Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1346 resultaten - Pagina 37 van 90

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[5] Toen zeiden DE LEERLINGEN, behalve de joodse Grieken en de twaalf: 'Ja, in dat geval heeft het geen zin dat wij met Hem rondtrekken! Het harde en ongelooflijke begrijpen wij niet -en daarom kunnen wij het ook niet geloven. Hem volledig zuiver liefhebben is ook niet zo makkelijk, omdat Hij Zich tegenover ons nu echt op een wijze gedraagt die ons weinig voor Hem kan innemen. Daarom doen we er goed aan weer op Mozes terug te vallen, want hij is voor ons duidelijker en begrijpelijker. God liefhebben betekent toch alleen maar Zijn geboden houden, en daarom hopen wij eens ook zonder het geloof aan deze raadselachtige lessen zalig te worden.'
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Deze dieren horen eigenlijk in de grote oceaan thuis; maar ten tijde van de grote vloed van Noach zijn zij in deze binnenzee terechtgekomen en sinds die tijd leven zij hier en zullen zij nog een paar honderd jaar hier blijven leven.
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] De mensheid was ten tijde van Noach niet zo goddeloos als jullie wel denken; zij was echter tegenover de God die zij maar al te goed kende, trots en erg hoogmoedig geworden en wilde zich in alle ernst tegen Hem verzetten en Hem Zijn macht afhandig maken. Zij deed wat ze wilde; en hoewel haar vanuit de hemel de meest wijze wetten gegeven werden, trad zij die met voeten en deed precies het tegendeel.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Zo wist hij door zijn welbespraaktheid overal een rechtvaardiging voor te vinden, en het was moeilijk met hem te redetwisten. Hij bracht het met zijn spitsvondige drogredenen zo ver, dat hij net als de Spartanen en Kretenzers diefstal zelfs als een in noodgevallen rechtvaardige zaak voorstelde en Mozes van zwakzinnigheid beschuldigde omdat hij iedere diefstal zonder meer als zondig betitelde. Hij bedacht echter niet dat geoorloofde, en zelfs noodzakelijke diefstal de mensen mettertijd tot grote traagheid verleid zou hebben, en dat niemand ook maar gewerkt of gespaard zou hebben als hij geweten had dat zijn eventuele voorraad al gauw verraden en hem direct door de noodlijdenden afgenomen zou worden. Hoe zou het er dan echter met de naastenliefde en met de kennis van God uitzien als dit gebruik bij de mensen wettelijk zou worden toegestaan?!
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Een voornaam MAN UIT KAPÉRNAUM, die Simon Petrus erg goed kende, riep hem bij zich en zei: 'Beste vriend! Je weet dat ik altijd vis van je kocht en je huis zoveel mogelijk ondersteund heb; maar het duurt nu al meer dan een jaar dat jij en een aantal rechtschapen en degelijke mensen helemaal voor niets met de Nazareese profeet rondtrekken en je daardoor een hoop vijanden bij de Joden op de hals haalt. Tegelijkertijd verwaarlozen jullie je huis en je familie, en dat kan God volgens de wetten van Mozes niet welgevallig zijn! Het is wel waar dat de Nazareeër af en toe heel buitengewone tekenen doet en je bijna in de verleiding zou komen hem voor een door God gezalfde profeet te houden; maar hoor je hem daarna spreken, dan weet je niet of er iets in z'n bovenkamer niet in orde is, of dat hij opzettelijk zoveel onzin uitkraamt dat een normaal mens het niet aan kan horen, zoals bijvoorbeeld gisteren in de school. Iedereen was benieuwd naar wat hij daar zou zeggen, omdat men al zoveel over zijn werkelijk buitengewone krachten zelf meegemaakt had en veel van zeer geloofwaardige ooggetuigen had gehoord; maar zijn toespraak van gisteren was toch zo dom, dat iedereen zich daaraan wel flink moest ergeren! Waarlijk, als jullie van hem niets beters leren, dan zijn jullie ter wille van jezelf en nog meer ter wille van jullie brave gezin, erg te beklagen! -Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 58: Petrus en de rijke inwoner van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'Zijn ook jullie dan nog blind, en onthouden jullie niets van wat Ik jullie zeg? Heb je vorig jaar niet die rijke jongeman gezien? Hij vroeg Mij wat hij moest doen om het eeuwige leven te bereiken. En Ik zei tegen hem dat hij de geboden moest houden en God boven alles en de naaste als zichzelf moest liefhebben. Toen bezwoer de jonge man dat hij dat al vanaf zijn kinderjaren had gedaan. Maar Ik zei daarop:'Goed dan, als je meer wilt, verkoop dan je hele bezit, verdeel de opbrengst onder de armen, en kom dan en volg Mij, dan zul je je daardoor een grote schat in het hemelrijk verwerven!' Meteen werd de jongeman treurig, keerde ons de rug toe en ging weer verder. Maar Ik maakte toen tegen jullie de opmerking, dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald* (* Een smalle neveningang bij de hoofdpoort van Jeruzalem ten tijde van Jezus) gaat, dan dat een rijke in de hemel komt. Toen waren jullie daar verbaasd over en dachten dat er dan maar heel weinigen in het hemelrijk zouden komen. En Ik zei tegen jullie, dat voor de mensen veelonmogelijk lijkt wat echter bij God nog altijd heel goed mogelijk is.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Maar Ik ontdek nu nog een heel speciale vraag bij Mijn nieuwe leerlingen, en die is:'Ja, als nu juist het vrijwel geheel ontbreken van geloof aan een ware God de eigenlijke basis moet zijn voor de rijpheid van de mensen ten opzichte van God, dan begrijpen wij niet waarom God ten tijde van Noach, toen het geloof in een waarachtige God bij de mensen ook totaal verdwenen was, niet naar hen is toegekomen zoals nu naar ons en hun op eigen grond en bodem een leer heeft gegeven waarmee ze in vrijheid het eeuwige leven konden verkrijgen! Waarom liet God toen liever de erge zondvloed komen om de mensheid die God vergeten had te verdelgen?'
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Weer anderen, die nog tot de oude Joden behoren zoals er in Samaria een aantal zijn, zeggen: De inzettingen van Mozes zijn goed, en men moet zich eraan houden, of ze nu van God of alleen maar van Mozes afkomstig zijn. Wie zich aan de inzettingen houdt, faalt niet, of er nu een God is of helemaal geen. Men moet het goede alleen doen omdat het goed is, en het slechte nalaten omdat het slecht is.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Reeds ten tijde van Samuël zijn de mensen trager en arbeidsschuwer geworden. Zij begonnen zich voor bepaalde soorten werk te schamen en lieten dat alleen door bepaalde gehuurde knechten en meiden verrichten. De rijken legden hun handen in de schoot en lieten de anderen voor zich werken. Wie het hardst voor hen gewerkt had, kreeg ook het meeste loon, wat ook juist was; maar daardoor werden de rijken een soort kleine heersers, die beslist geen knechtenwerk aan wilden pakken, maar slechts aan knechten en dienstmeiden werk opdroegen en dit zelf met geen vinger aanraakten.
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Toen zei DE WAARD: 'Ja, Heer, dat is waarlijk ook niet zo helemaal op natuurlijke wijze gebeurd! De bouwmeesters waren Joses en Joël, respectievelijk zonen van Jozef en stiefbroers van U. Maar het ging heel wonderlijk. Zij hadden slechts twee helpers en toen zij de ceders begonnen te bewerken, kostte dit werk dat anders minstens tien dagen gevergd zou hebben, nauwelijks een dag, en het verbinden van de bomen, het opzetten van het dak en het leggen van de vloeren, evenals het vervaardigen van alles wat zich in de zaal bevindt, kostte net zoveel tijd als de tijd die de Heer volgens Mozes nodig had voor het scheppen van de wereld.
Hoofdstuk 80: Het bezoek bij de waard in Kana. De genezing van het zieke kind. Een evangelie voor zogende moeders. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] IK zei: 'Laat dat; want niemand ter wereld kan Mij iets geven wat hij niet eerst van God heeft gekregen, en dus ook jij niet! Maar leef volgens de leer die jullie allen hier gegeven werd, heb God lief boven alles en je naaste als jezelf, en houd de jou bekende geboden van Mozes en leer deze ook aan de Grieken, dan schenk je Mij het beste en waardevolste offer! En ook alle andere mensen moeten dat doen, dan zullen zij leven in de waarheid en in de genade van God, de Schepper en Vader van alle mensen!
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ik ben zoveel mogelijk toch nog een van degenen die redelijk trouw zijn aan de instellingen van Mozes, en ik ben wat betreft geestelijke zaken steeds het liefst en het meest met de belangrijkste wijze mensen van alle nationaliteiten omgegaan, en zij wisten uiteindelijk geen van allen over het betreffende onderwerp iets meer te zeggen dan ikzelf. De Romeinen zeggen, en met hen ook de Grieken: 'Dat is nu juist de noodlottige sluier van Isis, die tot op heden nog door geen sterveling is opgelicht! ' Ja, dat is heel mooi gezegd, en er zit ook veel waarheid in; maar daar hebben we jammer genoeg niets aan! Want een dode voelt, hoort en ziet niets meer, en wij, die nog aan dit leven knagen als wormen aan een verrot stuk hout, zien, horen en voelen van de gestorvene ook niets anders meer dan zijn dode, stinkende lichaam, dat weinige jaren later tot stof en as wordt. Dus, Heer en Meester, U, die het leven zelfbent volgens Uw leer, geef mij, en eigenlijk ons allen, daarover een duidelijke uitleg, wat ik U smeken mag! Want waarlijk, met de duistere gedachte aan de dood, aan het graf en aan de vernietiging wil ik niet graag nog een jaar leven!'
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Als Ik van de mensen die Ik goed doe, geld zou willen aannemen, zou Ik rechtstreeks tegen Mijzelf getuigen, en zou Ik niet Diegene zijn die Ik ben; want als Ik jullie schatten uit de hemelen breng en geef, omdat Ik daartoe de macht heb, kan Ik Mij daarvoor niet met dode materie laten betalen. Jullie mensen kunnen dat echter wel met mate en doelgericht doen; want ook Mozes heeft voorgeschreven dat priesters en richters door het volk gevoed en onderhouden moeten worden, en het tiende deel van alles moeten krijgen wat geoogst wordt op de akkers en in de wijnbergen en ook van de huisdieren. Maar Ik en Mijn leerlingen zullen dat niet nodig hebben; want wie levensmeester wordt zoals Ik, zal deze middelen daarna niet voor zijn onderhoud nodig hebben. Waar zij ook heen zullen gaan, alles wat zij nodig hebben, zal hun van boven gegeven worden. Want al het goede wat jullie de Vader in de hemel in Mijn naam zullen vragen, zal Hij jullie zonder meer geven.'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Daarop zei DE EERSTE APOLLOPRIESTER, die eigenlijk de voornaamste astronoom was: 'Ik heb toch in Diathira in Opper-Egypte onder de grote zodiak in de tempel van Cronus zorgvuldig de tijdrekening, de astronomie en de wonderbare astrologie bestudeerd, en wel volgens het nieuwe systeem van de grote Ptolemaeus*, (* N.B. Dit is noch Ptolemaeus, de jongere astronoom, noch een van de koningen, maar deze voor de wereldgeschiedenis geheel verloren geraakte Pdolomeuz (veldmeter) leefde 400 jaar na de tijd van Mozes. Hij moet echter ook niet verwisseld worden met Pdolomeuz van Diathira, die de zodiak berekende. Pdolomeuz betekent zoveel als 'veldmeter', 'landmeter'. Vergeet dit niet! (J.L.) )en is dat nu opeens allemaal niets waard?! Maar wat moet men dan denken bij het zien van die fantastische sterrenbeelden aan de hemel? Moeten die dan in alle ernst geen andere en belangrijker betekenis hebben, dan dat ze alleen maar door hun schijnsel 's nachts deze aarde heel spaarzaam verlichten?! Waartoe dienen dan al die groeperingen, die altijd hetzelfde blijven? Waarvoor die verschillen in grootte en kleur? Heus, dat is toch wel een zware beproeving voor ons! Maar hoe het ook zij, wij zullen zien wat zijn leerlingen ons voor nieuws vertellen zullen!'
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Nu zei PETRUS: 'Maar Heer, als wij ooit weer eens helemaal onder elkaar zijn, dan zou U ons daar wel enige wenken over kunnen geven! Want ik zeg nu zelf: de profeten, en met name de vier grote, zoals ook Mozes, Elia, David en Salomo, hebben veel opgeschreven - maar voor wie? Buiten ons heeft nog geen enkele schriftgeleerde, hoe wijs ook, ze behoorlijk begrepen, wij begrijpen er ook maar heel weinig van, en de na ons komenden zal het beslist geen haar beter vergaan. En toch zijn die boeken voor mensen en niet voor andere schepselen geschreven. Maar wat hebben de mensen eraan als zij die nooit of te nimmer behoorlijk begrijpen?'
Hoofdstuk 101: De Heer verklaart de geschiedenis van Daniël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...