Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 36 van 1112

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[27] Ge moet het leven der zeven Oergeesten goed verstaan. Liefde en haat leven beide in hen. Deze geboorte dringt door de uiterlijke, verstarde verschijningsvorm heen; door de dood en brengt leven in de dood, d.w.z. in de verstarde aarde, in water, in het vlees van mensen en dieren, van vogels, vissen en wormen. En tot in deze geboorte, deze ver­schijningsvorm kan de duivel doordringen, verder niet, en daar is zijn woning. Daarom kan de duivel niet weten, dat er nog iets anders, een nieuw beginsel is in het andere gedeelte van deze verschijningsvorm. Tot hiertoe is de mens met zijn inzicht en kennis van de aanvang -der wereld af gekomen; het andere, dat we Hemel noemen, heeft de geest tot nu toe voor de mens verborgen gehouden, opdat de duivel daarvan niet zou weten en zijn gif wederom daarin zou laten werken. Dit andere deel der siderische geboorte, welke in de liefde wortelt, is het uitspansel des Hemels, dat de duivelen en hun haat gevangen houdt. Zij kunnen er niet in komen, want in de Hemel woont de Heilige Geest, die uitgaat uit het Hart van God en tegen de boosheid strijdt en Hem een tempel bouwt temidden der boosheid. En in deze Hemel woont de mens, die God vreest, want deze Hemel is zowel in mensen als in de ruimte boven de aarde. En zoals de ruimte boven de Hemel is, zo is ook de mens. Beiden zijn onderhevig aan liefde en haat, tot na de afscheiding der ziel. Dan, als de ziel zich van het lichaam afscheidt, blijft zij alleen in de Hemel der liefde, of in de Hemel der haat. Wat zij gekozen heeft bij het verlaten van het lichaam, dat is haar eeuwige onveranderlijke woning en zij kan daar nimmer meer uit geraken, want er is een grote kloof tussen beiden, hetgeen Christus zegt, wanneer hij spreekt over de rijke jongeling. Lucas 16 :26. In die Hemel wonen bij ons de heilige Engelen en in het andere gedeelte de duivelen; in deze Hemel leeft de mens tussen Hemel en hel en hij moet van de boosheid menige verzoeking en vervolging onder­vinden en zich menigmaal laten martelen en pijnigen. De haat heet het kruis en de Hemel heet het geduld; de geest, die daarin opstijgt heet de hoop, die met God van één hoedanigheid is en strijd voert met de haat en het geloof, dat van één hoedanigheid is met God en strijdt met de haat, tot het overwint. 1 Joh. 5 : 4.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Daarom spreekt ook Christus: “Mijne schapen zijn in mijn hand en nie­mand zal ze uit Mijne hand rukken. (Joh. 1O). Zo ziet ge ook, dat ge, voor zover ge in boosheid leeft, ge in de hel leeft bij alle duivelen. Wan­neer uwe ogen slechts geopend waren, zo zoudt ge wonderen zien; maar ge vertoeft tussen Hemel en aarde en kunt niet zien. Ge wandelt op een smalle weg. Er zijn vele mensen, die menigmaal des Hemels en der helle poorten gekend hebben. Zij hebben aangetoond, hoe menig mens met een levend lichaam in de hel woont. Hen heeft men zeer bespot maar ten onrechte, want dit bestaat inderdaad. Wat dit te zeggen heeft, wil ik uitvoerig te bestemder plaatse uiteen zetten. Dat het water nu twee verschillende geboorten, aanzichten heeft wil ik hier, uit de natuur zelf bewijzen, want de natuur is de wortel, de moeder van alle talen, die in deze wereld zijn en in haar voltrekt zich de openbaring aller dingen. Want toen Adam voor de eerste maal heeft gesproken, heeft hij alle schepselen naar hunne gezondheid en innerlijke werkwijze een eigen naam gegeven. Dit is de sprake der natuur, maar niet een ieder is dit ge­geven, want dit is een geheimenis, hetwelk mij door de genade Gods werd medegedeeld, door den Geest, die mij welgevallig was. - Het woord: water, wordt genoemd in het hart en sluit de tanden. De bittere kwali­teit wordt niet aangedaan en het woord verlaat de mond tussen de tanden door; de tong helpt den Geest en is er mee van één hoedanigheid en de Geest verlaat vol macht de mond, door de tanden. Wanneer echter de Geest grotendeels naar buiten is getreden, komt de Geest der wrang­heid en bitterheid en is van één gevoelen en werking met het woord. Hij blijft echter op zijn plaats en is duidelijk in de lettergreep te onder­kennen. Dat nu de Geest in het hart een aanvang neemt, buiten het hart treedt, de tanden sluit en met de tong door de tanden naar buiten treedt, wil zeggen, dat het Hart Gods vol beweging en leven is, Gods Geest het houdt omvangen; dit is het uitspansel des Hemels. Zoals de tanden zich op elkaar sluiten en de Geest naar buiten treedt tussen de tanden door, alzo gaat ook de Geest vanuit het hart in de siderische geboorte.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Te midden van deze samendrijving, samenvoeging werd koning Lucifer, tezamen met zijn Engelen, als een oermachtige vorst in de ruimte, waar de stof heerst, gedreven. Dit is de ruimte tussen de natuurgoden: de maan en de dode aarde. Toen nu dit was geschied, is deze ruimte licht gewor­den, en het licht heeft zich, met de verbogen Hemel, afgescheiden van de duisternis en de kogel der aarde werd in het grote rad der natuur een­maal omgewenteld, waarmee tegelijkertijd één dag zijn loop had vol­bracht; één dag, die vier en twintig uren telt. De scherpe scheiding is ontstaan bij het ingaan van de verschillende dagen en ook de kloof tus­sen de boosheid, de toorn en de liefde en het licht ontstond toen en koning Lucifer werd in het huis der duisternis tot een uiteindelijk gericht gevangen genomen tot nu toe. Zo werd ook het water des levens ge­scheiden van het water des doods, maar met dien verstande, dat het op het tijdstip dezer bedeling aan elkander verbonden is als lichaam en ziel, hoewel het een het andere niet begrijpen kan.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Wanneer nu deze drie factoren: het wrange, het bittere en het zoete in wrijving komen met elkander, zo voert de wrange kwaliteit de boven­toon, want zij is de sterkste, en trekt met geweld de zoete tezamen, dewijl de zoete zacht is en wegens haar zachtheid kan uitzetten, zodat zij zich gevangen moet geven. Wanneer dit nu geschiedt, zo wordt het bittere mede gevangen genomen en tot verdroging gebracht, dan zijn de drie genoemde eigenschappen in strijd met elkander en dat doet de massa verdrogen; vooral de wrange kwaliteit veroorzaakt steeds meer verdroging. Wanneer het zoete water zich niet meer handhaven kan, komt de angst, evenals bij de mens, wanneer hij sterven gaat, boven, zo, dat de geest zich afscheidt van het lichaam en het lichaam aan de dood wordt overgegeven; zo ook wordt het water gevangen genomen. En in deze angst ontstond angstzweet, evenals bij een stervende mens. Dit angst­zweet is van één hoedanigheid met de wrange en bittere eigenschap, want het is als 't ware haar zoon, die zij, uit het zoete water hebben doen geboren worden. Wanneer dit nu plaats vindt, zo is de wrange en bittere hoedanigheid verheugd over haar zoon en een elk van hen geeft die zoon van zijn kracht en zijn leven. De wrange en de bittere eigenschap onttrekken voortdurend het sap aan de aarde en geven die aan de jonge zoon. Het lichamelijke echter, dat uit het zoete water door samentrekken is ontstaan, blijft dood en nu heeft het vocht van het lichaam of het voorwerp, hetwelk van één hoe­danigheid is met het wrange en het bittere, gelegenheid om zich te laten gelden. Maar de twee kwaliteiten, wrangheid en bitterheid, kunnen niet laten te strijden met elkander. De wrange eigenschap is sterk; de bittere is snel. Wanneer de wrange naar de bittere grijpt, zo ontwijkt deze haar en neemt het vocht van de zoon mee. Dan wil de wrange eigenschap de bittere overal volgen en haar gevangen nemen; dan wil de bittere eigen­schap uit dat lichaam, dat voorwerp gaan en dit zet daardoor uit. Wan­neer dat lichaam of voorwerp dan niet meer uitzetten kan, en de strijd te hevig, zo moet de bitterheid zich gevangen geven. Dan breekt zij los uit het lichaam en neemt de zoon mee.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Ziet, dit is de geboorte der natuur. Wanneer nu in deze drie eigen­schappen, te weten: bitter, zuur en zoet, niet het ontstoken vuur des toorns zou zijn, zo zoudt ge wel zien, waar God is. Nu evenwel is het vuur des toorns in alle drie eigenschappen aanwezig. De wrangheid is veel te koud en veroorzaakt in een bepaald lichaam of voorwerp te veel samentrekking. Zo is het zoete te dik en te duister en de bittere te stekelachtig, te moorddadig en verwoed en zij kunnen het niet eens worden. Anders, wanneer het zure niet zo zeer zou worden aangestoken, en het water niet zo dik zou zijn en het bittere niet zo moordend, zo zouden zij het vuur kunnen ontsteken, waardoor het licht zou veroor­zaakt worden. En uit het licht wordt de liefde geboren en uit de bliksem des vuurs de toorn; dan zoudt ge wel zien of aldaar niet een Hemels lichaam zou zijn, waarin het Licht Gods zou schijnen. Dewijl echter het wrange te koud is en het water te zeer verdroogd, zo neemt het hete vuur het op in haar koude en het zoete water wordt te niet gedaan. Ook zo neemt zij het bittere gevangen en verdroogt mede. Bij deze verdroging wordt het vet, dat in het zoete water is, opgelost. Het vet, waarin het vuur wordt ontstoken en uit het vet ontstond een wrange en bittere geest. Want wanneer het vet, dat in het zoete water is, verdwijnt, zo verandert het in angstzweet, waarin de wrange en de bittere eigenschap zijn. Dit is niet zo op te vatten, dat het water geheel te niet gedaan wordt. Neen, dat kan zo niet zijn, maar het is zó, dat de geest der wrangheid de zoet­heid of de vetheid van het water opneemt en dit nodig heeft. Want hij, is geheel verstard en heeft nu het water nodig om tot leven te komen; hij ontneemt het water zijn vetheid en ontneemt ook aan het water zijn macht. Dan ontstaat uit het water een angstzweet, dat het midden houdt tussen dood en leven en het vuur kan niet ontstoken worden. Want het vet wordt vastgehouden in het koude vuur en het gehele lichaam, het gehele voorwerp, dat in angst geboren wordt, blijft als een duister dal en kan het leven niet begrijpen of omvatten. Want het leven, hetwelk in het licht staat, kan zich niet baanbreken in het harde, bittere en wrange lichaam, omdat het gevangen ligt, alhoewel het niet ten dode is opge­schreven.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Ziet, de mens wordt ziek; en wanneer hem geen raad gegeven wordt, zo sterft hij door een bitter en wrang kruid, dat uit de aarde opwast, of ook wel door water, dat de dood veroorzaakt of door andere gewassen, die de aarde oplevert; ook wel door vlees, dat bedorven is. Wanneer er nu echter een verstandige dokter is, die bij de zieke onderzoek doet naar de oorzaak van zijn ziekte, welke deze oorzaak dan ook is, hetzij Mees, kruid of water dat bedorven was, en hij distilleert dit of verbrandt het tot pulver, al naar de materie, die hij heeft, noodzakelijk maakt, dan blijft hierna in het water of in het pulver de siderische geboorte bestaan, waarin leven en dood met elkander strijd voeren; beide, leven en dood kunnen zich doen gelden, en het dode lichaam is er dan niet meer. Wan­neer ge nu dit water of pulver met een goede therial of iets dergelijks vermengt, waardoor de macht van het boze in de siderische geboorte wordt vastgehouden en ge geeft de kranke een warme drank, hetzij wijn of bier in, zo zal het leven omhoog willen stijgen, maar wordt daarin be­lemmerd door de boosheid, die in de siderische geboorte is. Zo veel kan echter wel geschieden, dat de ziekte de mens ontnomen wordt, want het siderische leven ontneemt de Engel des doods zijn scherpte, wanneer dat bepaalde middel zegeviert, zo wordt de mens wederom gezond. Alzo ziet ge, hoe de kracht van het woord en des eeuwigen levens in de aarde en hare kinderen in de dood verborgen ligt en voor de dood onbegrijpelijk, toch levenwekkend is. Deze kracht dringt om tot licht en leven te komen, maar kan dat niet ten volle, tenzij zij aan de dood ontheven is. Nu zou iemand kunnen vragen: Welke substantie is er aanwezig, waar­door de siderische geboorte der aarde haar werkingen een dag eerder is aangevangen dan de siderische geboorte rondom de aarde, nademaal toch het vuur rondom de aarde veel sneller aangestoken wordt dan het vuur in de aarde?
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[41] Merk nu het volgende op: Toen nu de Godheid zich opmaakte om de schepping te volvoeren, zo gebeurde dat niet op deze wijze, dat een gedeelte in werking was en een ander gedeelte rustte, maar alles was tegelijk in de stof aanwezig; de ganse ruimte, de gehele diepte; alles, wat tot het rijk van Lucifer behoord had, als de Salniter zijn werking uitoefende. De volvoering der drie geboorten duurde zes dag- en zes nachtperioden, en in die tijd werkten alle zeven Goddelijke Geesten vol­ledig, alsook het hart der geesten, terwijl de Salniter der aarde zich in deze tijd twee maal omwentelde. Bij iedere omwenteling werd een be­paald gedeelte, corresponderende met de daarbij behorende Oergeesten tot aanzijn gebracht. De eerste oergeest nu is de wrange, koude, scherpe en harde en deze was de eerste dag in werking. De astrologen noemen dit het saturnale. Op deze dag zijn de aarde en de stenen geschapen; daarnevens het uitspansel des Hemels. De tweede dag wordt beschouwd door de astrologen, als de dag, waarop de zon werd geformeerd; toch moet volgens de astrologen Jupiter op die dag geschapen zijn. Want op deze tweede dag is het licht, uit het hart der zeven Oergeesten door de Hemel heengebroken en is milder geworden door het water, dat boven de aarde is. Het water des levens wordt, in het licht Gods, uit de dood geboren. En alzo is het licht Gods in het water des Hemels, door de duistere en wrange dood, heengebroken. Zo is de Hemel, het uitspansel, gemaakt te midden van de twee soorten water. Het licht des levens, hetwelk de klaarheid van Gods Zoon weer­spiegelt, openbaart zich in het water. Alzo openbaart zich ook het inzicht en het licht des levens bij de mensen, ja, het ganse Goddelijke Licht openbaart zich in deze wereld op een dergelijke wijze.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Over deze drievoudigheid wil ik hier schrijven en de kinderen dezer wereld aantonen, wie God is. Niet om mij daarop te beroemen of uit hovaardij, of om enig mens te krenken. Neen, de geest zal u in alle zachtmoedigheid en vriendelijkheid onderwijzen, zoals een Vader zijne kinderen onderwijst. Het werk is niet door mijn vernuft tot stand ge­komen, maar door de liefdesopenbaring des Heiligen Geestes, die in het vleselijke is doorgebroken. Uit eigen kracht kan ik niet veel en ben ook slechts een blinde, maar door Gods geest ziet mijn geest alles, hoewel ik niet standvastig genoeg ben. Maar wanneer de geest van de liefde Gods door mijn geest werkt, dan versta ik de Godheid. Niet alleen mij gaat het zo, maar alle mensen, of het nu Christenen, joden, Turken of heidenen zijn. Allen, waarin de zachtmoedigheid en de liefde leven, staan ook in het licht Gods. Zoudt ge willen zeggen: Neen? De Turken, de Joden en de heidenen hebben immers hetzelfde lichaam dat gij hebt; zij bezitten dezelfde lichaamskracht die gij gebruikt en dezelfde God, die uw God is, is ook hun God. Zegt ge: Zij kennen God echter niet en eren Hem niet. Ja, mensenkind, ge kunt u er op beroemen, dat gij Hem beter kent. Maar waar de liefde door de zachtmoedigheid wordt geopenbaard, daar openbaart zich het Goddelijk Hart. Want het hart Gods wordt in het zachte water van het aangestoken licht geboren, hetzij in de mens of buiten de mens, het wordt overal in het centrum, in het midden tussen de uiterlijke en de innerlijke geboorte geboren.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] De diepte. Versta dat goed. Toen op de derde dag de vuurstraal zich in het water van de dood ontstak, is door het dode lichaam van het water en van de aarde het leven doorgedrongen. Nu echter begrijpt het dode water en de aarde niets meer dan de bliksem of vuurschrik; daardoor ontstaat de beweeglijkheid. Het licht echter, hetwelk in de vuurstraal heel zachtjes opgaat, kan noch de aarde, noch het dode water begrijpen. Het behoudt echter zijn plaats in de kern, die het vet of het water des levens, of de Hemel is; want het is het levenslichaam, dat de dood niet kan aantasten en toch in de dood opgaat. Zo ook kan de toorn het niet aantasten, doch de toorn blijft in de schrik van de vuurstraal en maakt de beweeglijkheid in het dode lichaam van de aarde en in het water. Het licht dringt echter zachtjesaan door en brengt de geboorte tot stand, die door de schrik van de vuurstraal zijn samengestelde lichaam bekomen heeft.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] Wanneer nu de toornige vuurstraal de natuurgeesten, die in de aarde in de dood staan, met zijn grimmige schrik opwekt en beweeglik maakt, dan beginnen de geesten naar hun eigengeaarde goddelijke rechten zich te ontwikkelen, zoals zij van eeuwigheid af gedaan hebben, en stellen een lichaam samen met de eigenschappen, die aan die plaats verbonden zijn. Zoals de Salniter in de tijd der aansteking des toorns in de dood gestorven is, en terzelfder tijd in het innerlijke leven der zeven Geesten Gods kwalificerend is geweest, zo is hij ook in de tijd der wedergeboorte in de vuurstraal weer opgegaan en is niet anders nieuw geworden dan in een andere levensgestalte, welke in de greep des doods staat. Nu is de Salniter van de aarde en het water, in zijn dode wezen, niet meer in staat zich te veranderen en tot in het oneindige voort te brengen, zoals hij in zijn Hemelse verblijfplaats deed; maar wanneer de Oergeesten het lichaam vormen, dan gaat hij in de kracht van het licht op. En het leven van het licht breekt door de dood heen, en schept hem een lichaam uit de dood, dat niet gelijk is aan het water en de dode aarde, en hij krijgt ook niet hun smaak en reuk, doch de kracht van het licht dringt door en maakt zich evenredig met de kracht der aarde en neemt de dood zijn angel en de toorn zijn giftig geweld weg en dringt midden in het lichaam als een hart in het gewas.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[40] Er zijn veel en velerlei ertsen, al naarmate de Salniter in de natuurHemel in zijn opstijgen in het licht der liefde de eerste is geweest. Iedere oergeest heeft de aard en de eigenschappen van alle Oergeesten in zich; want hij wordt steeds met de anderen in verbinding gebracht, waardoor het leven en de onpeilbare geboorte Gods ontstaat, maar naar één kracht is hij de eerste, en dat is zijn eigen lichaam, waarvan hij de naam draagt. Nu heeft iedere oergeest de eigenschap van de hele natuur en zijn samen­stel is in de tijd van de aansteking des toorns mede in de dood belichaamd geworden en uit iedere geestelijke substantie zijn aarde, stenen, erts en water ontstaan. Daarom vindt gij ook in de aarde erts, steen, water en aarde in verschillende hoedanigheden, kwaliteiten, en daarom is de aarde van zo verschillende hoedanigheid, al naarmate in de tijd der wansteking, een van de kwaliteiten in iedere oergeest primair is geweest. De natuur heeft de mens wel zoveel geopenbaard, dat hij weet, hoe hij van de vreemde geboorte van iedere oergeest, de vreemde materie zo afsmelten kan, dat van iedere oergeest datgene, wat in hem primair is, ook nummer één blijft. Daarvan hebt gij aan zilver en goud een voor­beeld; gij kunt het niet eerder tot zuiver zilver en goud maken, aleer het zeven maal in het vuur gesmolten is. Wanneer dat geschiedt, dan be­houdt het in het midden van het hart der natuur, hetgeen het water is, zijn eigen kwaliteit en kleur. Eerst moet de wrange hoedanigheid, welke de Salniter in de harde dood gevangen houdt, afgesmolten worden, dat is het grove stenige puin. Hierna de zure dood van het water, daarvan wordt een giftige salpeterzuur afgescheiden, hetgeen in de opgang van de vuurstraal zich in de dood bevindt.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[43] Ten vierde moet de vuurgeest, die zich bevindt in de gruwelijke angst en droefheid des levens, ook afgesmolten worden, want hij is een gestadige vader van de toorn, en uit hens wordt de helse smart geboren. Wanneer nu deze toorn van de vier geesten gedood is, dan blijft de erts­salniter in het water als een taaie substantie, en ziet eruit als de geest, die zich in het aarde-erts bevindt; en het licht, dat in het vuur staat, kleurt hem naar zijn eigen kwaliteit, hetzij zilver of goud. De materie ziet er na de vierde afsmelting van zilver en goud eender uit; zij is nog niet taai en zuiver genoeg, het goud of zilver bestaat nog niet. De vorm is er wel maar de geest is er nog niet in.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] De tweede geboorte is het zoete water, dat ook uit alle andere zes geesten wordt geboren. Het is de zachtzinnigheid, welke uit de andere zes ontstaat en zich in de zure geboorte indringt, het zure steeds weer aansteekt, oplost en verzacht, zodat het zijn zuurheid niet kan tonen, zoals het in zijn scherpte buiten het water gewild zou hebben. De derde geboorte is de bitterheid, welke uit het vuur in het water ont­staat; zij wrijft en verontrust de zure scherpe koude en maakt de koude aan het bewegen, waardoor de beweeglijkheid ontstaat. De vierde geboorte is het vuur; het ontstaat uit de wrijving of beweeglijkheid in de zure geest en het is nu scherp brandend en I,et bittere wordt stekend en woedend. Wanneer echter de vuurgeest in de zure koude zo woedend te werk gaat, dan ontstaat daar een angstige, verschrikkelijke, bevende en scherpe, onwillige voortbrenging.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] Ik kan het echter niet anders en nader uitleggen, opdat gij het verstaan zult. In deze vier bewegingen is een harde en zeer verschrikkelijke, scherpe en grimmige koude, zoals van gesmolten en ijzig koud zout water, hetwelk toch geen water is maar een harde kracht als steen. Daarin woedt het, doodt het, steekt het en brandt liet, en het water is steeds als een stervende mens, wanneer zich zijn ziel van het lichaam gaat scheiden, in een verschrikkelijke angst en smartopenbaring. O mens tracht te begrijpen, hoe gij hier ziet waar de duivel met zijn grimmige toornige boosheid zijn oorsprong heeft en waaruit Gods toorn en het helse vuur, en ook de dood en de hel en de eeuwige verdoemenis ontstaan. Merk dat goed op, gij filosofen!
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[30] Opgelet! Wanneer het licht het zure samengetrokken lichaam der natuur doorschijnt en verzacht, dan ontstaat in dat lichaam een zachte weldadig­heid. Dan wordt die harde kracht zeer zacht, en smelt weg als ijs voor de zon, en wordt dun, zoals het water in de lucht; nochtans blijft de kern der natuur, de Hemelse begrijpelijkheid, bestaan. De wrange en de vurige geest houden haar vast, en het zoete water, dat bij de ontsteking van het licht van het natuurlichaam afsmelt, gaat door de strenge, ern­stige koude en vurige geboorte heen en maakt haar zoet en lieflik. Hier­mede wordt de ernstige en strenge geboorte gelaafd, en wanneer zij het zoete water proeft, dan wordt zij opgewekt en verheugt zich en er is een voortdurend opwellen van vrolijkheid, waar zich het leven der zacht­moedigheid openbaart. Het is het water des levens, waarin zich de liefde, zowel in God, als in de Engelen en mensen, openbaart, want het ontstaat alles uit eenzelfde kracht en oorsprong.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...