Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1914 resultaten - Pagina 37 van 128

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[1] Ik zei: Jouw ervaring is juist, en Ik heb Zelf hier in het land van de joden en ook bij de Grieken verscheidene mensen van dergelijke kwalen bevrijd. Er bestaan dus werkelijk zulke mensen, die een bepaalde tijd door boze geesten in bezit genomen worden, echter alleen maar wat hun lichaam betreft, zonder dat de ziel van zo'n bezetene daardoor ook maar in het minst geschaad kan worden.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] De slechte geesten die het vlees van een mens in bezit nemen zijn in werkelijkheid zielen van gestorven mensen, die ooit op de wereld een verdorven leven hebben geleid, en dat terwijl ze heel goed wisten dat het slecht was waar ze mee bezig waren.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wanneer jullie echter in het vervolg zulke bezetenen zullen aantreffen, moeten jullie hun in Mijn naam de handen opleggen, dan zullen de slechte geesten de bezetene verlaten. Mochten jullie echter iemand tegenkomen die door een hardnekkige geest bezeten is, bedreig dan die geest, dan zal hij onmiddellijk gehoorzamen aan wie hem ernstig en in vol geloof in Mijn naam bedreigd heeft! Want waar Mijn leer door jullie aan de mensen verkondigd wordt, is het niet meer nodig dat ook de duivels vanuit het vlees van een bezetene het geheel vervallen geloof bij de mensen moeten oprichten. Waar engelen onderwijzen, moeten de duivels op de vlucht gejaagd worden!
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Het hart heeft een speciaal voor zichzelf levend mechanisme in zich, waardoor het voortdurend moet uitzetten en dan weer samentrekken, daardoor wordt het bloed, dat het lichaam doet leven, met de andere daaruit ontstane sappen naar alle lichaamsdelen gepompt. En door de samentrekkende beweging neemt het hart het bloed ook weer in zich op, om het met nieuwe voedingsstoffen te verzadigen en het vervolgens opnieuw naar buiten te pompen, om er de meest uiteenlopende lichaamsdelen mee te voeden. In deze ontelbaar vele en meest uiteenlopende onderdelen van het lichaam wonen even zovele verschillende natuurgeesten die de stoffen, die aan hen beantwoorden en die nodig zijn voor de voeding en instandhouding van het door een dergelijke geest beheerste lichaamsdeel, uit het bloed halen en ze vervolgens opnemen in de lichaamsdelen die door hen, dat wil zeggen door de geesten zelfbeheerst worden; zo maken ze het hele lichaam krachtiger en sterker, en zonder deze voortdurende eigen activiteit van het hart zou de mens wat zijn lichaam aangaat geen uur lang leven.
Hoofdstuk 24: De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Bij mensen die een waar en levend licht geloof hebben komt bezetenheid al helemaal nooit voor, omdat de ziel van de mens en ook de geest daarin het lichaam zodanig doordringen, dat er geen vreemde en wellicht ook nog boze geest in een zuiver en van geest doortrokken vlees kan binnendringen. Maar wanneer de ziel van een mens duister, vleselijk en materieel is geworden en daardoor ook angstig en vreesachtig, ziek en zwak, zodat ze geen weerstand kan bieden aan een vreemde indringer, dan kan het ook gemakkelijk gebeuren dat de slechte zielen, die zich na het uittreden uit hun lichaam meestal ophouden en hun kwade praktijken uitoefenen in die lagere regionen van deze aarde waar mensen van hun slag in het vlees leven, soms in het lichaam van een zwak mens binnendringen; ze nestelen zich dan meestal in het meest zinnelijke onderlichaam en beginnen zich als vreemde en steeds slechte geesten door middel van het vlees van de bezetene naar buiten toe te uiten.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Waar je dus op deze aarde een plaats hebt, heb je ook een plaats voor de wereld van de geesten, die in feite natuurlijk geen materiële maar een geestelijke plaats is, omdat die ontstaat uit een zekere fantasie van de geesten door middel van hun wil.
Hoofdstuk 33: De plaats van de geestenwereld (19.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Laten we bijvoorbeeld een mens nemen, die een groot verlangen in zich draagt om de maan, de zon en ook de sterren nader te leren kennen. Wanneer de ziel van zo'n mens haar lichaam aflegt, is haar materiële plaats al daar, waar haar liefde haar heeft heengetrokken en geplaatst. Daar zal ze ook weldra met de geesten van die werelden in contact komen en zich zeer actief gaan verdiepen in hun aldaar geldende opvattingen en studies.
Hoofdstuk 33: De plaats van de geestenwereld (19.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam weer één van de in Emmaüs bekeerde Farizeeën die een schriftgeleerde was, naar voren en zei: 'Heer en Meester! Wij weten nu wel hoe het naar waarheid gesteld is met de bezetenen en wie in de grond van de zaak de boze geesten zijn, waardoor hier en daar het lichaam van een mens in bezit wordt genomen; maar in de Schrift wordt niettemin heel nadrukkelijk gesproken over de werkelijke, aartsboze duivels en over hun vorst, satan, en tevens gezegd dat satan, die ook Lucifer genoemd wordt, en een ontelbaar groot aantal engelen die zich naar hem gericht hebben door God verstoten zijn en in het eeuwige hellevuur zijn geworpen.
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] En als de zwakheid van een mens eenmaal tot een gloeiende hartstocht is geworden, bevindt hij zich al helemaal in de toestand van het gericht van de materie en de boze geesten daarvan, en dan is het moeilijk voor hem om zich daarvan los te maken.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Zolang er evenwel geen mensen op een hemellichaam bestonden, waren er daar ook geen persoonlijke duivels, maar alleen gerichte en ongegiste geesten in alle materie van een hemellichaam; tot de materie behoort alles wat jullie met je zintuigen waarnemen.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Dergelijke geesten, al zijn ze ook niet van het goede en zuivere soort, kunnen dus voor een mens niet gevaarlijk worden, en het is goed om voor zulke zielen te bidden. Want het gebed van een van ware liefde en erbarmen vervulde ziel in vol liefdesvertrouwen op Mij heeft een goede invloed op zulke werkelijk arme zielen aan gene zijde, want het vormt een bepaalde stof van levensether om hen heen, waarin zij als in een spiegel hun gebreken en tekortkomingen zien, zich beteren en daardoor gemakkelijker tot het levenslicht komen.
Hoofdstuk 38: Over het bidden voor de overledenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Hierop kwam de Romein Agricola weer naar voren en zei: 'Aha, gaat het er in dergelijke nesten zo aan toe? Goed, dat ik ook dit nu uit de mond van de meest waarachtige getuige gehoord heb! Dit soort spookgeesten zal ik wel weten uit te drijven! Ook bij ons in Europa ken ik een groot aantal van zulke beruchte nesten, en aan de praktijken van zulke geesten van vlees en bloed zal spoedig een einde gemaakt worden!'
Hoofdstuk 39: Over ruïnes waar geesten spoken (30.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Ik zei: 'Dat het zo koel is, is voor de huid wel een beetje onaangenaam, maar het is wel versterkend voor lichaam en ziel; want nu trekken de zuiverder geesten in de lucht aan ons voorbij. Maar als het voor jullie te kil is, wil Ik wel zorgen dat het bij jullie van binnenuit wanner wordt. Wij anderen blijven echter in deze zuivere temperatuur!'
Hoofdstuk 44: De natuurgeesten van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Toen zei Agricola tegen Mij: 'Heer en Meester, hebben de geesten die nu aan ons voorbijtrekken eigenlijk ook een op zichzelf staande gestalte, of vloeien ze zo vormloos in elkaar over, zoals in de zee de ene druppel water in de andere?'
Hoofdstuk 44: De natuurgeesten van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] T oen zei Agricola: 'Heer en Meester, wat voor speciale bestemming hebben deze geesten eigenlijk? Ontstaat in de materiële wereld uit hen pas al datgene waarvoor zij kennelijk de aanleg in hun vormen in zich dragen, of zijn het in zekere zin de zielen van gestorven planten en kruiden en bomen en insecten?'
Hoofdstuk 44: De natuurgeesten van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...