Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1915 resultaten - Pagina 37 van 128

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[2] Toen bedankten de vrouwen, hun kinderen en bedienden Mij nog eens voor wat Ik hier voor hen gedaan had en begaven zich daarna in hun zeer deftige huizen.
Hoofdstuk 105: Het misnoegen van de Heer over de hoogmoedige, kritische vrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Strooi maar eens zuiver zaad in een zorgvuldig geschoonde akker, dan zal daartussen toch altijd onkruid opschieten! Strooi echter onkruidzaad op een stuk grond, en je zult niet één tarweaar zomaar temidden van het onkruid zien opkomen! Daarom moet de mens het goede altijd met bijzondere vlijt verzorgen, en heeft hij daarbij zijn handen vol om het tegen allerlei kwaad te beschermen. Maar ondanks alle vlijt en ijver van menig achtenswaardig mens wordt dan in de loop van de tijd toch alle moeite en inspanning te niet gedaan, zoals bij een grote, mooie stad die eens vol wereldse luister was, maar waarvan men later nauwelijks meer weet waar zij gelegen heeft.
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] DE PRIESTERES zei: 'Vriend, ook zonder die raad van jou, die hier totaaloverbodig is, wist ik dat wel! Maar jij begon meteen tegen ons te praten en daarom vereiste de beleefdheid dat we met jou spraken; nu schijn je echter aan het eind van je wijsheid te zijn, en daarom verwijs je mij naar de grote, wijze meester! Dat is best, maar als je dat meteen in 't begin gedaan had, zou dat mij en ons allen liever geweest zijn.'
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Het is daarom goed om mensen die men voor de waarheid wil winnen, vooraf zo grondig mogelijk hun onjuiste beweegredenen uit te laten spreken. Hebben zij dat met alle energie -zoals de priestervrouwen gedaan, dan is de voornaamste kracht waar zij aan vast houden verdwenen en beginnen zij pas aandachtiger naar hun tegenstander te luisteren, en ook begrip te krijgen voor hogere waarheden, verwerpen dan vanzelf hun verkeerde beweegredenen, waarna men hen gewonnen heeft.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Jullie hebben door wat je hier gedaan hebt, je niet bezondigd aan de oude goden, die nooit en nergens -behalve in de fantasie van de domme mensen -bestaan hebben, maar enkel en alleen aan de grote, almachtige Godmens, die in Zijn grote liefde voor alle mensen speciaal ook naar ons is gekomen om ons uit onze lange, voortdurende, grote dwaling te bevrijden en het enige ware levenslicht te laten zien en te geven. Door Hem en in Hem werkt de ware, eeuwig ondoorgrondelijk wijze en almachtige God. Dat is een waarheid die door niemand, al was die ook maar vanuit de verte getuige van Zijn daden, meer ontkend kan worden. En ook al heeft iemand Zijn daden, die alleen een God mogelijk kunnen zijn, zelfniet gezien, maar alleen Zijn leer getrouwen onvervalst van een ander gehoord, dan zal hij daaruit toch snel en moeiteloos gewaar worden dat die leer nooit van een mens, maar alleen van de enige en eeuwige God afkomstig kan zijn; want alleen een goddelijke mond kan woorden spreken die als levende vlammen in het hart van de mensen dringen en daarin een bewustzijn teweegbrengen waarvan eerder nooit enig mens een vermoeden heeft kunnen hebben. Ga dus daarom zelf in alle deemoed en liefde naar Hem toe, vraag het Hem, en Hij zal jullie niet onverhoord weg laten gaan!'
Hoofdstuk 103: Het goede getuigenis van de priestervrouwen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen DE VROUWEN, KINDEREN EN OOK DE BEDIENDEN de zaligheid van Mijn woorden in zichzelf waarnamen, zeiden zij: 'Ja, waarlijk, waarlijk, o grote, van God vervulde Meester, zoals U, kan geen mens spreken! Wie U slechts hoort, heeft geen ander teken meer nodig, omdat de woorden hem al het meest duidelijke bewijs geven wie achter degene verborgen moet zijn, die tot het uitspreken van zulke woorden in staat is. Het lijkt wel of U een mens bent, maar eigenlijk bent U alleen vanwege Uw geheiligde huid, een mens in onze ogen; maar onder Uw huid is bij U alles God, en oren die er voor bestemd zijn om datgene te horen wat inwendig in de mens is -zoals gedachten, wensen en besluiten, die hij hardop door woorden uit -, vernemen uit Uw mond alleen zuiver goddelijke zaken, en dus bent en blijft U, o grote Heer en Meester, voor ons de enige God! En onze latere nakomelingen zullen beslist nog met alle levenswarmte en -gloed vertellen, hoe wij, hun voorouders, werkelijk God gezien en met Hem gesproken hebben, en van Hemzelf onderricht hebben gekregen, en hoe WIJ Hem goed herkend hebben aan Zijn woorden en aan de tekenen die Hij voor onze ogen heeft gedaan. ,
Hoofdstuk 103: Het goede getuigenis van de priestervrouwen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Zeg eens waar Ik dan de grond vandaan heb gehaald waarmee Ik het meer heb opgevuld, of het materiaal waarmee Ik gisteravond de aardse bezittingen van de arme vissers heb verbeterd, en waar is de materie van de drie goden gebleven? Bij het meer en bij de vissers is Mijn gedachte door Mijn wil vastgelegd, en bij de beelden is Mijn vastgelegde wil losgelaten en Mijn oergedachte vrij en weer geestelijk gemaakt. En dat is ook de verklaring voor de tekenen die Ik hier voor jullie gedaan heb. Voor het feit dat Ik echter ook Heer van de geesten en al het leven ben, is deze zoon Jorab, die eergisteravond door Mij uit de totale dood weer tot leven werd gewekt, een duchtige getuige. Kan Ik jullie dan nog meer bewijzen geven voor het verder leven van de ziel na de scheiding van het lichaam?'
Hoofdstuk 107: Het verkeer met gene zijde. Bewijzen voor het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Als jullie dat vanaf het begin gedaan zouden hebben - toen jullie je juist door je mentor, die een volgeling van Plato was, op een heel goede weg bevonden -, dan zouden jullie ons nu niet met jullie Diogenes volledig de mond willen snoeren; want dan zouden jullie zelf al van leven vervuld geweest zijn. Maar jullie Diogenes en jullie heimelijke, grote hoogmoed hebben jullie helemaal veranderd, en daarom zullen jullie nu je innerlijke leven helemaal van voor af aan volgens Mijn hier gegeven leer moeten gaan vormen. Met veel ijver en liefde zul je weldra grote vorderingen maken; maar als je eigenzinnig blijft, zul je ook in je innerlijke doodblijven. - Hebben jullie dat goed begrepen?'
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] DE OUDE VISSERSBAAS antwoordde: 'Heer, dat is mij zelf een raadsel! Het tijdstip is nu erg gunstig, en aan de oppervlakte van het water zie je voortdurend een groot aantalluchtbelletjes verschijnen, wat meestal een heel goed teken is om te vissen. Er is ook geen wind, en de zon staat precies op de juiste hoogte; daarbij komt nog dat de maan wast en in het teken van de vissen is gekomen, wat ook erg gunstig is om te vissen. Andere keren heb ik onder zulke buitengewoon gunstige omstandigheden altijd met weinig moeite veel gevangen, maar vandaag lijkt alles wel behekst. We hebben nu al vijf trekken gedaan, en dat bijna over de hele breedte van de rivier, en ik heb Neptunus en Triton en alle nimfen van deze rivier aangeroepen, maar allemaal voor niets! Niet één vis komt er in onze goede netten! Het is om wanhopig van te worden!
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Heeft de rijke zelf gelezen en verzameld? O nee! Dat hebben zijn arbeiders gedaan, die ook net zo goed mensen waren als hij! Omdat zij voor hem gewerkt, gelezen en verzameld hebben en dus hun goede persoonlijke recht tegen het beloofde loon aan hem alleen hadden overgedragen, maar hij hun het beloofde loon niet gegeven en hen tevens getiranniseerd heeft, hadden zij daarna toch het volste recht hun eigendom van degene te eisen en te nemen voor wie zij gelezen en verzameld hadden.
Hoofdstuk 118: De schuld van de vlotbazen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Laat dus jullie huidige overdreven eerbied varen! Kom aan tafel, en eet en drink opgewekt en blij met Mij mee! Want als jullie bij jullie feestmaaltijden heel vaak vrolijk konden zijn toen de dood nog in jullie harten woonde, zullen jullie nu nog veel vrolijker kunnen zijn omdat de dood van jullie geweken is en het leven zijn intrede in je hart heeft gedaan! Wat vinden jullie daarvan?'
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Kijk eens wat voor tekenen hier gedaan moesten worden om deze heidenen te laten geloven! De tekenen waren krachtige mest, zodat de leer als levenstarwe op hun gemoedsveld kon ontkiemen en tot een toekomstige vrucht kon opgroeien. Toen Ik echter anderhalf jaar geleden bij jullie Joden kwam, was slechts een woord voldoende en jullie volgden Mij, zonder dat jullie precies wisten wie je volgde. Jullie gemoedsbodem was wel begroeid met veelonkruid, en menige doornstruik omringde jullie hart, -maar daarnaast was er toch ook nog veel ruimte op het veld voor de tarwe.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Had de alwijze en almachtige god dan niet voor ander aards voedsel voor de dieren kunnen zorgen dan dat ze elkaar moeten doden en met het lijk hun honger moeten stillen? Wat voor kwaad heeft het arme konijntje de arend gedaan dat die het nu met zijn machtige klauwen moest pakken en ergens heen dragen om het daar nog levend te verscheuren en op te eten? En zo zijn er een heleboel van die roofdieren die zich alleen maar voeden met het vlees en het bloed van andere zwakkere, zachtaardiger dieren. Zouden die zich dan niet evenals ossen, ezels, geiten en schapen met gras kunnen voeden ?
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] leder mens op deze aarde heeft voor zichzelf het recht van lezen en verzamelen; als hij echter een medemens dient, moet die hem goed verzorgen, omdat hij voor hem afstand gedaan heeft van het eigen lees en verzamelrecht. Wij allen hebben dat voor u gedaan en u gegeven waar wij volgens de wet recht op hadden, en daarvoor wilt u ons nu zo belonen?! Weet, harde man, dat wij van u voor al onze moeite en ons harde werken niet alleen bijna geen loon, maar bovendien nog een slechte behandeling kregen, die nu in de laatste tijd al zover ging dat u op brutale wijze door uw gerechtsdienaren onze hutten liet doorzoeken, om te zien of we soms niet voor onszelf ook een kleinigheid verzameld hadden? En als er bij iemand iets gevonden werd, heeft u niet alleen alles bij hem weg laten halen, maar hem ook nog door uw wachters gruwelijk laten mishandelen, en u heeft zelfs formeel een wet laten afkondigen die luidt, dat ieder die iets van de schatten achter houdt, met de dood gestraft zal worden.
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen zeiden de arbeiders: ' Als u een man van uw woord was, zouden we u geloven, maar omdat u tot op heden nog nooit gedaan heeft wat u ons beloofd heeft, geloven we u ook ditmaal niet! Want uw grote hebzucht laat nooit toe dat u uw woord houdt. We zouden u best weer willen geloven, -maar we weten maar al te goed dat u, als wij nu rustig weggaan, meteen voor deze daad van geweld de bewaking in uw burcht tienvoudig zou versterken en ons dan zeer streng door uw bewakers zou laten straffen, die ons zonder moeite snel de baas zouden zijn. Geef ons daarom het eigendom waar wij recht op hebben, dan gaan wij voor altijd hier vandaan!' Maar de man aarzelde en wilde niet; toen namen zij hem daarop zelf alles af en gingen weg.'
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...