Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22721 resultaten - Pagina 37 van 1515

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[11] Dat alles wisten de zwarte ridders, en zij zonden een sluwe mooiprater naar Herodes met het voorstel dat Herodes, vanwege de bekende onvruchtbaarheid van zijn vrouw, zich tegen een klein offer aan God zonder meer een bijwijf aan mocht schaffen en er volkomen verzekerd van kon zijn dat de tempel daar geen bezwaar tegen zou maken.
Hoofdstuk 12: De gevangenneming van Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Maar de oude heks dacht daarbij beslist wat ik, die.Herodias naar huis moest begeleiden, duidelijk in haar ogen kon lezen: 'Kijk, daar steekt iets achter! Als Herodes zich de eerste keer niet door de grote bekoring van mijn dochter heeft laten vangen, dan zal dat de tweede maal ook niet gebeuren. Omdat de oude dan echter het recht zou verliezen om ten aanzien van de een schadevergoeding van Herodes te eisen, gaf zij de dochter een fraaie les hoe zij het een volgende keer aan moest leggen om Herodes tot geslachtsgemeenschap over te halen.
Hoofdstuk 12: De gevangenneming van Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Bij dat alles krabde Herodes zich achter zijn oren en zei tegen mij: 'Ik zie al verscheidene dagen wat er aan de hand is, maar wat kunnen we daar aan doen? Het zou misschien nog maar het beste zijn om de vrije toegang tot Johannes wat meer te beperken, alleen zijn bekendste leerlingen bij hem toe te laten en iedere vreemde de deur te wijzen. Want het is erg eenvoudig voor een door de vrouwen gehuurde sluipmoordenaar om onze Johannes een dolk in het hart te stoten, en dan zou het kwaad uit de tempel zijn doel bereikt hebben. Want geloof mij: ook de vrouwen zijn door de tempel bewerkt! Ik zal echter om Johannes te redden, de vrouwen en met name Herodias weer vrije toegang geven. Ga jij daarom naar Herodias en zeg haar dat zij mij van nu af aan kan en mag bezoeken!'
Hoofdstuk 13: De moordaanslag op Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ik antwoordde hem koelbloedig: ' Als hij niet uit zichzelf komen wil, zullen wij voor niets gaan! Want voor wij hem kunnen doden, leven wij allang niet meer. Daar hij de geheimste gedachten van de mensen kent en ook hun bedoelingen, zal hij ons al doden als wij hem nog maar nauwelijks zien! Onder deze omstandigheden zie ik echt geen reden om hem op te gaan zoeken! ' Toen zei hij: 'Ik wil het en mijn wil is goed. Als de profeet goed is, zal hij mijn goede wil ook als goed onderkennen en naar mij toekomen! Dat ik met hem niet datgene zal doen wat ik in mijn verblinding met Johannes heb gedaan, bewijzen mijn tranen om de goede Johannes. Ga en voer mijn wil uit!'
Hoofdstuk 14: De opdracht van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Zorg voor ons en bevrijd ons van de dwaas die in zijn woede niet te vertrouwen is, en wij zullen u daarvoor dankbaar zijn, daar kunt u van verzekerd zijn! Wat ik u nu heb verteld, is de volle waarheid; u weet nu precies wat er aan de hand is. Handel nu naar recht en rechtmatigheid! Als u, Romeinen, eenmaal geheel onze meesters bent, hebben wij met Herodes niets meer te maken! Wij zullen daarbij bereid zijn u nog duizendmaal trouwer te dienen dan de oude dwaas en tiran! Want u heeft toch nog iets menselijks, terwijl Herodes een onmens is als hij in woede ontbrandt!"
Hoofdstuk 14: De opdracht van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Dat Herodes zo'n verzoek aan Rome heeft gericht, daar sta ik als geloofwaardige getuige voor in, omdat ik zoals gezegd het verzoek zelf heb opgesteld en geschreven. Dit buitengewone verzoek ging echter -zoals wel te begrijpen is -niet zonder een zwaarwegende begeleiding van veel goud en zilver naar Rome. De brengers waren vijf van de belangrijkste Farizeeën die voor heel persoonlijke aangelegenheden destijds een reis naar Rome maakten: Enige dagen voor hun vertrek kwamen zij bij Herodes en vroegen hem of hij uit Rome nog iets nodig had. .
Hoofdstuk 15: De raadselachtige Romeinse volmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ja, nu is het dan ook te begrijpen waarom mij daarover uit Rome geen enkel bericht, in welke vorm dan ook, heeft bereikt! Want mij, als onbeperkte gezagsdrager van Rome over geheel Azië en een aangrenzend deel van Afrika moet toch mededeling gedaan worden van alles wat maar door Rome over Azië wordt beslist. Anders zou ik een mij onbekende bepaling van Rome, zodra deze ergens ingevoerd zou worden, aanzien voor een provinciale eigenmachtigheid en dus als opstand tegen Rome en haar macht, en daar meteen met alle mij ten dienste staande machtsmiddelen tegenin moeten gaan! Daarom zul je nu wel beseffen dat de volmacht van Herodes vals moet zijn! Maar als de volmacht vals is, zul je ook inzien dat ik ten eerste aan Herodes het bedrog moet mededelen, en ten tweede hem de valse volmacht moet afnemen en naar de keizer moet zenden, opdat deze zelf, vanwege de ontheiliging van zijn persoon, de doortrapte misdadigers kan straffen!"
Hoofdstuk 16: De vervalste volmacht van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] ZINKA antwoordt: "Het is de dierbare politiek waardoor het priesterdom bijna in alle tijden en in alle landen der aarde een zeker voorrecht bezit, zodat het veel kan doen wat voor de rest van de mensheid een misdaad zou zijn. De priesters zijn vermetel genoeg zich aan de andere mensen letterlijk als goden op te dringen, en naar believen tegenover iedereen de mond vol te hebben over het zogenaamde woord van God. En geen mens ageert daar tegen, en zelfs de keizer moet dat brutale spel tolereren vanwege het vanouds ingeprente bijgeloof van het volk, waardoor de mensen op de juiste, gehoorzaam deemoedige plaats worden gehouden en niet opstaan tegen de koning van het land als deze hun vaak moeilijk op te volgen wetten en zwaar drukkende schattingen oplegt.
Hoofdstuk 17: De politiek van de tempelpriesters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Het wachten zou wel gaan als er in mij in plaats van een weetgierige ziel, een dode steen lag uit te rusten, maar mijn ziel is geen steen, maar een altijd naar licht dorstende geest. Zijn dorst is niet met een koele dronk te lessen, maar door een verklarend woord dat uit de mond van een reeds gelaafde geest komt. U hebt deze geestelijke drank in overvloed en u loopt ervan over. Maar bij mij, de van dorst smachtende, wilt u uit uw overvloed ook niet één druppel op mijn gloeiende tong laten druppen! Kijk, dat is het nu wat mij het meest verdriet doet en mijn verstand in de war brengt! Als ik onder zulke omstandigheden een beetje verward wordt, -kunt u, verheven vriend, zich daar dan over verwonderen?
Hoofdstuk 20: Zinka en het voedselwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Ik blijf er nog steeds bij dat het er hier niet natuurlijk aan toe gaat! Jn dit grote gezelschap moet zich een magiër bevinden, die hiermee zijn onbegrijpelijke wonderkracht demonstreert! Of bevinden wij ons soms in de buurt van die grote profeet die ik met mijn negenentwintig metgezellen heb gezocht? Als dat het geval zou zijn, zou ik u, verheven vriend en gebieder, heel onderdanig moeten verzoeken ons dertigen weg te sturen naar waar u ons ook maar hebben wilt, of u zou ons weer moeten laten boeien. Want als de profeet zomaar binnen ons bereik zou komen, zouden wij vanwege de voor Herodes afgelegde, dure eed de hand op hem moeten leggen. Daar zouden wij weliswaar niets aan hebben, maar toch zouden wij dat terwille van de eed tot ons eigen ongeluk moeten wagen!"
Hoofdstuk 20: Zinka en het voedselwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] U, verheven vriend en heer, kunt gemakkelijk kalm blijven, omdat u zeker de oorzaak weet, maar voor ons is het iets heel anders! Kijk alleen maar eens naar de vis die ik nu nog eet! Ik heb daarvan steeds maar gegeten en gegeten en nog is verreweg het grootste deel over! Ik ben helemaal voldaan, en kan toch nog doorgaan met eten! Dit is mijn beker, waaruit ik toch wel meer dan een volle maat (2 liter) heb gedronken, en kijk eens, -nauwelijks drie vingers staat de wijn onder de rand! Ja, dat kan men dan toch als denkend mens niet zo zonder meer aannemen alsof daar zogezegd niets bijzonders mee zou zijn! Ik ben hier uw gevangene en kan geen verklaring van u eisen over dit wonderbaarlijke verschijnsel, maar vragen kan en mag ik toch wel? Ik vroeg het u echter en u zei dat ik moest wachten!
Hoofdstuk 20: Zinka en het voedselwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] EBAHL antwoordt: "De jongen woont bij mij in Genezareth en het meisje is mijn eigen dochter. Zij is pas vijftien jaar; maar zij heeft de hele Schrift in hoofd en hart, - en de jongen ook, die is voorlopig onderwijzer in mijn huis. Ik ken hem dus erg goed! Maar dat hij zo'n buitengewoon zanger zou zijn, daar was mij tot op dit ogenblik niets van bekend, daarom ben ik zelf nu ook erg nieuwsgierig naar zijn toon .
Hoofdstuk 22: Het gezang van Raphaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Wat hier nu gebeurt, gebeurt voor God en voor Zijn hemelen. Het gebeurt niet voor deze wereld, want die zou zoiets nooit begrijpen. Daarom zal de wereld daar ook weinig of niets van merken en ook van deze toon niets ondervinden. Kijk maar eens naar de mensen aan de andere tafels hoe ze oordelen en onderling twisten. Laat ze maar oordelen en onder elkaar twisten! Zij zullen toch met z'n allen niets te weten komen, want een werelds verstand begrijpt dit nooit!
Hoofdstuk 23: Omgang met God door het innerlijke woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kijk eens naar wat wij moeten doen!? Ik ben nu hier, zoals je ziet. Als de Heer dat echter wil, moet ik op stel en sprong naar een wereld zeer ver hier vandaan en daar zolang blijven als volgens de orde van de Heer noodzakelijk is. Geloof mij, wij zijn daar echt vaak heel ver verwijderd van de persoonlijke tegenwoordigheid van de Heer, -maar in het geheel niet van de geestelijke, want wij zijn daar steeds in God, zoals God ook in ons is en Zijn onmetelijk grote daden doet.
Hoofdstuk 23: Omgang met God door het innerlijke woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Dat bracht onze Zinka tot rust, maar hij lette nu overal op en hield zijn ogen en oren op Cyrenius, Cornelius en de engel gericht omdat hij dacht dat zij Mij het eerst zouden kunnen verraden. Daarin vergiste hij zich evenwel, want Ik had hun meteen in hun hart gelegd wat zij moesten zeggen en waarheen zij de aandacht van Zinka moesten afleiden. Ook werd nu de zitting opgeheven en werden de tafels weer afgeruimd. Wij gingen naar de oever en hadden het daar over heel onbelangrijke zaken. Natuurlijk verloren Zinka en zijn metgezellen ons niet zo gemakkelijk uit het oog.
Hoofdstuk 25: Zinka vraagt verder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...