds op deze wereld een aartsduivel is. Want iemand anders, die als gevolg van zijn oorspronkelijke opvoeding alleen maar een slecht verstand en een slechte wil heeft en derhalve ook niet anders dan slecht kan handelen, is in feite eigenlijk geen boosaardige, maar veeleer een domme duivel, voor wie je nog tot U de bede kunt richten: 'Heer, vergeef hem en maak hem beter; want tot nu toe heeft hij niet geweten wat hij heeft gedaan!' O Heer en Meester, wees zo genadig mij te zeggen of ik nu goed en juist heb geoordeeld!'
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zie wel in dat in die handelwijze de door U geleerde en tot daadwerkelijk beoefenen aanbevolen naastenliefde de ware, hemelse vorm krijgt. Want als wij mensen dat allemaal moeten doen -namelijk wat wij wensen en willen dat zij in soortgelijke gevallen ook aan ons zouden doen - dan is het daardoor natuurlijk ook volkomen gebillijkt dat je zelfs je vijanden moet liefhebben, bidden voor wie je vervloeken en goed doen aan wie je kwaad doen; maar toch vind ik een paar dingen nog krom, en wel omdat in die gevallen de zelfverdediging helemaal aan de kant geschoven is. Je kunt dit wel in acht nemen tegenover mensen die in hun boosaardigheid tegenover andere mensen niet te ver gaan, maar ten opzichte van mensen die hardnekkig ware aartsduivels zijn geworden tegenover hun medemensen, zou er in Uw goddelijke leer een kleine uitzondering gemaakt moeten worden.
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Wie dus zo'n erge vijand heeft, moet naar een wereldse rechter gaan en het bij hem aangeven, dan zal die bij degene die door en door slecht is geworden zijn boosaardigheid uitdrijven.
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Maar na een tijd, toen de tarwe al zo hoog stond dat hij aren begon te vormen, kijk, toen kwamen plotseling de knechten naar de huisheer toe en zeiden: 'Heer, wij hebben de akker schoongemaakt en overeenkomstig uw wil de zuivere tarwe daarin gezaaid; die kwam ook zuiver op, waar uzelf erg blij om was. Maar kijk nu eens: nu de tarwe weldra aren moet gaan vormen, schiet er ineens een grote hoeveelheid onkruid tussen de tarwe op! Als u wilt, zullen wij erheen gaan om het onkruid er tussenuit te wieden!'
Hoofdstuk 218: De gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Simon Juda zei: 'O Heer en Meester, ik begrijp dat allemaal nu zo helder en duidelijk, dat ik geloof dat het gewoon niet duidelijker kan! Maar ik moet wel eerlijk bekennen dat het voor ons, Uw eerste leerlingen, wel gemakkelijker is die dingen te begrijpen, omdat wij door Uw genade en liefde bij veel gelegenheden grote en soortgelijke verklaringen hebben gehoord. Maar het zal nog veel moeilijkheden opleveren om ook aan vele anderen die nog in de duisternis wandelen, dergelijke waarheden even duidelijk te maken als wij ze nu zelf inzien; met veel van Uw leren, die U heel eenvoudig onder woorden hebt gebracht, o Heer en Meester, zal het niet veel beter gaan dan met de zeer vele leringen uit de mond van de profeten, met name de profeten Daniël en Ezechiël, en de leringen die aan de wijsheid van Salomo ontspringen. Want hoe vaker je die leest of hoe vaker je je die laat voorlezen, des te minder begrijp je ze!
Hoofdstuk 219: De kenmerken van een valse profeet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Want tegenover Mij moet een mens in zijn hart ofwel helemaal koud ofwel al helemaal heet zijn, als hij door Mij aangenomen wil worden -want lauwe mensen zullen door Mij net zolang op een afstand worden gehouden, tot ze koud dan wel heet worden. Een vastbesloten karakter is Mij duizendmaal liever dan duizend besluitelozen; want die besluitelozen lijken op de ruwe potten op de draaischijf van een pottenbakker, die pas te gebruiken zijn als ze in het vuur zijn gehard. En zo moeten ook die lauwe mensen eerst door allerlei beproevings en verleidingsvuur heen gaan, voordat ze geschikt en deugdelijk worden voor Mij en Mijn rijk.
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Dat had Ik je van tevoren wel kunnen vertellen; maar dat zou je niet prettig hebben gevonden. Maar nuje weet met wieje te maken hebt, zul je ook wel weten hoe je met deze mensen om moet gaan om het zo goed mogelijk met hen te kunnen vinden.'
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Beste vriend, u bent onmiskenbaar wijzer dan ik en zult mij hopelijk niet helemaal ongelijk geven; want zoals ik al eerder heb gemerkt, is dit volk er helemaal toe geneigd om iedere leider die erover heerst uiteindelijk van de troon te stoten en te stenigen! En daarom heb ik u er ook op gewezen dat u echt niet naar Jeruzalem moet gaan en u met uw wonderbaarlijke wijsheid kenbaar moet maken; want het volk in Jeruzalem kan niemand gebruiken die duidelijk wijzer is dan dat hoogmoedige volk zelf.'
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Daarop zei de waard: 'Ik heb ook al over die man horen praten, en hij zou mij het grootste genoegen doen als hij naar mij toe zou komen. Want als hij wijzer en van alle dingen meer op de hoogte is dan een van ons, dan kan ik veel van hem leren; is hij dat niet, dan luister ik naar hem en laat hem weer gaan zoals hij gekomen is, en ik zal hoogstens tegen hem zeggen: vriend, als je niet wijzer bent, kun jij met je leer beter thuisblijven en met het werk van je handen eerlijk je brood verdienen! Maar naar ik gehoord heb moet jouw Galileeër, hoewel hij een Jood is, buitengewoon wijs zijn en machtig in wonderen, en hij zou mij erg gelukkig maken als hij naar mij toe kwam.
Hoofdstuk 243: De slechte bedoelingen van de Farizeeërs (19.7.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Geestelijke schatten zijn immers onvergelijkelijk veel meer waard dan materiële; want alle materiële schatten zijn vergankelijk en gaan ooit tot ontbinding over, maar de geestelijke blijven steeds bestaan en brengen goede dingen onder de mensen, en dat goede en ware moet daarom onder de mensen in steeds toenemende mate in stand gehouden worden, zolang deze aarde door mensen bewoond zal blijven.
Hoofdstuk 244: De kritiek van de waard op de Joodse priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Ik zei tegen de koopman: 'Waar werelds verstand en het najagen van rijkdom verbonden met eigenbelang hand in hand gaan, moet natuurlijk de zachte stem verstommen, die de mens toeroept: 'Zoek naar waarheid!' Een kleine omweg op je tochten van Jeruzalem naar Jaffa, Tyrus en Sidon zou je geen nadeel hebben berokkend, zodat je heel gemakkelijk de man had kunnen ontmoeten die jou meer onvergankelijke rijkdom had kunnen tonen en in eigen bezit geven, dan jij ooit in staat zult zijn bij elkaar te schrapen.
Hoofdstuk 7: De koopman zoekt de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[10] Nota bene: Het zal menigeen opvallen dat Ik hier en ook al eerder tegenover Mijn leerlingen rechtstreeks over Mijn hemelvaart sprak. Daarbij moet opgemerkt worden dat zij die nooit letterlijk hebben opgevat zolang het niet werkelijk gebeurd was, maar dachten dat Ik Palestina zou verlaten, wanneer Mijn tijd als leraar voorbij zou zijn en naar Griekenland of Rome zou gaan om daar Mijn werkzaamheden voort te zetten. Ook Mijn woorden dat het hemelrijk aan de heidenen gegeven zou worden, werden veelal zo opgevat. Ik liet hen voorlopig in dat geloof, maar bereidde hen toch voor op iets buitengewoons in de komende tijd door daar herhaaldelijk op te wijzen, opdat door de komende gebeurtenissen alle valse voorstellingen vanzelf rechtgezet konden worden.
Hoofdstuk 6: De blindheid van de Farizeeën - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...