Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3506 resultaten - Pagina 36 van 234

...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...
[8] IK richtte Mij echter niet tot het volk, dat eigenlijk ook niet tot het beste behoorde, maar zei zo langs Mijn neus weg tegen de leerlingen: "Deze slechte en overspelige soort wil een teken van Mij hebben, maar zij zullen geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona!" (Matth. 16:4) Daarna liet Ik het volk en meer nog de verzoekers aan hun lot over en ging met Mijn leerlingen snel weg, scheepte Mij in, in het nog wachtende schip, en gaf opdracht om het weer daarheen te sturen waar het 's avonds vandaan was gekomen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Toen de leerlingen Mij daarover om raad vroegen, zei IK tegen hen: "Doe wat je wilt! Let echter goed op en pas op voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën!" (Matth. 16:6) - Bij deze mededeling dachten de leerlingen bij zichzelf: " Aha, nu zullen we het hebben! Dat is een standje omdat wij geen brood meegenomen hebben!" (Matth. 16:7)
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Wie prediken er nog feller over de onsterfelijkheid van de menselijke ziel dan juist de Sadduceeën, en wie predikt zoals zij, over een eeuwig Eden en een eeuwige vuurkwelling in de hel, - en persoonlijk geloven zij van dat alles geen jota en zij zijn tevens de grootste godloochenaars! Begrijpen jullie nu wat Ik met 'zuurdeeg' bedoeld heb?" - Toen begrepen de leerlingen dat Ik niet gezegd had dat zij op moesten passen voor het broodzuurdeeg, maar voor de kwade leer van de Farizeeën en Sadduceeën. (Matth. 16:12) -Die nacht bleven wij in het schip, dat ons voor de ergste honger voorzien had van brood en wat vissen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Toen Ik 's morgens buiten met Mijn leerlingen het morgenbrood at en hen tevens vertelde dat er op deze plaats niet veel gedaan zou kunnen worden, kwamen de Farizeeën en Sadduceeën uit het huis, stapten meteen bazig brutaal op Mij af en begonnen Mij uiterlijk heel vriendelijk met allerlei vragen in verzoeking te brengen. Daarbij prezen zij zelfs veel van Mijn roemrijke daden om Mij goed uit Mijn tent te lokken, -maar daarin vergisten zij zich lelijk. Een SADDUCEEËR zei zelfs: "Meester, weet u, wij zouden geneigd zijn u te volgen en uw leerlingen te worden, wanneer u als kind van God en Gods zoon, zoals veel mensen u nu al noemen, ons daarvoor een teken uit de hemelen zou geven! (Matth. 16:1) Doe een zichtbaar wonder voor ons en dan kunt u ons de uwe noemen!"
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Toen wij bij zonnig weer waren overgevaren, terwijl wij van alles oprakelden over de plaatsen en de mensen waar wij goed ontvangen waren, en ons weer aan de voet van de berg bevonden waar de vorige dag op de top zo vele duizenden mensen met zeven broden en een paar vissen gevoed waren, herinnerden de leerlingen zich pas dat zij aan de grens van Magdala vergeten waren brood te kopen en mee te nemen. (Matth. 16:5) Het was namelijk al tamelijk laat in de middag en voornamelijk de honger bracht hen daar op. Daarom besloten enigen van hen om ergens in de omgeving brood te gaan halen of eventueel naar Magdala terug te varen, omdat men van hier met goede wind gemakkelijk in een uur naar het plaatsje Magdala kon komen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] En verscheidene leerlingen, die in deze streek goed bekend waren, haastten zich na het eten van het morgenbrood meteen naar de bovengenoemde omgeving en vroegen ijverig overal wat de mensen daar over Mij dachten, en of en hoeveel ze soms al over Mij gehoord hadden. De vooruit gezonden leerlingen waren echter niet weinig verbaasd toen ze merkten dat in de gehele omgeving, die nog nooit eerder door Mij bezocht was, Mijn naam overbekend was en dat iedereen veel over Mij wist te vertellen. De leerlingen deden namelijk alsof zij van Mij slechts van horen zeggen iets wisten, en daardoor kregen de gevraagden des te meer speelruimte om allerlei dingen te vertellen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Het spreekt vanzelf dat daarbij vaak reusachtig overdreven werd. Er was bijvoorbeeld een verhaal dat de leerlingen de verteller met grote ernst verboden hebben nog verder te vertellen. Dit verhaal bestond uit niets minder dan dat Ik Mij snel tot reusachtige grootte kon laten groeien en daarna meteen weer tot een nauwelijks vingergrote dwerg kon laten ineenschrompelen; ook zou Ik in een oogwenk zeer oud en ook weer erg jong kunnen zijn. Ook zou men Mij al helemaal als vrouw gezien hebben. Ja er waren er die nog meer wisten, want zij hadden gehoord dat Ik ook naar willekeur de vorm van het een of andere dier kon aannemen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Terwijl de groep vooruit gezonden leerlingen zich bezig hield met de verkenning van de omgeving en van de mensen bij Caesarea Philippi, bleef Ik tot het bijna avond was nog in de bocht bij de berg. Maar een paar uur voor zonsondergang verliet Ik met de overige leerlingen de bocht, kwam tegen de avond in de omgeving van Caesarea Philippi aan (Matth. 16:13) en vond de vooruit gezonden leerlingen bij een armelijke hut, waarvan de zeer eenvoudige bewoners juist bezig waren een avondmaal voor de reeds moe en hongerig geworden leerlingen klaar te maken.
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De bewoners vroegen meteen aan de aanwezige leerlingen wie wij waren, en zij vertelden hen rechtstreeks dat Ik die Jezus was, waarover zij eerder zoveel verteld hadden.
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Ieder mens zal zelf wel kunnen begrijpen dat de leerlingen deze vertellers verboden zulke sagen rond te vertellen, maar hoe het mogelijk was dat zulke dwaasheden en andere van hetzelfde kaliber zelfs in plaatsen waar Ik geleerd en genezen had, de kop op konden steken, dat is iets, wat voor menige hemelse engel tot op heden gewoonweg nog een raadsel is. Daar is echter ook de stapel van ruim vijftig evangeliën ontstaan, die tijdens de eerste grote kerkbijeenkomst van het morgenland als apocrief verbrand werd, hetgeen zeer juist was. Het is zo dat in oorsprong slechts de beide evangeliën van Johannes en Matthéus geheel authentiek zijn, en ook de geschiedenis der apostelen, de brieven, en de openbaring van Johannes. De beide evangeliën van Marcus en Lucas hebben ook hun duidelijke en heilige waarde, hoewel ze in menig detail van dat van Matthéus afwijken. -Nu we dit ook weten, gaan we weer verder met de evangelische tocht.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Terwijl de man van de hut tijdens het gereedmaken van de slaapgelegenheid zo over Mij sprak, stelde IK Mijn leerlingen, en wel degenen die deze dag vooruitgestuurd waren om informatie in te winnen, de volgende vraag: "Wie zeggen de mensen uit de omgeving dat Ik ben?" (Matth. 16:13)
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Toen waren alle leerlingen met stomheid geslagen en wisten behalve Simon Juda niet wat ze Mij op deze vraag moesten antwoorden. - JUDAS Iskariot zei tegen Thomas: "Doe nu je mond open! Jij bent toch altijd zo verstandig en wijs! Dat moet voor jou toch een kleinigheid zijn om op de vreemde vraag van de meester een juist antwoord te vinden!"
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Om U eens kennis te laten nemen van zo'n kleine heimelijke actie, die de heiligheid van de tempelmest wel minstens duizendvoudig overtreft, zal ik U in 't kort vertellen, wat ik pas geleden zelf heb beleefd. Wie deze duisterlingen op zo'n meer dan satanische gedachte gebracht heeft, weet ik niet. De satan zeker niet, -want zo ver kan zijn boosaardigheid niet reiken!"
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Vertel maar door! Hoewel het voor Mij niet hoeft, is het toch des te noodzakelijker voor Mijn leerlingen dat zij het horen."
Hoofdstuk 178: Marcus vertelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De ochtend van de volgende dag kwam vlug, en Ik en de leerlingen stonden weldra op van onze naar omstandigheden goed toebereide slaapplaatsen.
Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49  ...