Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 37 van 124

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[8] Maar komt het in dat geval niet bij intelligente mensen vanzelf op dat al het worden, zijn en bestaan, waarin ten eerste bij alles een bepaalde onveranderlijke vorm, hoedanigheid, eigenschap, nut en einddoel goed en vaststaand te herkennen is, door een kracht voortgebracht moet worden waarvan inzicht en wijsheid onbegrensd en onveranderlijk maar wel alomvattend moeten zijn, omdat je anders nooit een bepaald gevormd voorwerp te zien zou krijgen of het nu een steen, een metaal, een plant of een dier is?! Zo'n kracht moet beslist homogeen en zich van zichzelf heel goed bewust zijn, omdat anders niets een bepaalde en op zichzelf homogene vorm aan zou kunnen nemen.
Hoofdstuk 87: De innerlijke ontwikkeling van de geestelijke mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Als hij die gevonden heeft, zal hij in zijn hart ook weldra een gevoel van liefde voor God waarnemen en uit die liefde steeds meer beseffen dat God in Zichzelf met de grootste liefde vervuld moet zijn om met zo'n grote lust en vreugde een ontelbaar aantal dingen en wezens, die niet alleen maar getuigen zijn van Zijn bestaan maar veeleer van Zijn wijsheid, macht en liefde, zo wonderbaarlijk wijs te scheppen.
Hoofdstuk 87: De innerlijke ontwikkeling van de geestelijke mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] IK zei: 'Dat gebeurde heel gewoon omdat alles tot aan de grens van Klein-Azië nu volgens de landindeling van de Romeinen bij Galilea hoort, en dus zijn we nu nog in Galilea en letten niet meer op de oude namen, maar alleen op die zoals ze nu bestaan! Dit land, dat in de tijd van Jacob en later tijdens de Richteren het land der treurnis, een land voor verbannen mensen was, is nu een land van vreugde geworden, en hoewel het vroeger klein was, is het nu groter geworden dan alle landen van het hele beloofde land. Wij zijn nu weliswaar in het oude Syrië, maar toch zijn wij in het nieuwe Galilea (G = als Sch uitgesproken, heet het 'Schalilea' = een plaats van treurnis), dat niet een land van treurnis, maar een land van vreugde en geestelijke opstanding is geworden. -Begrijpen jullie dat?'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Eén enkele en enige godheid, zeg maar, volledig boven alles liefhebben, is een moeilijke zaak, omdat men als volwassen denkend mens al moeilijk gelooft dat er ergens een onomstotelijk bewijs voor zo 'n god bestaat. Zijn bewijs voor het bestaan van één enkele ware god is heel goed en klinkt aannemelijk; maar daar zou je je als leerling al vanaf de wieg intensief mee bezig moeten houden, onder voortdurende begeleiding van een zeer ervaren theosoof, omdat anders niemand langs deze weg ooit tot volledige kennis van een enig ware god zou kunnen komen.
Hoofdstuk 89: Tweespraak tussen de dokter en de waard over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Kijk, het gaat hier ten eerste om de mogelijke instandhouding van de staatswetten met behulp van allerlei goede lessen over het bestaan van bovenzinnelijke krachten en machten in de natuur, die wij in het algemeen goden noemen! Om deze voor het volk aanschouwelijk te maken hebben wij ze door gepaste beelden in zuivere vormen volgens de regels der kunst zichtbaar gemaakt. Het volk is er al vanaf de wieg aan gewend en werd door het zien ervan steeds gesticht en heeft daarbij zeker goede en vrome bespiegelingen gehad. Wij, priesters, hebben het volk echter ook door op de verheven beelden te wijzen, op eenvoudige wijze menige goede en nuttige les kunnen geven, wat zonder deze beelden beslist een veel moeilijker opgave geweest zou zijn.
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wel, Heer en Meester, ook dat roept weer vragen op, en wel ten eerste: Waarom moet zo'n gevaarlijk en eigenlijk totaal nutteloos meer op de aardbodem bestaan? Er kunnen geen schepen varen en het heeft nog nooit ook maar één vis opgeleverd. Het heeft geen zichtbare aanvoer en net zo min een afvoer, en is daardoor ook voor de bevloeiing van de omgeving helemaal niet te gebruiken. T en tweede dient het volgens de heilige, ware leer die U ons nu gegeven heeft, door die werkelijk magische lichtverschijnselen alleen maar voor afgoderij, waar ik als zodanig niets op tegen heb, maar nu vanuit een moreel gezichtspunt gezien heel veel. Want ook al zijn nu de drie onbeholpen beelden door Uw wonderkracht als levensmeester verdwenen, dan blijft toch de afgoderij zeker net zo voortbestaan als voorheen. Zou het voor U niet even eenvoudig zijn om aan dit afgodische meer op dezelfde manier een einde te maken als aan de drie beelden?'
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen zei DE MINERVAPRIESTER: 'Luister, godmens, onze bezigheden bestaan ook voor een groot deel uit de dagelijkse tijdsbepaling, het rangschikken en tellen van dagen, weken, maanden en jaren, en wij moeten een studie maken van de planeten en de twaalf hemeltekens en vaststellen welke het jaar beheersen! Dat is een bezigheid die veel kennis, ervaring en werk vereist, en het is voor de gehele mensheid iets zeer noodzakelijks omdat zij zonder onze waakzaamheid, zorg en inspanning al gauw met al haar verschillende werkzaamheden in de war zou raken.
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE PRIESTER zei echter: 'Daarmee ben ik jullie al voor geweest! We zullen elkaar nu echter in het vervolg in deze nieuwe leer nog heel vaak tegenkomen en elkaar wederzijds stichten in de naam van deze levende god. Want onze oude, stenen goden bestaan allang niet meer, dat wil zeggen, dat wij priesters daar eerlijk gezegd allang geen waarde meer aan gehecht hebben, en zij waren voor ons ook al heel lang zo goed als niet aanwezig; maar nu bestaan ze ook niet meer, want deze almachtige heeft hen door zijn wil vernietigd en hij heeft ook het heilige meer voor alle toekomstige tijden met vaste grond afgedekt. Wijzelf zijn nu ook zijn leerlingen geworden en wij zullen jullie nu in plaats van de oude leugen de nieuwe, rotsvaste waarheid verkondigen en jullie helpen door allerlei nuttig onderwijs, en zo zullen wij oude, goede vrienden blijven!'
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Zonder God en buiten God kan er in eeuwigheid nooit en nergens iets bestaan. Wat er is in de hele, eeuwige oneindigheid, is uit God, en dus eigenlijk volkomen geestelijk. Dat het in een wereld als vaste materie zichtbaar wordt, komt door de standvastigheid van de Goddelijke wil; als die op zou houden een gedachte van God vast te houden, zou voor een stoffelijk oog daarvan zelfs geen spoortje meer te ontdekken zijn, hoewel de op deze wijze opgeloste gedachte van God geestelijk eeuwig in God zou moeten voortbestaan.
Hoofdstuk 107: Het verkeer met gene zijde. Bewijzen voor het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Juist daarom kunnen jullie er ook niet meer achterkomen dat het nog steeds bestaande verkeer tussen de hier levende mensen en de overgegane zielen nog net zo bestaat als het altijd bestaan heeft bij mensen die bij de oude waarheid gebleven zijn.
Hoofdstuk 109: Gedachtenwisseling tussen de schriftgeleerde en de vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE PRIESTERES zei: 'Ja, ja, dat klinkt al beter en er zit veel in van wat je in de natuur terugvindt! Maar ik ben een zelfstandig denkend wezen, ik heb denkvermogen en rede, en ik zoek en vind geen god, -en waar vind ik iemand om mij de aangetoonde, ware goddelijke wil mee te delen, zodat ik die dan kan opvolgen? Of heb ik vóór dit bestaan van mij ooit met de absoluut ware god een bepaald contract afgesloten waarin de voorwaarden staan waaronder ik in deze wereld geboren moest worden en wat ik dan moest doen ?
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarop zei de schriftgeleerde niets meer; maar IK zei tegen de priesteres: 'Luister, erg wijsgerige priesteres, het maakte niets uit of Ik of deze leerling met je sprak, want ieder van Mijn leerlingen die wat dan ook in Mijn naam zegt, kan alleen maar datgene zeggen wat Ik hem Zelf in de mond leg! Hij heeft je precies gezegd wat Ik je gezegd zou hebben! Dat jullie egocentrische stoïcijnen niets dan de dood en de uiteindelijke volledige vernietiging van jullie bestaan in je voelen, is alleen maar jullie eigen schuld.
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daarop zei DE LEIDER van dit dorpje: 'Dat is nu allemaal goed en wel, maar één ding bevalt me niet van jou, vooral bij deze wonderbare gelegenheid! je zei, dat jullie priesters eerlijk gezegd allang geen waarde meer hechtten aan de goden. Dat was heel goed en verstandig voor jullie en voor jullie inkomen; want juist omdat jullie geen geloof meer aan de oude goden hechtten, konden jullie hun ook toedichten watje maarwilde. jullie deden je voor als bemiddelaars tussen de goden en ons armzalige, domme, blinde mensen en zeiden:'Dat en dat verlangen de goden als zoenoffer om te voorkomen dat ze ons met de een of andere kwade plaag bezoeken!' Wij offerden dan gewillig als dwazen, -en jullie verslonden, in plaats van de goden die nooit en te nimmer ook maar bestaan hebben, de offers die jullie voor de goden gebracht werden en die vaak heel royaal waren! Als jullie zelf echter al zo lang niet aan de goden geloofd hebben, waarom maakten jullie daar dan zo'n misbruik van, en waarom bedrogen jullie ons? -Hoe zullen jullie dat weer goedmaken?
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'O, zeer zeker; maar ook daarvoor is het hier niet de goede plaats, omdat deze mensen over onze Schrift weinig of zelfs niets weten. Bovendien doorgronden jullie zelf ook nog veel te weinig jullie -zeg maar -geest van gene zijde, en jullie zijn daar nog te weinig één mee geworden om inzicht te kunnen hebben in het visioen van de ziener Daniël, en het tot op de bodem te begrijpen. Want al zouden jullie desnoods de twee eerste dieren begrijpen, dan zouden jullie toch de twee laatste niet kunnen begrijpen omdat hun bestaan en hun daden weggelegd zijn voor toekomstige tijden. Hoe zou men nu aan jullie verstand, dat nog slechts natuurlijk is, iets duidelijk uit kunnen leggen wat nog niet op aarde is voorgekomen maar zich pas na vele eeuwen zal afspelen?!
Hoofdstuk 101: De Heer verklaart de geschiedenis van Daniël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Wat zouden jullie ervan zeggen als Ik jullie meedeelde dat het over ongeveer 2000 jaar vanaf nu gerekend, met Mijn leer in het algemeen nog veel slechter gesteld zal zijn dan met het ergste heidendom van nu, en nog erger zal zijn dan het domste wat de Farizeeën nu voorschrijven in Jeruzalem, dat vanaf heden geen vijftig jaar meer zal bestaan?! Wat zullen jullie zeggen als Ik jullie openbaar dat de mensen in die tijd grote kunstmatige ogen zullen uitvinden en maken, waarmee zij in de diepste diepten van de sterrenhemel kunnen kijken, en heel andere berekeningen zullen maken dan de Egyptenaren gedaan hebben?! Ja, de mensen zullen ijzeren wegen aanleggen en met stoom en vuur in ijzeren wagens rijden zo snel als een afgeschoten pijl door de lucht vliegt! Zij zullen elkaar met metalen vuurwapens bevechten, en hun brieven door de bliksem over de hele wereld laten verspreiden, en hun schepen zullen zonder zeilen of roeiriemen door de kracht van het vuur over de grote wereldzee varen zo snel en gemakkelijk als de arend door de lucht vliegt; -en nog duizend en één andere dingen waarvan jullie je geen voorstelling kunnen maken.
Hoofdstuk 101: De Heer verklaart de geschiedenis van Daniël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...