Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9883 resultaten - Pagina 37 van 659

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[6] Kijk daar eens, naar de middag! Drie afgezanten komen naar ons toe. Het zijn drie oude karmelieter monniken. We zullen zien, wat ze van ons willen. Maar let op: behalve Ik, Paulus, Johannes en Petrus, die hier naast Mij staan, mag niemand een woord met hen spreken, omdat nog niemand sterk genoeg is om tegenover hen stand te houden. Jullie zouden beter stand kunnen houden tegenover satan, omdat satan reeds vaak door schade en schande wijzer is geworden, maar zij nog nooit. Zij zullen zich heel wijs voordoen, maar wij weten hen wel op de juiste manier aan te pakken. Ze zijn al heel dichtbij, daarom is het zaak nu goed op te letten.'
Hoofdstuk 120: Scharen van duistere monniksgeesten. Uiteenzetting over de drie-eenheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Als jullie echter je vrouwen en vrienden door jullie eigen nog omgekeerde telescopen de hemelse lichten der waarheid willen laten zien, wat zullen zij dan wel te zien krijgen? Niemand kan door jullie een waarheid aanschouwen. Voor jullie is het nog zeer de vraag of het grote licht van de zon, dat overeenkomt met het eerste heldere begrip van God, inderdaad de zon en niet de maan voorstelt. Hoe is het dan gesteld met de talloze andere lichten, waarvan jullie, door je verkeerde manier van kijken, tot nu toe nog geen enkel spoor hebben kunnen ontdekken. Doe maar wat jullie willen! Ga maar! Of jullie echter zullen terugkomen, betwijfelen we ten zeerste, want wij weten dat vrouwen grote invloed op jullie hebben.'
Hoofdstuk 122: Moeilijke missie van de drie theologen. Gelijkenis van de telescoop. Regels voor de missie. De beste weg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Deze heuvel behoorde eens aan dit klooster toe en was aan de zuidwestkant met kleine wijngaarden bebouwd, terwijl de noordelijke en oostelijke kant bebost bleven met het oog op de jacht. In latere tijden is er veel veranderd en is het klooster menige bezitting kwijtgeraakt. Deze zeventien prelaten zijn echter naar hun idee nog altijd in het volledige bezit van alles wat dit klooster eens toebehoorde. Zij waren heel trots op deze heuvel en zagen niet graag dat hij door leken werd bezocht, en dat met het oog op de bescherming van het wild. Nu denken ze dat wij verkapte stropers zijn en daarom willen zij ons van deze bergweide verjagen. Let nu op, de jacht zal dadelijk beginnen.'
Hoofdstuk 115: Over natuurgeesten en de sterrenelementen van mensenzielen. Hoe zich, uit God ook onzuivere wezens kunnen ontwikkelen. Bezoek van de zeventien oude prelaten van Rein. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] De vrouw schreeuwt: 'Scheer je weg, satan! Kijk die kerel nu eens! Die wil nu zelfs de heilige Petrus zelf zijn! Het is hun nog niet genoeg om de leer van Christus, die alleen de paus bezit, als helse ketters te verwerpen; uiteindelijk willen zij ook nog Onze-Lieve-Heer zelf zijn! Maak nu maar dat jullie wegkomen, anders gebruiken we geweld!'
Hoofdstuk 109: In Frohnleiten. Kerkelijk-bekrompen geesten. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Als Mathilde dat ziet, zegt ze: 'Mijn God en Vader, die heeft een moed zoals de aartsengel Michaël nog niet eens bezit! Met welk een heftigheid doet ze nu alsof ze helemaal in Uw allerheiligste borst zou willen binnengaan. O, dat is toch wel wat al te kras! Ik zou dat ook graag willen doen als ik er maar de moed voor had. Nee maar, die maakt het mij toch wel wat al te bont!'
Hoofdstuk 99: De Heer over het onzevader. Strijd om een plaats aan de vaderborst. Helena over Gods- en broederliefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Na deze woorden wendt de officier zich weer vriendelijk tot Mathilde en zegt: 'Luister eens, lieve vriendin, zou je me niet in vertrouwen willen zeggen hoe het eigenlijk kon gebeuren, dat jij met jouw ziel toch zo aan lagerwal bent geraakt? Ik herinner me jou in de bloei van jouw aardse leven hier in Wenen ergens te hebben gezien. Toen was je een toonbeeld van vrouwelijke volheid en weelde, en nu...! Als je je er niet teveel voor geneert, vertel me dan waarom jouw ziel, ondanks het bezit van zo'n prachtige geest, toch zo verkommerd is!'
Hoofdstuk 92: Vervolg van Mathildes levensgeschiedenis. Onthullingen van de treurigste soort. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[17] Later heb ik gehoord dat mijn goddelijke leraar het tot officier bij de generale staf en later tot kapitein in het leger had gebracht. Of hij nog leefde, kon ik niet meer te weten komen. Ikzelf moest jammer genoeg al op mijn achttiende trouwen en werd op mijn vijfentwintigste al weduwe. O, had ik toen mijn leraar maar kunnen vinden, hoe gelukkig zou ik dan zijn geworden! Maar God de Heer liet het niet toe. Ik bleef daarna ongehuwd en had een dochter, die zo ongeveer in alles mijn evenbeeld was. Enkele jaren geleden betrad ik deze eeuwige wereld en deed hier overal navraag, of mijn leraar hier mogelijkerwijs ook al was. Helaas kon ik tot nu toe nog niets over hem te weten komen. Hij heette Peter; een andere naam kon ik van hem nooit te weten komen, ook mijn ouders niet; het was de enige eigenaardigheid die deze leraar bezat. Hier in de geestenwereld zou ik toch graag iets over hem willen vernemen. U bent zo'n wijze man, kunt u misschien mij inlichten over hem? O, kon ik deze edele geest toch nog maar eens ontmoeten!'
Hoofdstuk 91: Een gedenkwaardige levensgeschiedenis, die ook de officier interesseert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] De officier zegt: 'Wat, is dat nog niet alles? Nou, vertel dan maar verder!' - Zij zegt: 'Ziet u, ik ben een grote zondares geworden en heb nu de hel verdiend en de hemel verspeeld, want ik was al op mijn dertiende heimelijk begonnen met het bedrijven van de slechte liefde, en wel met een soldaat van de artillerie. Toen ik stierf ging het allemaal zo vlug, dat ik niet eens het sacrament van de stervenden heb kunnen ontvangen. Hier in deze wereld heb ik alle kerken al afgelopen en heb willen biechten en communie doen, maar er was nergens een geestelijke te vinden. Daarom sta ik hier nog vol zonden en durf niet naar Onze-Lieve-Heer te gaan. Wel heb ik al vaak intens berouwen verdriet gevoeld, maar wat helpt dat als men niet heeft gebiecht en communie gedaan en ook de laatste zalving niet heeft kunnen krijgen? O mijn God, wat zal er nu van mij terechtkomen?!'
Hoofdstuk 90: Nog enkele levensgeschiedenissen. Het geduld van de officier wordt wederom op de proef gesteld. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Helena zegt: 'Nou, weet u dan wel, wat voor een gekunsteld Duits u spreekt? Ziet u, iedere taal is mooi en goed als ze maar uit een eerlijk hart en een eerlijke mond komt. Een taal mag nog zo beschaafd zijn, maar wat is ze waard als ze uit een echt spitsboevenhart komt? Wat hebt u dan liever: dat ik netjes Hoogduits spreek, maar u bedrieg, of dat ik echt op z'n Lerchenfelds praat en het daarbij doodeerlijk met u meen? Een zuiver Hoogduitse uitspraak is hier in Wenen gewoonlijk aanstellerij. De een spreekt Hoogduits omdat hij de mensen wil doen geloven dat hij een geleerde is, een ander spreekt Hoogduits om bij het schone geslacht veroveringen te maken, maar heeft daarbij gewoonlijk de gemeenste bedoelingen, zoals ik maar al te vaak heb ondervonden. Zo gaat het ook toe op kantoren en kanselarijen: de beambten die echt Hoogduits spreken, zijn gewoonlijk ook de grofsten, verwaandsten en domsten en willen met hun deftige taal alleen hun fouten verbergen. Zegt u eens, is dat alles geen echte schelmerij? En dat noemt u een beschaafde taal, die de mensen nodig hebben om anderen flink te bedotten? Hou daar nu maar vlug over op, anders word ik er nog misselijk van!'
Hoofdstuk 86: Antwoord van de ongelovige officier. Helena bemoeit zich ermee. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Met deze troep militairen daarentegen zullen we het gemakkelijker hebben. Zij hebben nu voor ons pas op de plaats gemaakt, omdat wij hun zijn opgevallen. Zij zijn hier op patrouille en zijn nu van plan om ons te vragen wat we hier doen. Bij deze gelegenheid zullen we hun dadelijk waarheidsgetrouw meedelen wie wij zijn en wat we willen, en we zullen hen dan uitnodigen ons te volgen naar het rijk des levens. Maar, Mijn beste Robert, nu ben jij weer eens aan de beurt. Jij moet hier namens ons allen het woord voeren. Let daarom maar heel goed op!'
Hoofdstuk 83: De verdere lotgevallen van de priesters van de domkerk. Het wezen van de wijsheidsgeesten en hun moeizame bekering tot de liefde. De militaire patrouille in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Paulus gaat nu verder. Als Ik met Petrus en Johannes bij de monniken kom, vragen ze ook Mij om een aalmoes voor de arme zielen in het vagevuur, maar Ik geef hun geen antwoord en schenk hun ook geen aalmoes en Mijn begeleiders doen dat evenmin. Dan beginnen de beide monniken ons naar de hel te verwensen en ons eindeloos uit te schelden voor vuile schurken. Daarop komen alle Weners, die we al eerder hadden gewonnen, eraan, pakken de beide monniken beet en willen hen eens flink afranselen. Ik zeg echter tot hen: 'Laat hen, zij zijn genoeg geslagen! Al hun inspanningen op aarde evenals hier in het geestenrijk zijn van nu af aan tevergeefs. Zij zullen langzaam verdorren als afgemaaid gras en zullen tot voedsel voor de dieren in de diepste duisternis worden opgeslagen. Laten we nu naar buiten gaan! Ik zie nog enkele vruchtbare tuinen, waarin wij nog oogst moeten binnen halen.'
Hoofdstuk 66: Geldzuchtige bedelmonniken bij de uitgang van de grafkelder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Kijk eens naar Rudolf, die een vorst was naar Gods hart, naar Theresia, de rechtschapen Jozef, de hartelijke Leopold, de minzame Frans en nog enkele van jullie broeders en zusters; zij hebben ook, net als eens David, van alles gedaan dat niet volgens de orde van Gods liefde was. Maar God de Heer woog de last die ze te dragen hadden, heeft hun, evenals David, iedere schuld kwijtgescholden en heeft hen nu al in Zijn rijk opgenomen. Want zij die bij Hem zijn, zijn ook al in Zijn rijk. De Heer wil echter ook jullie allen genadig zijn. Waarom willen jullie Zijn grote genade dan niet aannemen? Is het dan niet beter om de genaderoep van de Heer te volgen dan door onbuigzame koppigheid rijp te worden voor de hel?'
Hoofdstuk 62: Paulus' opwekkingstoespraak tot de vorsten. De apostel toont de wandaden tijdens hun regeren aan en belooft de genade van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Theresia zegt: 'Lieve overgrootoom, ik zal u volgen en mijn zonen eveneens. Ook wij zijn dit mollenleven beu. We willen graag eens een verandering, anders worden we nog louter standbeelden!' Jozef zegt: 'Ik ben het volkomen met je eens. Men moet het goede moment benutten. Wie dit voorbij laat gaan, heeft kroon en scepter weggeworpen en nooit krijgt hij deze weer terug. Daarom wil ik ook niet de laatste zijn om dit gunstige moment aan te grijpen!' Daarop zegt Leopold: 'Zo is het ook mij te moede. Eenmaal moet het toch anders worden, want hier maar bij elkaar hokken is niets! Op aarde een zondebok en hier een eeuwige stok zonder hemd of rok, dat wordt doods en vervelend. Daarom ben ook ik zo vrij om me bij de landverhuizers aan te sluiten.'
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Ik, de eerste uit Habsburg, denk echter zo: wie zelf vol trots en hoogmoed is, wil ook een heel trotse en hoogmoedige, ontoegankelijke God - een zonde van de trots, die soms ook mijn ziel is binnengeslopen. Maar deze wijze vriend heeft mij duidelijk gemaakt dat de ontoegankelijkheid van het licht waarin God woont daarin ligt, dat de deemoed en de onbegrijpelijk diepe minzaamheid van God een gruwel zijn voor de trotse mens. Daarom zeg ik: mea culpa, mea maxima culpa! ( Door mijn schuld, mijn allergrootste schuld ).Ik was eens als keizer daadwerkelijk ook zo, alhoewel ik steeds de gedachte had dat alleen de trotse en hoogmoedige zich God zo kon voorstellen. Nu is die gedachte in mij echter tot waarheid geworden en ik richt tot jullie allen, mijn aardse kinderen, het verzoek deze goede vriend te volgen. Hij zegt van zichzelf dat Hij Christus is. Dat laten we echter nog even rusten. Mogelijk is alles, maar we willen deze zaak nog diepgaand onderzoeken. Dus wat denken jullie, mijn beste vrienden en aardse kinderen, wat gaan jullie doen?'
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Paulus zegt: 'O ja, dat laatste is wel juist, maar niet voor iedereen. Kijk eens goed! Juist het licht waarin de Heer zich nu bevindt, zal voor jou en jouws gelijken wel het meest ontoegankelijke zijn, want het licht der deemoed en zelfvernedering is voor wezens als jullie waarlijk het meest verborgen. Ik, Paulus, zeg jullie: zou de Heer stralend als een zon naar jullie zijn toegekomen, dan hadden jullie Hem meteen aanvaard, maar in dit kleed is Hij voor jullie ontoegankelijk! Het zal voor jullie echter nog moeilijk worden om dichter bij Hem te komen! Jullie weten nu alles; doe derhalve wat jullie willen! Ik ben uitgepraat met jullie.'
Hoofdstuk 58: Voortzetting van de les aan de dynastie. Gelijkenis van de luie herders. De dynastieën bestaan slechts omwille van de volkeren. Aansporing tot deemoed en verwijzing naar de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...