Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1467 resultaten - Pagina 37 van 98

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[6] Als wijn derhalve zo'n bijzondere werking heeft, kan men als heel zeker aannemen dat de oude overste van de Farizeeën zich nu zelf tot algemeen heil van ons, en ondanks zijn tevoren voorgewende totale bekering, toch weer heeft laten kennen als steeds dezelfde, onveranderlijke echte Farizeeër, een soort mens, waar zelfs de wildste dieren in de bossen het nodige respect voor hebben, om maar niet te spreken van een arme zondaar die onder hun juk gebukt gaat! -Heb ik gelijk of niet?"
Hoofdstuk 101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Onze Stahar wordt nu in een positie gebracht waarin hij zich in zijn oude Joodse Jehova-ijver zeer geërgerd zal voelen. Wat beschouwt zijn oude bijgeloof nog allemaal als zonde wat volgens het zuivere verstand nooit een zonde kan zijn, niet voor de mensen en nog minder voor God! Volgens zijn moraal valt daaronder ook het rijkelijk nuttigen van wijn en het praten met een jonge vrouw, die naar zijn idee nog niet helemaal volwassen zou kunnen zijn! Wel, als hij helemaal nuchter is, dan valt hij kennelijk niet over dergelijke kleinigheden; maar ja, hij heeft immers zelf verscheidene bekers wijn gedronken, en de natuurgeesten van de wijn hebben in zijn ingewanden nu nog van die echte oude, verharde resten van zijn oude stokblinde farizeeërdom gevonden, deze leven ingeblazen en ze min of meer in opstand gebracht. Maar in feite is de hele zaak nauwelijks waard om er een woord aan te spenderen!
Hoofdstuk 101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: 'Ja, reeds van oudsher met heel mijn leven, mijn hart en gevoel, met al mijn gedachten en mijn streven en heel mijn wil, - en nu des te meer, omdat ik de Heer heb herkend en Zijn hele wezen voor eeuwig en altijd in mijn hart en in mijn wil heb opgenomen! Ook ben ik nu in mijn woorden en mijn oordeel met betrekking tot de oude Stahar heel wat redelijker; want de mens die zich in het licht bevindt, heeft gemakkelijk praten over de nacht. Overdag is er ook wel schaduw, maar onder iedere boom is het nog altijd veellichter dan in de helderste nacht. En zoals het in de natuur is, zo is het ook in de geest! Bij wie het in hart en ziel dag wordt, die kan zich gemakkelijk druk maken over de nacht van zijn medemens; want zijn Tartarus duistere gedachten zijn nog altijd een helder licht ten opzichte van de nacht van de lichtste hemelse gedachte van een echte Farizeeër.
Hoofdstuk 102: Roclus belicht het Farizeeërdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Zo smachtten de mensen ook ettelijke duizenden jaren onder het juk van de dikste duisternis van allerlei bijgeloof. Duizend maal duizenden zochten het echte, ware levenslicht. Maar wat vonden ze? Precies datgene wat wij beiden tot op heden gevonden hebben, namelijk -niets! Wat restte tenslotte jou en mij en zo ook vele duizenden? Niets anders dan heel tactisch mooi vast te houden aan wat we hadden en wat we ons door allerlei ervaringen eigen hadden gemaakt! Nu, aan het eind van ons aardse leven hebben we niets meer gezocht, en zie, als bij toverslag is de poort van het oude godslicht opengegaan en wij ademen nu stromen licht in! Waarom dan nu en waarom vroeger niet? -Zie, zo gaat het in de wereld en zo wil de Heer het kennelijk! En waarom het juist zo en niet anders is en kan zijn, dat zal de Heer ook geheel alleen weten!
Hoofdstuk 105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. Waarom Stahar ten aanzien van de heer twijfelde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Iedere materie, als een wat ruimte en tijd betreft op zichzelf besloten geheel, kan immers alleen maar een tijdelijke bestemming hebben. Heeft zij hier echter gedurende een bepaalde periode geheel aan beantwoord, en is hiermee als met een medium een hoger levensdoel bereikt, en is de materie die vroeger een bruikbaar en gezond vat was voor een bepaald doel, half vergaan en verbrokkeld en vol gaten en zodoende voor een soortgelijk ander doel volledig onbruikbaar, -wat zou er dan verder nog van die puimsteen moeten worden?
Hoofdstuk 111: Het einde van de aardse materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Ik begrijp nu weliswaar vele en grote dingen; maar wie zal ze na mij weer begrijpen?! En omdat ik zie dat al deze vele door U, o Heer, aan ons nu duidelijk gemaakte grote dingen voor duizend maal duizend en nog eens duizendmaal duizend mensen totaal onbegrijpelijk moeten zijn, beleef ik er geen echte vreugde aan dat ik nu menig buitengewoon groots verschijnsel heel goed begrijp en doorzie, maar het waarschijnlijk voor niemand anders begrijpelijk kan maken, omdat de mensheid over het algemeen een te laag geestelijk ontwikkelingsniveau heeft!
Hoofdstuk 116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in de goddelijke liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ik stel me de zaak als volgt voor: De echte, kundige leraar treedt zijn leerling tegemoet als iemand die met een grote, gesloten lantaarn bij een mens komt die in een pikdonkere nacht verder wil trekken in de woestijn om overdag niet de kwellende hitte te hoeven verdragen. De reiziger vraagt dan wel meteen aan de gids met de gesloten lantaarn: 'Hoe zullen wij in de duisternis in de woestijn zonder licht de weg vinden? Onze kamelen en paarden zullen in deze duisternis onwillig worden en geen stap willen verzetten!
Hoofdstuk 119: Het verschil tussen een ware en valse leider - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Wie echter welgesteld is, en als zodanig alleen maar echte grote vreugde ondervindt door te geven, en de arme er niet op aankijkt dat hij hem al diverse keren een kleine gave heeft geschonken, is dan wat dit punt betreft reeds klaar om Mijn rijk binnen te gaan, als hij tenminste geen rekening hoeft te houden met een andere kleine fout in zijn ziel.
Hoofdstuk 125: De noodzaak om zichzelf te onderzoeken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Oei, dat is werkelijk een heel kwalijke zaak, en dat kan zeer hinderlijk voor mij worden nu ik me vast heb voorgenomen om voortaan alleen nog maar in Uw naam te werken! Hoe kan ik dat nu verstandig oplossen? Daar staat mijn verstand bij stil! Heer, U zou ons natuurlijk uit de verlegenheid kunnen helpen, als het Uw heilige wil was, en U zou het ook kunnen doen omdat wij in ieder geval met ons instituut nooit willens en wetens ook maar in het minst één echte kwade bedoeling hebben gehad!
Hoofdstuk 135: Te verwachten moeilijkheden in het instituut der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Wie echter een dergelijke genade van Mij gekregen heeft en geroepen is om voor de mensen in Mijn naam een leraar te zijn, moet wel bedenken dat hij die genade voor niets van Mij gekregen heeft en zich daarom niet moet laten betalen voor het doorgeven hiervan! Een echte leraar zal ook datgene wat hij voor niets van Mij gekregen heeft, voor niets doorgeven. En degenen die door hem onderwezen worden, moeten dan uit ware liefde tot Mij de leraar, die Ik naar hen gezonden heb, wel op eigen initiatief met alle liefde opnemen en op geen enkele wijze gebrek laten lijden; want het spreekt natuurlijk vanzelf, dat wat zij voor iemand doen die door Mij gezonden is, beschouwd wordt alsof ze het voor Mijzelf gedaan hebben!
Hoofdstuk 126: Naastenliefde als regelaar van spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Wel, wat zouden de verraste ouders in de andere wereld dan wel denken van jullie opwekkingsmethode, als ze daar met het echte en het gelijkende onechte kind, dat ze in deze wereld onherroepelijk als echt beschouwden, kennelijk maar al te vlug bijeenkwamen? Denk daar zelf maar een beetje over na! .
Hoofdstuk 136: De bedrieglijke opwekkingen uit de dood door de Essenen worden verboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) "Je ziet dus, dat aan gene zijde alles zichtbaar wordt en ook moet worden, omdat anders de talloze verschillende verenigingen van geesten onmogelijk zouden kunnen bestaan. En nu is het dus de vraag wat voor gezicht iemand aan gene zijde zal zetten, die hier bij de mensen hoog in aanzien stond vanwege zijn wonderbaarlijke daden, en bij wie aan gene zijde maar al te duidelijk zichtbaar wordt dat al zijn wonderdaden in feite heel gewoon bedrog waren; en al was het bedrog zelf nog zo goed bedoeld, het moest wel betaald worden en het werd als echte waar aan de blinde koper verkocht -en dat vaak voorheel veel geld!
Hoofdstuk 137: De grondregels van het vernieuwde instituut der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Het gaat me er hier niet om dat ik onze natuurlijke wonderen goedpraat, en ik ben er zelf geheel en al van overtuigd dat we daarmee te ver zijn gegaan; maar ik kan er altijd naar eer en geweten aan toevoegen dat wij daar zelf nooit iemand schade mee hebben berokkend, maar naar onze weloverwogen mening gewoonlijk steeds dubbel nut mee hebben bezorgd. Ten eerste hebben wij daarmee de tranen van vaak zeer treurige ouders gedroogd, wat toch zeker niets slechts is en kan zijn, en ten tweede hebben we hiermee kinderen van straatarme ouders op de beste manier voor hun hele aardse leven verzorgd en hun de mogelijkheid verschaft om in huizen van rijke mensen overeenkomstig de betere zeden van de huidige wereldorde ook een betere opvoeding te krijgen, terwijl ze anders in de grootste armoede zonder enige vorming echte mensachtige dieren zouden zijn geworden; en daarvan zijn er in deze tijd voorbeelden te over. Er komt geen engel uit de lichte hemelen naar beneden om zich, wat opvoeding betreft, over deze arme half dier, half mens zijnde kinderen te ontfermen; en wanneer wij, toch duidelijk betere en beschaafdere mensen, naar beste weten, inzicht en geweten iets voor hen doen op een mallier die mogelijk is, dan lopen we gevaar om voor God te zondigen en door Hem tot bedriegers van de mensen verklaard te worden!
Hoofdstuk 138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wat de uiterlijke schijn betreft, vallen de verschillen tussen een verhulde leugen en een verhulde waarheid inderdaad niet gemakkelijk op, zoals ook een echt wonder voor het onervaren, puur wereldse verstand moeilijk of helemaal niet te onderscheiden is van een vals wonder, omdat een echt wonder voor het wereldse verstand helemaal niet te controleren is, en de magiërs en valse profeten hun wonderen evenmin door het volk laten controleren als jullie dat met jullie wonderen gedaan hebben. Juist daarom moet er bij jullie nooit plaats zijn voor ook maar de kleinste leugen of het kleinste bedrog, opdat er op aarde blijvend een instituut is waarin enkel waarheid heerst, en daarmee een blijvende toetssteen aan de wereld gegeven wordt waarmee men het echte goud der waarheid goed en gemakkelijk van het valse goud kan onderscheiden!
Hoofdstuk 140: Verhulde waarheden en leugens. Valse profeten en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] De mensen zullen daar zeker verbaasd van opkijken, en sommigen zullen denken dat jullie dat ambt slecht uitgevoerd hebben, en dat jullie hebben gezondigd. Weer anderen zullen denken, dat ze te weinig geofferd hebben. En nog anderen die wat verstandiger zijn, zullen zeggen: 'Die geven heel gemakkelijk dat ambt weer terug aan de grote, onbekende God; want ze hebben het zich slechts eigenmachtig aangematigd om het blinde volk daardoor des te gemakkelijker in toom te houden, -en de goden die hun deze macht zogenaamd verleend hebben, waren de machthebbers van Rome! Maar nu is er zeker een echte god heimelijk opgetreden, die hen bedreigd heeft, en daarom leggen ze nu zonder moeite een godenambt weer terug rn de schoot van de grote, enig ware God, dat zij in werkelijkheid nooit als een door God aan hen toevertrouwd ambt hebben bezeten. Daar ze nu echter zo eerlijk zijn om dit openlijk te bekennen, is het te verwachten dat ze nog meer openlijk zullen bekennen, wat heel goed zal zijn omdat we daardoor achter menige waarheid zullen komen. De wind die hen daartoe heeft aangezet, moet onmiskenbaar een goede wind zijn!' Zo zullen de meer verstandige mensen denken en daarbij heimelijk in hun vuistje lachen.
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...