Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1529 resultaten - Pagina 36 van 102

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[2] Toen antwoordden verscheidene jongens: 'O zeer goede heer, hier gaat het ons goed; maar af en toe gebeurt het dat de een of ander, die wij liefhadden, uit ons midden weggehaald wordt -en die komt dan nooit meer terug -en dat maakt ons vaak heel verdrietig, omdat wij van niemand te weten kunnen komen wat er met hem gebeurd is. Is hij omgebracht of verkocht, of is er iets anders met hem gebeurd? Kortom, dat geeft ons oudere kinderen, die ook reeds kunnen denken, heel vaak een ongerust gevoel in ons hart, en dan is onze toestand als een marteling. Maar zegt u ons toch wat er met die kinderen gebeurt, die voor altijd bij ons weggehaald worden!'
Hoofdstuk 219: Bij de pleegkinderen van de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Daarop zei de waard verder tegen zijn personeel, dat nu aanwezig was: 'Wij hebben ons er nu van overtuigd dat deze ons nog volkomen onbekende dienaar van de ene ware God een echt wonder heeft gedaan om ons de ene ware God te leren kennen; maar hij heeft mij ook al andere bewijzen gegeven, die niet minder wonderbaarlijk zijn en waaruit ik heb opgemaakt dat hij wel een buitengewoon wonderlijk mens moet zijn, want nauwkeuriger dan wijzelf is hij op de hoogte van de meest verborgen en geheim gehouden inrichtingen en omstandigheden van ons huis.
Hoofdstuk 3: De genezing van de zieke Helena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] In de psalm viel mij onder andere vooral de zinsnede op, die als volgt luidde: ' Alle goden der volkeren zijn dode afgoden; maar de Heer (dus de ene, levende God van de Joden) heeft hemel en aarde gemaakt'. Zeg mij toch of dat volgens de volle, bewijsbare waarheid ook inderdaad zo is! Want wij heidenen gaan ervan uit dat er voordat de aarde en de hemel volledig ontwikkeld waren een ongeordende stof aanwezig was, waaruit bepaalde min of meer intelligente krachten, die wij niet kennen en die later door fantasierijke mensen tot afgoden gemaakt werden, de aarde vervolgens geleidelijk aan met alles wat zij draagt en ook de hemel gevormd hebben; maar jullie laten in zes dagen ofwel tijdsperioden alles door één God uit het niets scheppen. Wat is er nu waar? Talloze mensen in alle delen van de aarde, die ons wijd en zijd bekend zijn, geloven met kleine verschillen hetzelfde als wij en ook reeds de oudste Egyptenaren als een vrijwel aantoonbare waarheid hebben geloofd; maar jullie staan even ver van ons geloof af als de hemel van de aarde! Wie heeft er nu gelijk, en welk van de twee is waar? Als u de waarheid van jullie leer kunt aantonen, dan laten ik en al mijn metgezellen ons geloof varen en worden Joden; maar anders blijven wij wat wij zijn en zullen van de zanger ook niet verlangen dat hij ooit naar Athene of Rome komt.'
Hoofdstuk 10: De Griek stelt de Heer een vraag over de scheppingsgeschiedenis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Toen gaf de overste ons drie zilverstukken en aan ieder van ons een pakje, waarin zich een paar relikwieën bevonden, en zei: 'Van deze drie zilverstukken kunnen jullie zeven dagen leven, en de kracht Gods, die op wonderbare wijze aanwezig is in de drie heilige pakjes, zal jullie helpen om alles wat je zult ondernemen tot jullie geluk te laten slagen. Als jullie deze pakjes bezitten kunnen jullie ook stelen en roven, alleen niet moorden, behalve in geval van nood een rijke heiden of ook een Samaritaan; door God zal jullie dat niet als zonde aangerekend worden, omdat jullie door de vrome en God buitengewoon welgevallige daad van jullie moeder in Zijn ogen gerechtvaardigd en als engelen geheiligd zijn!' Daarop bestreek hij ons met een staf en zei ons dat we moesten gaan.'
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Hierop beval de waard zijn dienaren om de boeien van de drie los te maken, wat ook direct gebeurde. Daarna liet de waard de drie naar een ander vertrek brengen en hun eten en drinken geven, en hun ook schone kleren te geven, aangezien hun kleding reeds in een betreurenswaardige toestand verkeerde.
Hoofdstuk 18: De religie van de drie rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Wie dus de waarheid en haar goedheid begint te zoeken, zodra hij zijn verstand gaat gebruiken, en ook direct handelt volgens hetgeen hij heeft gevonden, heeft reeds de juiste weg betreden, en God zal die weg steeds meer en meer voor hem verlichten en hem naar Zijn heerlijkheid leiden. Maar wie traag wordt, ook door zijn eigen wil, en zich hecht aan deze wereld en haar verleidelijkheden, die alleen maar ter beproeving van de vrije wil voor de uiterlijke en vergankelijke zintuigen van de materiële of lichamelijke mens aanwezig zijn, die richt zichzelf ook uit vrije wil en maakt zich gelijk aan datgene wat dood en gericht is - en is zodoende zelf ook al zo goed als gericht en dood.
Hoofdstuk 22: Over de bestemming van de mensen (12.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Is Gods zuivere wil in de mens soms een minder goddelijke. wil dan in God Zelf, en heeft hij misschien minder zelfstandige macht dan m God, die juist door Zijn wil overal en dus heel zeker ook in de mens aanwezig is en werkt? Daarom moet een echte mens dan ook even volmaakt worden en zijn als zijn Vader in de hemel. En als de mens dat is, is hij dan niet ook een heer vol wijsheid, macht en kracht?!'
Hoofdstuk 24: De bedenkingen van Nojed over de goddelijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] Toen het volk, dat nog in groten getale aanwezig was, die hardop gedane uitspraak van Zacheüs hoorde, bedaarde het gemor; want enkele beteren zeiden onder elkaar: 'Kijk eens, een mens die dat wil en ook zeker zal doen, is nog niet zo'n heel grote zondaar! Want aalmoezen maken een groot aantal zonden goed, en wie een bepaald goed, dat hij zich onrechtmatig heeft toegeëigend, viervoudig vergoedt aan degene aan wie hij het ontstolen heeft, heeft zijn schuld tegenover God en de mensen ingelost -en zodoende kunnen we het de heiland niet als een fout aanrekenen, als hij binnengaat bij een zondaar die zijn leven wil beteren.'
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Toen het volk, waarvan nog steeds een tamelijk groot deel aanwezig was, dat hoorde, zei het onder elkaar: 'Deze mens heeft weliswaar hoogst wonderbaarlijke en zeldzame eigenschappen - maar dat hij zichzelf ziet als degene die ons het verloren rijk Gods en de gerechtigheid ervan terug zal brengen, geeft hij blijk van een grote inbeelding en zelfoverschatting! Wij komen immers uit de buurt van jeruzalem en weten er niets van dat zoiets nu zou gebeuren! Maar als hij beweert dat hij ons het verloren rijk Gods en de gerechtigheid ervan terug zal brengen, dan kan hij ons dat toch ook direct openbaren! Waarom treuzelt hij eigenlijk nog en houdt ons in vergeefse afwachtende spanning?'
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Tijdens dit eten en drinken vroegen sommigen aan de genezen zoon, die er nu helemaal fris en opgewekt uitzag, of hij in zijn zieke toestand ook veel pijn had moeten doormaken.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Hoe dat gericht eruit zal zien en wat het zal inhouden, dat heb Ik al Mijn leerlingen, die hier bij Mij aanwezig zijn, al verscheidene keren onthuld, en na Mij zullen zij het aan de volkeren van de aarde verkondigen. Heil degene die het ter harte zal nemen en zijn leven daarnaar zal inrichten, om niet door het gericht gegrepen te worden!
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Dit teken veroorzaakte echter bij allen die daarbij aanwezig waren -zelfs Mijn oude leerlingen niet uitgezonderd - een regelrechte ontzetting, zodat enkelen op de vlucht sloegen en anderen er van louter verbluftheid verstomd bijstonden en geen woord durfden te zeggen.
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Maar je zei ook dat de dood in zekere zin wel goed is, wanneer men eenmaal helemaal dood is, omdat men dan niets meer hoort, ziet of voelt en zodoende niets meer van zichzelf weet; maar dat, Mijn beste zoon, is niet zoals jij nu volgens jouw gevoel oordeelt! Jij hebt nu weliswaar de indruk dat jij in je toestand van lichamelijke dood helemaal dood en zonder bewustzijn was; maar dat was niet zo.
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Wanneer je oud bent zal er wel weer een moment komen dat Ik je ziel uit je lichaam bij Mij zal roepen; dan zal Ik je ook van tevoren de herinnering teruggeven aan de drie dagen durende toestand in het paradijs van Mijn engelen, en dan zul jij Mij zelf op je knieën smeken om jou als ziel te verlossen van haar vervallen geraakte lichaam.
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Want dat je je nu niets herinnert van wat jouw ziel allemaal heeft meegemaakt terwijl ze niet in haar lichaam aanwezig was, dat heb Ik heel wijs zo beschikt; want als jouw ziel de herinnering had behouden aan hoe uiterst goed en gelukkig ze zich voelde temidden van vele engelen in het paradijswaar ze zich bevond, en hoe verdrietig ze werd toen dezen haar vertelden dat ze volgens de wil van Jehova nog een keer in haar lichaam zou moeten terugkeren, dan zou jij je nu, terwijl je weer met je lichaam verenigd bent, niet zo blij voelen als nu. Ik zou je de volledige herinnering daaraan direct weer helemaal kunnen geven, als Ik dat wilde; maar daar zou Ik je geen goed mee doen, omdat je daardoor voor vele jaren volkomen ongeschikt zou raken voor deze wereld, waarin je nog veel te doen zult krijgen.
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...