Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 36 van 2406

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[2] O mijn God, o mijn Heer, Gij Die al mijn hartewensen vervult en Die op al mijn gedachten volledig beslag legt, ja, ik weet het inderdaad al uit Uw eerste, mij zo genadiglijk toegezonden brief,. ..: dat dit alles wat de slechte joden van Jeruzalem met U van plan zijn te doen, ingevolge Uw Eigen onbegrijpelijke raadsbesluiten moet gebeuren.
Hoofdstuk 13: Zevende brief van Abgarus aan Jezus (negen weken na ontvangst van de zesde antwoordbrief geschreven, en vijf dagen voor Diens intocht in Jeruzalem in het bezit van de Heer gekomen) - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[5] Maar, blijf standvastig, ondanks alles wat Ge over Mij zult horen dat Mij door slechte Joden wordt aangedaan, die Mij namelijk spoedig in handen van de beulen zullen spelen! Want als Ge dat allemaal kunt aanhoren zonder erdoor van je stuk te worden gebracht dan zult Ge -na Uw zoon -de éérste zijn, die een levend aandeel zult hebben aan Mijn Opstanding uit de dood.
Hoofdstuk 6: Antwoord van Jezus (binnen tien dagen ingekomen via dezelfde koninklijke koerier) - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[32] Bewaar dat allemaal in jullie hart en wees blij als de wereld jullie veracht, scheldnamen geeft en met allerlei wapens van haar slechte, gevoelloze hart vervolgt. Want de Heer slaat de 'slechten' altijd gade en kent hun plannen! Ik zeg jullie: als jul­lie opstaan, zullen zij te gronde gaan. Zoek dus bovenal het rijk Gods en zijn gerechtigheid; al het overige zal jullie er om niet bij gegeven worden.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[5] Omdat hij sindsdien ziekelijk en zwak en dus tot geen zwaar werk meer in staat was moest hij zich, samen met zijn eveneens zieke en zwakke vrouwen met vijf dochters waarvan de oudste veertien jaar is, door het leven slaan door allerlei kleine werkzaamheden te verrichten waarvoor zijn krachten nog toereikend waren. Af en toe brachten ook zijn vrouw of kinderen door te bedelen een milde gift binnen van een enke­ling met een goed hart. Ouderdom, zwakte, kou, en slechte voeding, maar ook een overgebleven kankerachtige wond aan zijn ribben, hadden hem nu op dit ellendige ziekbed gewor­pen, waarop wij als bezoekers hem nu zien liggen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[4] Let wel, voor deze prachtige woning moeten deze armen aan een rijke huisbaas iedere maand 1 gulden en 3 kreuzer** (** oude Oostenrijkse munteenheden.) aan huur betalen; daar zijn ze zelfs nog heel tevreden mee, omdat hun huisbaas tenminste niet al teveel,aandringt als ze de huur niet direct op de eerste van de maand kunnen beta­len, maar hun dikwijls zelfs veertien dagen de tijd geeft. Ja, hun huisbaas is zelfs zo goed, dat hij hun vanwege de ziekte van hun arme, zeventig jaar oude vader voor 20 kreuzer 30 pond schimmelig roggestro heeft laten brengen en ook tien volle dagen op de betaling daarvan heeft gewacht! Werkelijk, zo'n goede en geduldige huisbaas zal later toch ook bij Mij, de Heer, op erbarmen en geduld aanspraak kunnen maken!? -Zie nu, daar in de donkerste hoek ligt op het 'verse' 20-kreuzer­stro onze arme dagloner. Tijdens zware bouwwerkzaamheden is hij enkele jaren geleden van een slechte steiger gevallen en brak daarbij twee ribben en een arm. Hij werd wel naar een armenziekenhuis gebracht, maar werd daar medisch een half­jaar lang getiranniseerd en tenslotte, slecht genezen, met medische goedkeuring als genezen ontslagen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[11] De eerste engel zegt: 'Luister geduldig en heel aandachtig naar wat ik je nu zal meedelen! Ik ken de voorschriften vol­gens welke niemand, behalve de koning, deze kamer mag betreden. Als je nog op de wereld zou zijn, zou je ons ook niet op deze plaats gezien hebben. Maar kijk, je bent nu wat je lichaam betreft gestorven en bent nu in de geestenwereld, waar maar één Heer is, terwijl alle andere geesten broeders zijn, goede en slechte, al naargelang zij op aarde goed dan wel slecht hebben gehandeld. Derhalve hebben wij ook van de Heer het recht om iedereen uit liefde te bezoeken om hem onze diensten aan te bieden, als hij, zoals jij, nog toegankelijk voor ons is.
Hoofdstuk 9: Het sterven van een minister - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Een aanstaand arts gaat naar het ziekbed toe; hij wil de pols voelen en vraagt de patiënt kalm te zijn. Maar de voorname patiënt richt zich op en zegt: 'Kom maar eens hier, slechte hond van een arts, dan kan ik mijn woede op jou koelen! Loop naar alle duivels! Wil je mij misschien weer met opium martelen? Zie eens hoe slim dit canaille is. Als ze niets meer weten, komen ze direct met opium, zodat je inslaapt en zij zodoende een paar uur lang terechte verwijten ontlopen die ze heel erg verdienen, terwijl ze braaf in hun vuistje lachen en al uitrekenen hoeveel ieder van hen na mijn dood zal kunnen vragen! Hahaha, niet waar? Ik doorzie jullie plannen! Weg dus met jullie, slechte honden, anders breng ik jullie met mijn laatste krachten nog om jullie afschuwelijke loederleven! –Hé wat zie ik daar in het zijvertrek dan voor twee zwartrokken? Wat doen die daar? Ik geloof zelfs dat ze voor mijn ziel bid­den! Wie heeft ze daarvoor geroepen? -Eruit met hen, anders sta ik op en schiet ik ze als honden neer!' ­
Hoofdstuk 7: De overgang van een veldheer - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[8] Kijk eens naar het bed, hoe hij zich kromt en krimpt en naar lucht en water snakt; maar hij krijgt niets meer naar bin­nen, omdat al zijn slikspieren uitgedroogd zijn en niet meer in staat zijn om ook maar één druppel water naar zijn maag te brengen. Zijn adem is kort en heel pijnlijk, omdat de longen al vrijwel helemaal verdroogd zijn. Ook zijn stem is helemaal gebarsten; alleen korte, krachteloze halve woorden kan hij nog onder grote pijn uitstoten, en daarbij lijkt de klank op die van een slechte fagot in de handen van een leerling. Hij zou nog wel als een dandy willen vloeken en tenslotte ook nog wel enkele geleerde frasen uit Voltaire of Sir Walter Scott willen stamelen; maar de algehele uitdroging staat dat niet toe, en de hevige pijnen in alle verborgen levenshoekjes geven hem ook de tijd niet om zijn gedachten nog een keer voor dat doel op één punt te concentreren. Vandaar dat hij daar stom en roche­lend ligt, alleen af en toe stoot hij een schrille, krakende fagot­klank uit zijn volkomen uitgedroogde keel.
Hoofdstuk 5: De vroege dood van een bon-vivant - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[10] Zie nu, Mijn allerliefste Ghemela, voor dit werk zal de grote trouw van Zuriël nodig zijn; en ook heb Ik hem nodig, opdat de draak door hem merkt dat een kleine mens door Mij groter en krachtiger is dan hij met al zijn talloze slechte; boosaardige benden!'
Hoofdstuk 6: Zuriël als beschermgeest van de pasgetrouwden. De beproeving van de liefde van het nieuwe echtpaar - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Ja, Ik zeg jullie, hun misdadigheid gaat zover, dat hun koning, die ook Lamech heet, Mij zelfs nog helemaal niet zo lang geleden een oorlog heeft aangekondigd. Uit grote woede tegen Mij wilde hij zelfs de aarde door vuur verdelgen, omdat Ik zijn slechte, gruwelijke leger, onder aanvoering van Tatahar de booswicht, door de verscheurende dieren liet vernietigen.
Hoofdstuk 8: De woorden die de Heer sprak voor de tien boodschappers die naar Hanoch werden uitgezonden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[23] Henoch moedigde hen aan hem dapper te volgen, maar zijn woorden wilden niet tot hen doordringen. En Henoch was uit het veld geslagen dat hij zo'n slechte bode was.
Hoofdstuk 16: Henoch brengt Uranion, zijn zes broers en de kinderen uit het morgenland tot de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[44] Het is immers reeds lang een oude leer bij ons, dat al het goede zijn slechte en al het slechte zijn goede kant heeft, net zoals de dag zonder nacht geen dag en de nacht zonder dag geen nacht zou zijn.
Hoofdstuk 47: De verdeemoediging en verlegenheid van de betweterige vragenstellers - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Omdat Ik jouw zoon geroepen heb kun je geheel en al onbezorgd zijn over zijn mogelijke slechte eigenschap; want dat was immers alleen maar Mijn werk! - Begrijp je Mij, Mijn geliefde Henoch?
Hoofdstuk 79: De geheime opvoeding van Rudomin tot protect. De grootsheid van het geestelijke in de mens - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Stel dat iemand zo geweldig boos is geworden op zijn broeder dat hij 's nachts diens huis in brand wil steken, - en hij aan zijn slechte werk begon, maar dat er van de fakkel van de vertoornde man een vonk viel op zijn eigen huis, zodat hij dat in brand stak voordat hij met zijn fakkel het huis van zijn arme broeder bereikte, - aan wie zal die boosdoener dan later de schuld kunnen geven dat hij nu door dat vreselijke vuur van al zijn eigen have en goed, al zijn levensmiddelen en zijn woning beroofd is?!
Hoofdstuk 108: De Heer spreekt over de schade die vloek en toorn teweegbrengen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[2] Zijn gedachten gingen tekeer en hij zocht het grote beslissende `waarom', dat uiteindelijk zou rechtvaardigen. Maar al zijn moeite was vergeefs, hij vond het grote `waarom' niet; en zo stond hij weer op het punt om zichzelf geheel en al te verwensen en te vervloeken, omdat hij zichzelf nu als de enige oorzaak van al het boze, slechte en verkeerde beschouwde.
Hoofdstuk 113: De Heer spreekt vermanende woorden tot Adam, die wanhopig is wegens zijn dwaasheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...