Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 37 van 131

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[3] Daarover was onze waard erg blij en hij bracht ons nog brood en wijn zoveel wij maar wilden. 'Weliswaar had hij al veel over Mij horen vertellen, maar ook hij wist nog niet wie Ik nu eigenlijk precies was, hoewel Mijn leerlingen hem een aantal aanwijzingen gaven die hij goed in zich opnam. - Spoedig daarop begaven wij ons ter ruste.
Hoofdstuk 1: De genezing van een zieke bij het bad van Bethesda (Ev.Joh. 5, 1-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] LAZARUS maakte daarover een opmerking en zei: 'Mijn vrienden! Volgens datgene wat wij gehoord, gezien en ervaren hebben, is alleen de Ene onder ons de hoogste in rang, en Die heeft voor Zichzelf juist de minste plaats uitgezocht! Hoe kunnen wij ons dan zo op onze belangrijkheid laten voorstaan, terwijl wij toch eigenlijk als zuiver sterfelijke mensen bij Hem vergeleken helemaal niets zijn?! ,
Hoofdstuk 7: De Heer met de Zijnen op een heuvel bij Bethanië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Het goed doen volgens de wil en het woord van God is en blijft eigenlijk, ook al doet de mens het uit eigen vrije wil, een genade van boven, een verdienste van de geest van God in het hart van de mens, en valt de mens alleen maar ten deel door de genade van God. -Nu weten jullie hoe de zaken staan. Jullie zijn vrij en kunnen doen wat je wilt!'
Hoofdstuk 10: De zelfbeschuldiging van de priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei: 'Ja, ja, de vlek blijft net zo lang op de ziel tot de mens volledig afziet van de zonde! Maar wie heel serieus van de zonde afziet omdat deze slecht is en de mensen te gronde richt en van God en al het goede en ware vervreemdt, die heeft ook geen vlek meer op zijn ziel en hoeft helemaal niet meer bang te zijn voor het kwade vuur van de onderwereld. Als jullie echter zo'n ontzag hebben voor de zondevlekken op jullie ziel, hoe konden jullie Mij dan aankijken, terwijl jullie nu toch ook weten wie achter Mij en eigenlijk in Mij is?! Laat dat jullie duidelijk maken hoe zwak en dom jullie nog zijn!
Hoofdstuk 19: De reiniging van de zonde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Beste vriend, dat komt door zijn bij tijd en wijle opkomende eigenbelang! Van beroep is hij pottenbakker en hij heeft daarmee op de markten veel geld verdiend. Maar toen hij over Mij hoorde, kwam ook hij naar Mij toe, hoorde Mijn woorden en zag Mijn daden. Toen vroeg hij Mij of hij ook Mijn leerling mocht zijn. Ik stond hem dat toe en zo werd ook hij Mijn leerling. Maar hij is nog steeds wat hij was, een zakenman, en geld beschouwt hij als iets onontbeerlijks voor het aardse leven; daarom wil hij dan ook graag voor altijd en eigenlijk alleen maar voor zichzelf wonderen verrichten, en zich evenals de magiërs daarvoor laten betalen. Maar omdat dit nooit verenigd kan en mag worden met Mijn wonderen, verloor hij door eigen schuld dit vermogen dat hem reeds eigen was, en daarom is hij nu steeds heimelijk in zichzelf een beetje ontevreden. Maar verder is hij van alles op de hoogte en hij is een goed spreker, en als hij iemand over Mij en Mijn zending uit de hemelen onderricht, hebben zijn woorden altijd een goede werking, en daarom is hij zoals de anderen een uit Mijn aanvankelijk tweeënzeventig leerlingen uitverkoren apostel. -Nu weet je volledig wie hij is en wat je aan hem hebt:'
Hoofdstuk 273: De geldzucht van Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Geheel naar waarheid zeg Ik jullie: Ik zou net zo gemakkelijk en eigenlijk nog gemakkelijker in de gedaante van een mens van ontzaglijke grootte, begeleid door talloze engelscharen en door vuur, bliksem en donder en storm, op aarde hebben kunnen neerdalen en met een bergen verwoestende, donderende stem jullie het nieuwe genadewoord hebben kunnen verkondigen. Er zou zeker niemand onder jullie geweest zijn die in zichzelf ook maar de geringste twijfel had kunnen laten opkomen. Want de enorme schrik en de uitzinnige angst zouden hem ogenblikkelijk dermate bevangen hebben, dat hij niet eens tot de geringste gedachte in staat geweest zou zijn. Zou dat echter iemand van nut geweest zijn voor zijn innerlijke, ware vrijwording? O, zeker niet! Dat zou een gericht zijn geweest voor iedere mensenziel, en alle harten zouden zo gebiologeerd zijn geworden dat zij gewoonweg in de hardste steen veranderd zouden zijn!
Hoofdstuk 7: De Heer met de Zijnen op een heuvel bij Bethanië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Kijk, heel in het begin waren wij eigenlijk niet zo slecht, want wij zochten in de tempel slechts de oorspronkelijke waarheid toen wij ons daar in lieten lijven! Maar wat vonden we daar? Niets dan diepe geheimen en nog eens geheimen! Vroegen wij iemand om uitleg dan heette het: 'Jullie hoeven niets anders te doen dan alleen maar te geloven! Wat de tempel zegt dat jullie geloven moeten, geloof dat zonder meer, ook al komt het jullie nog zo onzinnig, dwaas en onnatuurlijk voor; want alleen de hogepriester heeft de sleutel tot de geheimen van God en dat moet voldoende voor jullie zijn! Hij alleen offert voor jullie en het hele volk!' Wel, dat waren heel aantrekkelijke woorden, die echter jammer genoeg door de treurige geschiedenis met de hogepriester Zacharias naar ons gevoel zeer sterk aan waarde hebben ingeboet, want daarna zagen wij bij onszelf pas heel goed in, dat Mozes, alle profeten en de hele Schrift helemaal niets voor konden stellen. Want als ze werkelijk iets voorstelden dan konden onze meerderen onmogelijk zo ontzettend gewetenloos handelen!
Hoofdstuk 11: De goede voornemens van de pasbekeerde joodse priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Nadat wij er ons van overtuigd hadden dat in dit opzicht geen enkel woord van de Schrift waarheid bevat, lieten ook wij al onze kwade hartstochten de vrije loop en werden wij in feite nog erger dan een heel legioen van de ergste duivels. Want die wijken voor de naam van de Allerhoogste; wij echter weken niet, maar werden daardoor nog kwader en boosaardiger. Kijk, alwijze, algoede en hoogst rechtvaardige Heer en Meester, omdat wij dus eigenlijk merendeels door het slechte voorbeeld van onze meerderen in de toestand gebracht zijn waarin wij ons nu bevinden, is onze hoop op Uw vergeving van onze zonden nog groter, daar wij ons nu allen vast voorgenomen hebben alle zonden te verafschuwen en zuiver volgens Uw leer te leven, - ook al zou dat ons zelfs ons aardse leven kosten!'
Hoofdstuk 11: De goede voornemens van de pasbekeerde joodse priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen de maaltijd voorbij was, dankten allen weer, en daarna gingen de joden op weg naar Jeruzalem. De tempeldienaren en de hogepriester zetten aanvankelijk grote ogen op toen de twintig reeds zeer bejaarde priesters beweerden dat zij nu een verre reis wilden gaan maken; maar omdat zij bij hen daarvoor veel goud en zilver achterlieten, gingen zij tenslotte toch accoord en wensten hun veel geluk op de reis. De twintig namen snel afscheid en verspreidden zich in de grote stad, zodat men niet zo gemakkelijk zou kunnen ontdekken welke weg zij eigenlijk insloegen. Maar zij kenden buiten de stad een Griek die altijd een grote voorraad Griekse kleren had en daarmee handel dreef Daar gingen zij heen, kochten Griekse kleren bij hem en lieten hun eigen kleren achter, hetgeen de Griek erg verbaasde. Uit nieuwsgierigheid begon hij toen heel omzichtig te vragen wat deze verkleedpartij toch wel te betekenen had.
Hoofdstuk 16: De bekeerde priesters breken met de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] Toen de genezen mensen Mij zagen, vielen zij van dankbaarheid letterlijk voor Mij op hun knieën en wilden Mij echt aanbidden, want zij waren reeds van Martha en Maria te weten gekomen wie Ik eigenlijk was.
Hoofdstuk 24: De genezingen van de Heer in een plaatsje bij Bethlehem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[25] Ook deze nacht gingen we eigenlijk niet naar bed, maar bleven op de zachte banken zitten en rustten in het warme vertrek volkomen uit, te meer daar wij nog tot diep in de ochtend rust hielden. Daarom gebruikten wij ook geen ochtendmaal; het middagmaal was daarentegen des te royaler. Ook onze bekende Philopold uit Kana, bij de grens van Samaria, was hierbij uitgenodigd en nog enige andere vrienden van Mij en Kisjonah.
Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Wat zei hij dan eigenlijk, en wat vroeg hij? Hij had vragen te over!
Hoofdstuk 26: De filosofische vragen van Philopold - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] 'Heer', zei hij (PHILOPOLD), 'wanneer ik goed nadenk over wat U ons geleerd heeft bij de oude Marcus, dan zijn tijd en ruimte, zoals wij die hier op aarde kennen, door bepaalde periodes en feiten en in de vormen die in de ruimte voorkomen, begrensd en meetbaar; maar op zichzelf zijn zij eeuwig en oneindig, hetgeen eigenlijk een en hetzelfde is.
Hoofdstuk 26: De filosofische vragen van Philopold - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Kijk, tussen 'van eeuwigheid', 'vroeger' en 'nu' bestaat eigenlijk in Mijn bestaan, evenals in Mijn zijn, en in Mijn aanwezig zijn, helemaal geen verschil voor wat Mijn zuiver goddelijke Ik betreft! En als dat niet zo was, heus, dan zou Ik in dit mensenlichaam geen macht en heerschappij hebben over de hele materiële schepping der natuur; want alle schepselen met hun tijd en ruimte verhouden zich slechts subjectief tot Mij, hun Object; omdat alles uit Mij is en niet Ik uit alles.
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Als huidig Subject, in de gestalte van lichamelijk mens, ben Ik echter Zelfgeringer dan, en ondergeschikt aan het eigen eeuwige Object in Mij, hoewel Ik juist door Mijn strenge onderworpenheid eigenlijk volledig één ben met het eeuwige Object; want zonder die strenge subjectiviteit van Mijn huidige uiterlijke persoonlijkheid, zou zo'n innige samensmelting nooit mogelijk zijn.
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...