Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 37 van 1166

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[2] Maar Ik zei tegen de woordvoerder: 'Ik neem nooit van iemand een beloning aan voor Mijn leer en voor Mijn oordeel! Maar Ik zeg jullie nu dat afgezien van het recht in jullie kwestie jullie hier ten deel is gevallen dat ook jullie voortaan redelijk en rechtvaardig zijn tegen iedereen met wie jullie waar dan ook omgaan; want onredelijkheid en ongerechtigheid onder de mensen op aarde is het grootste kwaad op de wereld dat tweedracht zaait tussen broeders en zusters en vijandschap veroorzaakt. En waar deze eenmaal bestaan is er geen heil meer onder de mensen, maar afgunst, haat, roof, doodslag, moord en oorlog.
Hoofdstuk 179: Een klein evangelie aan de Damasceners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zei, terwijl Ik naar al Mijn leerlingen van dat moment wees: 'Daar zitten ze, bekijk ze maar! De een of andere van hen zal naar jullie komen en jullie de leer van het heil voor jullie zielen verkondigen. En na enkele jaren zal er door Mij een apostel in jullie stad voor de heidenen gewekt worden om jullie de volle waarheid te tonen. Maar vóór die tijd zal hij een vijand zijn van Mijn licht, maar na die opwekking de grootste ijveraar daarvoor. Maar vóór hem zullen nog een paar anderen nar jullie komen, die hij zal vervolgen; neem die goed op, dan zal jullie loon daarvoor niet klein genoemd kunnen worden!
Hoofdstuk 179: Een klein evangelie aan de Damasceners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Want wie een profeet gelovig opneemt in Mijn naam, zal ook het loon van een profeet oogsten. Mijn leerlingen en apostelen zullen ware profeten zijn en derhalve knechten van God de Heer, door Wie ook Ik naar deze wereld ben gezonden voor het heil van alle mensen die in Mij geloven en volgens Mijn leer zullen leven en handelen. -Hebben jullie ook dat nu begrepen?'
Hoofdstuk 179: Een klein evangelie aan de Damasceners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar niet lang daarna zal er zich een tweede nevenzon of een tweede nevengezalfde verheffen, die de eerste op alle gebieden zal verduisteren. Die zal nog tienmaal erger zijn dan de eerste. Want de eerste zal Mijn woord tenminste niet geheel en al verbieden; maar de zuidelijke zal Mijn woord en Mijn leer totaal verbieden en er alleen uitnemen wat toevallig in zijn slechte kraam te pas komt. Hij zal Mijn teken wel op alle hoeken van de straten doen oprijzen en laten vereren; maar daarnaast zullen er nog duizenden andere prijken, en meestal zulke waarin hij behagen schept.
Hoofdstuk 184: De Heer verklaart het verschijnsel van de nevenzonnen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik ben in deze wereld gekomen om jullie langs de vriendelijkste en liefdevolste weg door leer en daden op de juiste levenspaden te brengen; maar jullie achtervolgen Mij overal waar Ik ga of sta en proberen Mij te vangen en te doden, terwijl jullie beweren dat Ik een volksverleider en opruier ben. Maar Ik heb ook getuigen en God Zelf, die in Mij is zoals Ik in Hem, is Mijn getuige dat jullie allemaal boze leugenaars zijn voor God en het hele volk.
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Mijn woord en Mijn leer nu zijn het leven, dat thans aan alle mensen wordt aangeboden. Wie dus, zoals reeds gezegd, Mijn woord en Mijn leer daadwerkelijk aanneemt, neemt ook het leven van de ziel van Mij aan.
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik beken hier openlijk dat ik, volgens jouw leer, in geen enkel opzicht enige dank verschuldigd ben aan de door jou gepredikte God; hij heeft mij immers niet op deze wereld gezet voor een of ander blijvend geluk, maar alleen voor het grootste ongeluk, dat gedurende mijn hele leven bitter aanvoelt. Hoe eerder hij mij weer vernietigt, des te groter is de weldaad die hij mij bewijst!
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Als de Romeinen, die nu de aardse heersers zijn in het land van degenen die eigenlijk de kinderen van God behoorden te zijn, ook maar enigszins hadden gemerkt dat Ik een opruier zou zijn, dan hadden ze Mij al lang voor het gerecht gedaagd, want met hun scherpe ogen zien en merken ze alles wat ook maar enigszins een gevaar zou kunnen vormen voor hun heerschappij! Maar omdat ze zelfs niet het minste ontdekt hebben van al datgene waar jullie Mij van beschuldigen, komen ze Mij ook overal zeer vriendelijk tegemoet en blijken mensen te zijn, vol geloof, liefde en respect ten aanzien van Mij, Mijn leer en Mijn daden. En daarom zullen ze ook opgenomen worden in Mijn licht en Mijn leven; maar jullie zullen in de buitenste duisternis geworpen worden, zoals het geschreven staat, en daar zal veel gehuil en tandengeknars zijn!'
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Als je ook maar tot één gezonde gedachte in staat bent, zul je samen met je blinde leerlingen door mijn woorden inzien, dat jouw leer nog veel minder geschikt is voor het ware geluk van de mensen, dan de leer van de Sadduceeën, die hun leer in overeenstemming hebben gebracht met die van de Griekse wereldse filosoof Diogenes. Die leer is veel troostender voor alle mensen dan jouw leer, volgens welke men alleen door het geloof aan jou het eeuwige leven van de ziel kan bereiken. Werkelijk, voor die leer van jou zal nooit enig ware mensenvriend je dankbaar zijn! En nu moet al het volk in de tempel en ook buiten de tempeloordelen of ik ook maar één enkelonjuist woord tegen jou gesproken heb! -Antwoord me, als je dat kunt!'
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Je hebt Me beschuldigd van waanzin, omdat Ik leer dat degene die in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft, het eeuwige leven in zich zal hebben, en wie niet in Mij gelooft en niet volgens Mijn woord leeft het gericht in zich zal hebben en daarmee de eeuwige dood.
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik weet dat zeer goed en weet ook maar al te goed hoezeer jullie allemaal geheel en al afgeweken zijn van Gods woord, -en daarom ben Ikzelf nu in het vlees van een mens, zoals beloofd, naar deze wereld gekomen, Ik, die in de geest Dezelfde ben die op de Sinaï aan Mozes de wetten gaf, evenals eens aan Adam en later na de zondvloed aan Noach, Abraham, Isaak en Jacob, en zoals na Mozes ook aan de vele profeten. Ik ben gekomen om jullie allen door Mijn leer en daden uit jullie gericht en dood te verlossen, omdat jullie ondanks alle vaderen, ondanks Mozes en alle profeten in de harde gevangenschap van de zonde en de dood terecht zijn gekomen.
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Daarop zei een Farizeeër: 'Wij weten wel dat David in de geest zo van Christus gesproken heeft; maar wie kan begrijpen wat hij bedoelde met de 'Heer', die tot zijn Heer heeft gesproken, en wie men onder de Heer moet verstaan die David 'zijn Heer' noemde? Want volgens de leer van Mozes kunnen wij toch niet aannemen, dat ten tijde van David reeds gedacht en geloofd werd aan twee Heren, waarvan elk geheel God zou zijn! De Heer die tot de Heer van David heeft gesproken, moet toch duidelijk een ander zijn dan de Heer die David 'zijn Heer' noemt; want hoe had David anders kunnen zeggen: 'De Heer sprak tot mijn Heer'? Maar wie kan dat nu begrijpen? Als jij het begrijpt, leg het ons dan uit, dan zullen we geloven dat je uit Gods geest spreekt.'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] En nogmaals zeg Ik jullie dat jullie je nooit en te nimmer door iemand meester in Mijn leer laat noemen en je zo laat begroeten; want jullie weten nu wie jullie Meester is.
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Dergelijke uitspraken van de kant van het volk schoten de Farizeeën in het verkeerde keelgat. Daarom stonden er enkele redenaars op om kalmerende woorden tot het opgewonden volk te richten, waarbij ze het niet nalieten om Mij en Mijn leer verdacht te maken en in een slecht daglicht te plaatsen. Ze beschuldigden Mij van grote ongepaste aanmatigingen en zeiden dat Ik de wet van Mozes ophief wanneer Ik verlangde dat van nu af aan geen kind meer zijn ouders de eer mocht bewijzen om hen met het woord 'vader' of 'moeder' te begroeten. Mozes had immers uitdrukkelijk het gebod gegeven dat men zijn vader en moeder moest eren.
Hoofdstuk 200: De Heer hekelt de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar als jullie nu ook Mijzelf niet geloven en niet willen leven volgens Mijn leer, dan vraag Ik jullie, wie er na Mij nog naar jullie toe moet komen, opdat jullie hem geloven en handelen volgens zijn leer. Als jullie Mij, de Meester van al wat leeft, niet willen geloven, -wie willen jullie dan na Mij geloven, daarnaar handelen en zalig worden?
Hoofdstuk 201: De Heer kalmeert het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...